ECLI:NL:OGEAM:2021:68

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
100.00142-20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van het Gerecht in Sint Maarten inzake gewapende overval en opzetheling

Op 17 februari 2021 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992, die werd beschuldigd van meerdere gewapende overvallen en opzetheling. De verdachte was gedetineerd in Point Blanche en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.H.M. Ibrahim. Tijdens de openbare terechtzitting op 27 januari 2021 heeft de officier van justitie, mr. S. Withfield, gevorderd dat de verdachte voor verschillende feiten zou worden veroordeeld, waaronder een gevangenisstraf van 16 jaren. De benadeelde partij heeft zich gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van 2.050 Amerikaanse dollars.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. Na beoordeling van de bewijsstukken heeft het Gerecht geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de meeste ten laste gelegde feiten, en heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 (primair), 2, 3, 4, 5 (primair en subsidiair), 6, 7, 8, 9 en 11. Echter, het Gerecht heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling en diefstal met geweld, gepleegd met een vuurwapen, en heeft hem hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.

De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit dat de schade zou hebben veroorzaakt. Het vonnis is uitgesproken door mr. G.P. Verbeek, bijgestaan door mr. D. den Haan, op 17 februari 2021.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00142/20

Uitspraak: 17 februari 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats 1],
adres: [adres 1] te [woonplaats],
thans gedetineerd in Point Blanche te Sint Maarten.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.H.M. Ibrahim, advocaat in Sint Maarten.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich namens [benadeelde bedrijf] ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. S. Withfield, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 (subsidiair), 2, 4, 5 (subsidiair), 7, 8, 9, 10 en 11 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot
een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 2.050, - Amerikaanse dollars, referte ten aanzien van de gevorderde gederfde inkomsten en niet-ontvankelijkverklaring van die benadeelde partij in de kosten die gemaakt zijn voor het vervangen van de sloten. Voorts vordert zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast verzoekt zij om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding en op vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd. Afschriften van de dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging zijn aan dit vonnis gehecht.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak zonder nadere motivering van feit 1 (primair), 3, 5 (primair) en 6
Het Gerecht is met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat voor het onder 1 primair, 3, 5 primair en 6 ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De verdachte zal daarom zonder nadere motivering van deze feiten worden vrijgesproken.
Vrijspraak feit 2, 4, 5 (subsidiair), 7, 8, 9 en 11
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder 2, 5 subsidiair, 7, 8, 9 en 11 wettig en overtuigend bewezen kan worden en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Volgens de officier van justitie moet het totale beeld, zoals dat uit het onderzoek [onderzoek naam 1] naar voren komt, bij de bewijsvraag van de afzonderlijke feiten worden betrokken. Zij acht vaak sprake van eenzelfde modus operandi en maakt gebruik van schakelbewijs.
Beoordeling door het Gerecht
Het Gerecht is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hiervoor genoemde ten laste gelegde feiten. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.

Schakelbewijs

Uit vaste rechtspraak volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs (in de vorm van zogenaamd schakelbewijs) onder omstandigheden is toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte.
Door de officier van justitie zijn de volgende bij meer dan één overval voorkomende feiten en omstandigheden naar voren gebracht: (onnodig) geweld jegens het slachtoffer, gestolen opwaardeerkaarten, overvallen op Chinese supermarkten, zilveren revolver, licht blauwe tas, grijze handschoenen, zwart witte sportschoenen en een zwarte leren jas met capuchon en een camouflage vissershoed.
Anders dan de officier van justitie acht het Gerecht de voorgaande feiten en omstandigheden niet dermate uniek en/of kenmerkend dat deze kunnen worden gebruikt als schakelbewijs. Vrijwel iedere overval wordt onder (een aantal van) deze feiten en omstandigheden gepleegd. Daarbij komt dat de feiten en omstandigheden die door de officier van justitie zijn aangevoerd, per ten laste gelegd feit vaak verschillen. De omstandigheden zijn niet zodanig dat ze per definitie bij deze ‘dadergroep’ horen. In de bespreking van de feiten hieronder zal daarom voorbij worden gegaan aan het door de officier van justitie aangevoerde schakelbewijs.

Ten aanzien van feit 2

Op 4 januari 2020 heeft K.P. NG aangifte gedaan van diefstal met geweld op de [bedrijf 1]. Daarbij zijn telefoon opwaardeerkaarten en een geldbedrag buitgemaakt. Er zijn ook camerabeelden van de overval. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen, nummer 2008141100.AMB, dat de verdachte met zijn telefoonnummer ([telefoonnummer 1]) gebruik heeft gemaakt van twee gestolen opwaardeerkaarten, toebehorende aan de [bedrijf 1], tussen 6 januari 2020 om 15:58 uur en 15:59 uur. Het enkele feit dat de verdachte twee dagen na de overval gebruik heeft gemaakt van gestolen opwaardeerkaarten, acht het Gerecht onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte de overval heeft gepleegd.

Ten aanzien van feit 4

Op 23 februari 2020 omstreeks 19:53 uur is een overval gepleegd op [bedrijf 2]. De overval is gepleegd door twee daders en door hen zijn sieraden weggenomen. De daders zijn gevlucht in een door een derde dader bestuurde wagen.
Voorafgaand aan deze overval hebben enkele telefoongesprekken plaatsgevonden die mogelijk in verband kunnen worden gebracht met (de voorbereiding van) deze overval. Ook de verdachte heeft aan aantal van deze gesprekken deelgenomen. Bovendien straalt de telefoon van de verdachte in de (ruime) omgeving van de plaats van de overval aan rondom het tijdstip van de overval.
Hoewel het Gerecht zich realiseert dat dit aanwijzingen zijn dat de verdachte een aandeel heeft gehad in dit feit en de verdachte minst genomen de schijn tegen zich heeft, is voor het Gerecht niet in voldoende mate komen vast te staan dat de verdachte als (mede)pleger bij deze overval betrokken is geweest. Daarbij is van belang dat blijkens het dossier door de politie vermoed wordt dat vier tot zes daders op enigerlei wijze bij deze overval betrokken zijn geweest. Eén van deze daders heeft als chauffeur van de vluchtauto gefungeerd en anderen hebben mogelijk staan posten. Dat laatste betreft allemaal gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht. Nu niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld of, en zo ja, welke rol de verdachte bij deze overval heeft gespeeld, zal hij van dit feit worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 5 (subsidiair)

Op 3 maart 2020 is er een overval gepleegd op de [benadeelde bedrijf]. In het dossier bevinden zich onder andere 3 aangiftes en camerabeelden waarop de overval te zien is. Naast deze bewijsmiddelen bevat het dossier tapgesprekken van de verdachte, maar de inhoud van deze tapgesprekken is volgens het Gerecht onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing. Deze tapgesprekken zien op het regelen van een motorfiets kort voordat de overval op [benadeelde bedrijf] plaatsvindt maar een meer concrete aanwijzing dat deze gesprekken in direct verband staan met de overval ontbreekt.

Ten aanzien van de feiten 7, 8 en 9

Op 18 januari 2020 zijn er drie overvallen gepleegd op de [bedrijf 3], de [bedrijf 4] en de [bedrijf 5]. Naast de aangiftes bevinden zich in deze dossiers de camerabeelden ten tijde van de overvallen op deze supermarkten. Slechts bij twee van deze overvallen is zeer kortstondig een klein deel van het gezicht van de dader te zien. De verdachte wordt niet herkend op de camerabeelden en het enkele feit dat de telefoon van de verdachte ten tijde van de overval aanstraalt op zendmasten in de buurt van de supermarkten, maakt niet dat wettig en overtuigend is bewezen dat hij de overvallen heeft gepleegd en/of daarbij betrokken is geweest.

Ten aanzien van feit 11

Op 19 februari 2020 is er een overval gepleegd op de [bedrijf 6]. Het dossier bevat – naast drie aangiftes – ook tapgesprekken die zes dagen voor de overval gevoerd zijn door de verdachte, maar de inhoud van deze gesprekken duidt op geen enkele wijze op (de voorbereiding van) het plegen van een overval. Voorts kan worden vastgesteld dat zeven dagen na de overval de daarbij gestolen telefoon door aan de verdachte toebehorende telefoonnummers is gebruikt maar dat is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat hij enige betrokkenheid heeft gehad bij de overval op de [bedrijf 6].
Conclusie van het Gerecht
De verdachte zal gelet op het voorgaande worden vrijgesproken van de feiten 2, 4, 5 (subsidiair), 7, 8, 9 en 11.
Bewezenverklaring feit 1 (subsidiair) en feit 10
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder subsidiair onder 1 ten laste gelegde en het onder 10 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. (subsidiair)
hij in de periode van 23 mei 2019 tot en met 29 mei 2019, te Sint Maarten,
telefoon opwaardeerkaarten, heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die opwaardeerkaarten, wist of begreep dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
10.
hij op 25 januari 2020 te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met anderen
een geldbedrag en telefoonkaarten (merk: UTS en/of Tellcell), dat geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [bedrijf 7], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door een vuurwapen aan die [slachtoffer]te tonen.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hiernavolgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.

Feit 1 (subsidiair)

1.
Het proces-verbaal van aangifte, nummer 1905141145.AAN, voor zover inhoudendede verklaring van aangever [manager bedrijf 8]:
I am de manager of the [bedrijf 8] at the [adres 2]. Today, May 23rd 2019, at approximately 11:30 AM my supermarket was robbed at gunpoint. (…) The guy entered the cash register and went with my backpack. My backpack was behind the counter. I was supposed to pay some of my suppliers so there was quite some money in my backpack. I had about US$ 6.000, - in my backpack. Furthermore, the robber took UTS phone cards from behind the counter. The robber also took the money out of de cash-register. There was approximately US$ 600, - in the cash-register. The sire-numbers of the stolen UTS phone cards are CD10 126250-1263549(15415) and CD 114250-114449(15416).
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, nummer 1906211527.AMB, voor zover inhoudende de bevindingen van de verbalisant:
Op 23 mei 2019, omstreeks 11:30 uur, had een diefstal met geweld plaatsgevonden bij [bedrijf 8]gelegen op de [naam straat 1] te [wijk].
De serie nummers van de weggenomen opwaardeerkaarten betreffen:
- CD10 126250 – 126349 (15415)
- CD5 114250 – 114449 (15416)

$5-reeks

Tussen de periode 23 mei 2019 13:17 uur en 29 mei 2019 03:12 uur werden er uit de opgevraagde reeks 44 opwaardeerkaarten gebruikt door 19 unieke telefoonnummers, waaronder:
[telefoonnummer 2]
3.
Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, nummer 2007101345.VE04, voor zover inhoudendede verklaring van de verdachte [verdachte]:
O: If you are saying that you did not receive anything from the robbery how come we see that you used the stolen telephone cards from [bedrijf 7] again. Just like in the case of [bedrijf 8]
V: What do you have to say about that?
A: Well miss like I tell you It has this black-market chat and a lot of items come there. How am I supposed to know it's stolen?
V: What are you trying to say, that you bought the telephone cards on the black market?
A: Yeah, I already bought cards on the black market before.
V: From who did you receive these cards?
A: I bought it on the black market. The person came and brought It for me.
V: How much you bought the card for?
A: they gave me 2 X $5 cards for 5 dollars. It's not the first time either.
V: How many times?
A: I cannot remember how much times but many times.
V: Do you always buy 2 for 5 dollars?
A: Yes, It’s always that same deal.
(…)
A: I know my number is [telefoonnummer 1].

Feit 10

1.
Het proces-verbaal van aangifte, nummer 202001251600.AAN, voor zover inhoudendede verklaring van aangever [slachtoffer]:
I was behind the counter but not by the register when the robbers came in., they were wearing white coveralls. They were dark colored and spoke English. One had a silver-colored gun. He opened the register and took the money. I am not sure how much money was in the register, but they also took the phone cards. The phone cards were from UTS and Telcell. Then they left. I do not know if or what they were driving.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, nummer 2001280850.AMB, voor zover inhoudende de bevindingen van de verbalisant:
Op 25 januari 2020 omstreeks 15:00 uur werd de [bedrijf 7] market gelegen aan de [adres 3], door twee daders, slachtoffer van een diefstal met geweld en van het dagelijkse opbrengst en Chippie opwaardeerkaarten beroofd. Beveiliging video werd veiliggesteld.

Afbeelding 1

Te zien is wanneer de verdachte auto, zijnde een blauwe Hyundai i10, voor het eerst voorbij de ingang van [bedrijf 7] voorlangs rijdt.

Afbeelding 3

Beide daders zijn nu van binnen te zien. De eerste dader is nu achter de toonbank te zien. Er is te zien dat dader 2 een chrome kleurig revolver in zijn rechterhand heeft. De andere dader heeft geen wapen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, nummer 2006101500.AMB, voor zover inhoudende de bevindingen van de verbalisant:
Op 25 januari 2020 omstreeks 15:00 uur werd de [bedrijf 7]market gelegen aan de [adres 3], door twee daders, slachtoffer van een diefstal met geweld en van het dagelijkse opbrengst en Chippie opwaardeerkaarten beroofd. Op video van de zaak is te zien wanneer een blauwe Hyundai i10 op de [naam straat 2] voorlangs rijdt in de richting van [naam straat 3].
De volgende dag werd van de Franse autoriteiten door gekregen dat er ook overvallen op de Franse zijde waren gepleegd met een blauwe Hyundai i10 dat gevonden en inbeslaggenomen was. De twee daders droegen dezelfde witte schilders overals en had een zilverkleurig revolver als bij [bedrijf 7].
Het is het vermoeden dat de daders de blauwe i10 ergens bij [naam appartementen complex] aan de [naam straat 3] had geparkeerd en van daar naar [bedrijf 7] hadden gelopen. Video werd daarom van het bedrijf [bedrijf 9] aan de [naam straat 3] opgevraagd om de vlucht route van de auto te bepalen.

Beelden [bedrijf 9]:

Te zien is wanneer een blauwe Hyundai i10 op de [naam straat 3]voor [bedrijf 9] van voren en achteren langs rijdt na het tijdbestek van de overval. Door het waas van de camera was het moeilijk om de juiste kentekenplaat te bevestigen.
Tijdens het uitkijken van de videobeelden bij [bedrijf 9] zijn "screenshots" van de Hyundai i-10 en kentekenplaat genomen.
[foto van auto met kentekennummer is weggehaald]

Beelden:

Vanwege de lage kwaliteit van de pixels is de nummerplaat beter zichtbaar op het computerscherm. Door de kwaliteit van de afbeelding aan te passen wordt gezien dat de nummerplaat in feite [kentekennummer] is.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, nummer 2008061405.AMB, voor zover inhoudende de bevindingen van de verbalisant:
Op 25 januari 2020, omstreeks 15:25 uur heeft aan soortgelijk incident
plaatsgevonden bij da [bedrijf 10], te [wijk], Saint Martin. Aldaar werd de supermarkt door twee gemaskerde mannen, beide gekleed in een witte schilderoverall met capuchon en een handvuurwapen, beroofd.
Naar aanleiding van de overeenkomsten werd bij het Openbaar Ministerie, te Philipsburg aan vergadering tussen de Franse – en Nederlandse autoriteiten gehouden.

Bevindingen met betrekking tot onderzoek [onderzoek naam 2]

Diefstal met geweld te [bedrijf 10] [wijk]
Twee individuen gaan de supermarkt binnen. Zij zijn gekleed in witte overals, hun gezichten verborgen achter sjaals en dragen een hoofddeksel. Een van hen draagt een revolver. De tweede draagt handschoenen.
Na hun daad vluchten ze in een gereedstaande blauwe auto die later wordt geïdentificeerd als een blauwe Hyundai i10 voorzien van kenteken [kentekennummer] die wordt bestuurd door een derde persoon.
Door de gendarmerie werden de volledige camerabeelden bekeken. Op de beelden werd onder andere gezien dat de blauwe Hyundai i10 voorzien van het kenteken [kentekennummer]parkeert in de laan vlak bij de supermarkt. De bestuurder stapt uit en loopt naar tot aan de straat. Hij brengt zijn telefoon aan zijn oor, komt terug bij de auto en stapt in op de plaats van de bestuurder. Om 15:25 uur stappen twee individuen uit het linker achterportier. Zij zijn beiden gekleed in een witte overal.

Bevindingen verkeerspolitie

Op 22 januari 2020, omstreeks 11:00 uur werd door de gemotoriseerde brigade van de gendarmerie een Hyundai i10 voorzien van kenteken [kentekennummer] gecontroleerd. De bestuurder bleek te zijn: [verdachte], geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats 1] en gebruikmakend van het telefoonnummer [telefoonnummer 1]. [Verdachte] gaf aan dat hij het voertuig op 11 januari 2020 had gehuurd.
Aan het personeel van de gemotoriseerde brigade van de gendarmerie werd een afbeelding van de bestuurder op 25 januari 2020 getoond. Zij geven aan dat het individu overeenkomt met [verdachte].

Verhoor getuige [getuige]

Op 27 januari 2020 werd een getuige verklaring opgenomen van de [getuige]. Zij gaf aan de eigenaar te zijn van de inbeslaggenomen Hyundai i10. Ze heeft de blauwe Hyundai i10 voorzien van kenteken [kentekennummer] verhuurd aan [verdachte], geboren op [geboortedatum] in de [geboorteplaats 2], gebruikmakend van telefoonnummer [telefoonnummer 1]. [Verdachte] heeft het voertuig gehuurd van 11 januari 2020 tot en met 26 januari 2020. Het voertuig werd door [verdachte] op 26 januari 2020 teruggebracht zonder kentekenplaten.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, nummer 2006091140.AMB, voor zover inhoudende de bevindingen van de verbalisant:
Teneinde te achterhalen wat de batchnummers zijn van de weggenomen opwaardeerkaarten is personeel van het Special Unit Robberies op maandag 27 januari 2020 teruggegaan naar aangever [slachtoffer]. Aangeefster [slachtoffer] gaf aan dat zij de opwaardeerkaarten had gekocht had via het bedrijf [bedrijf 11], te [adres 4]. Zij gaf aan dat zij de kwitantie niet kon vinden, maar dat zij een afschrift van de kwitantie
konden verkrijgen bij [bedrijf 11].
Vervolgens is het personeel van de Special Unit Robberies naar [bedrijf 11] op de [naam straat 4] gegaan. Aldaar werd een Invoice verkregen ten name van [bedrijf 7], [naam dorp 1] en voorzien van nummer 20726 en de datum 12/18/2019.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, nummer 2003261130.AMB, voor zover inhoudende de bevindingen van de verbalisant:
[overzicht telefoonnummer 1 opgewaardeerd met gestolen telefoonkaarten]
7.
Het proces-verbaal van bevindingen, nummer 2006091300.AMB, voor zover inhoudende de bevindingen van de verbalisant:

Resultaat gebruikte opwaardeerkaarten

Op 9 juni 2020 werd van UTS een lijst batchnummers en serienummers van
opwaardeerkaarten ontvangen die in de periode 25 januari 2020 en 30 januari 2020 zijn opgewaardeerd met de voornoemde telefoonnummers.
Uit de verkregen lijst is gebleken dat:
- Telefoonnummer [telefoonnummer 3], in gebruik bij [medeverdachte], in de periode 25 januari 2020 tot en met 26 januari 2020 is opgewaardeerd met veertien (14) opwaardeerkaarten uit batchnummer 15416. De gebruikte kaarten zijn voorzien van serienummers: 289525 tot en met 289531, 289533 tot en met 289537, 289542 & 289543
- Telefoonnummer [telefoonnummer 1], in gebruik bij [verdachte], in de periode 25 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 is opgewaardeerd met drie (3) opwaardeerkaarten uit batchnummer 15416. De gebruikte kaarten zijn voorzien van serienummers: 289501, 289504 & 289511
- Telefoonnummer [telefoonnummer 4], in gebruik bij de vader van [verdachte], in de periode 26 januari 2020 tot en met 30 januari 2020 is opgewaardeerd met drie (3) opwaardeerkaarten uit batchnummer 15416. De gebruikte kaarten zijn voorzien van serienummers: 289539, 201116 & 297306.
8.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, nummer 2007101345.VE04, voor zover inhoudendede verklaring van de verdachte [verdachte]:
foto van auto met kentekennummer is weggehaald]
V: Whose car is this?
A: That car is a rental from a lady in [dorp 2]
V: Who rented this car?
A: I rented it. Let me explain you. The lady had cars on special for 25 dollars a day. I rented it from her for 25 dollars and then posted it on the black-market chat for rent and I was charging 45 dollars. I rented it out without the lady knowing. I rented it from the lady on my name. It's not the first time that I did this. I've done it couple times already.
(…)
V: We have information that you rented this car and that you were the driver of this car on the Dutch and French side. Is that correct?
A: No, the first time when I rented the car, I rented it out. I posted the car on black market and posted my price to it. I only had the car for the first day and the last day.
(…)
O: If you are saying that you did not receive anything from the robbery how come we see that you used the stolen telephone cards from [bedrijf 7] again. Just like in the case of [bedrijf 8].
V: What do you have to say about that?
A: Well miss like I tell you It has this black-market chat and a lot of items come there. How am I supposed to know It's stolen?
V: What are you trying to say, that you bought the telephone cards on the black market?
A: Yeah, I already bought cards on the black market before.
V: From who did you receive these cards?
A: I bought it on the black market. The person came and brought It for me.
V: How much you bought the card for?
A: they gave me 2 X $5 cards for 5 dollars. It's not the first time either.
V: How many times?
A: I cannot remember how much times but many times.
V: Do you always buy 2 for 5 dollars?
A: Yes, It’s always that same deal.
Bewijsoverwegingen

Algemene inleiding

In de periode van 23 mei 2019 tot en met 3 maart 2020 zijn er op Sint Maarten een groot aantal diefstallen met geweld gepleegd. Enkele diefstallen zijn in zeer korte tijd van elkaar gepleegd en/of het signalement van de daders kwam overeen. Gelet op de overeenkomsten zijn deze diefstallen ondergebracht in het overkoepelende onderzoek [onderzoek naam 1]. Een belangrijke start in het vinden van de daders zijn de telefoon opwaardeerkaarten die tijdens een aantal overvallen zijn buitgemaakt. Door het identificeren van de gebruikers die met hun telefoon en telefoonnummers deze opwaardeerkaarten hebben gebruikt zijn de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] in beeld gekomen en uiteindelijk als verdachten aangehouden.

Bewijswaardering feit 1 subsidiair

Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het subsidiair onder feit 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de gestolen opwaardeerkaarten. Datzelfde geldt ten aanzien van een redelijk vermoeden hiertoe. De verdachte heeft verklaard op welke wijze hij aan de opwaardeerkaarten is gekomen. Hij koopt opwaardeerkaarten op straat (de zwarte markt). Daarbij koopt hij twee opwaardeerkaarten voor de prijs van één.
Beoordeling door het Gerecht
Uit de bewijsmiddelen blijkt voldoende dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Daarbij overweegt het Gerecht als volgt.
Op 23 mei 2019, omstreeks 11:30 uur, is er een overval gepleegd op de [bedrijf 8], waarbij onder andere telefoon opwaardeerkaarten zijn weggenomen. De verdachte heeft gebruik gemaakt van vijf gestolen opwaardeerkaarten. Hij heeft daarover verklaard dat hij zijn telefoonkaarten op de zwarte markt koopt, twee voor de prijs van één. Naar het oordeel van het Gerecht heeft te gelden dat degene die telefoonkaarten voor de helft van de nominale prijs kan kopen beseft dat het er dik inzit dat die telefoonkaarten van diefstal afkomstig zijn. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de verdachte dan ook willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze telefoonkaarten van misdrijf afkomstig waren. Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Het verweer wordt verworpen.

Bewijswaardering feit 10

Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte samen met anderen de overval op [bedrijf 7] heeft gepleegd. Uit de stukken blijkt niet waaruit de bijdrage van de verdachte heeft bestaan. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en dus geen sprake van medeplegen.
Beoordeling door het Gerecht
Op 25 januari 2020 is er omstreeks 15:00 uur een overval gepleegd op [bedrijf 7] te Sint Maarten. In het dossier bevinden zich naast de aangifte ook camerabeelden, waarop twee daders te zien zijn. Tijdens de overval zijn telefoon opwaardeerkaarten en een geldbedrag gestolen. Vanaf zes uur na de overval heeft de verdachte zijn telefoon met telefoonnummer ([telefoonnummer 1]) vijf keer opgewaardeerd met gestolen opwaardeerkaarten, afkomstig van [bedrijf 7].
Uit de bewijsmiddelen volgt tevens dat dezelfde daders van de overval kort daarna een overval hebben gepleegd op [bedrijf 10] op St. Martin. De verdachte is bij die laatste overval herkend als de bestuurder van de auto waaruit even later de twee daders in een witte overall zijn gekomen.
Volgens vaste rechtspraak is van medeplegen sprake bij een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders. Daartoe dient de bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht te zijn. De rechter dient – indien er sprake is van gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband worden gebracht – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Verder kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen. De rechter mag bij zijn bewijsoordeel in aanmerking nemen dat de verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven.
Geen van de verdachten heeft iets verklaard over de wijze waarop de plannen voor het plegen van de overval tot stand zijn gekomen. De verdachte heeft een ongeloofwaardige verklaring afgelegd dat hij de Hyundai op de dag van de overvallen niet heeft gebruikt. Op basis van de uiterlijke verschijningsvorm, te weten: de verdachten zijn met zijn drieën op pad gegaan om twee overvallen te plegen, (vermoedelijk) zijn de overvallen uitgevoerd door de mededaders van de verdachte, de verdachte heeft telkens een vluchtweg verzorgd en de verdachte is in het bezit gekomen van een deel van de buit, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft zich dan ook als medepleger schuldig gemaakt aan de overval op [bedrijf 7].
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:397 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

opzetheling.

Het onder 10 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:291 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door een of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 25 januari 2020 schuldig gemaakt aan een gewapende overval gepleegd op [bedrijf 7]. Onder bedreiging van een vuurwapen heeft de verdachte samen met zijn mededaders een geldbedrag en meerdere telefoon opwaardeerkaarten buit gemaakt. Een dergelijk feit heeft niet alleen het slachtoffer angst aangejaagd en gedupeerd, maar ook de relatief kleine Sint Maartense samenleving in het algemeen in beroering gebracht.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van telefoon opwaardeerkaarten. Door zo te handelen heeft de verdachte een misdrijf dat door een ander is gepleegd, begunstigd. Dergelijke feiten bevorderen het plegen van diefstallen en houden een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand. Daarnaast veroorzaken deze feiten schade en overlast voor de gedupeerde bedrijven.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf heeft het Gerecht rekening gehouden met straffen die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen door de rechter plegen te worden opgelegd. Op een diefstal met geweld met bedreiging van een vuurwapen staat volgens de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. Strafverhogend is het feit dat de overval in vereniging is gepleegd. Gelet op het feit dat het Gerecht minder feiten bewezen dan de officier van justitie, zal de op te leggen straf lager zijn dan door de officier van justitie is geëist.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde]heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedraagt 3.894, -Amerikaanse dollars.
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde handelen onder feit 5, waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, wordt de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:62, 1:123, 1:136, 2:291 en 2:397 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 primair en subsidiair, 6, 7, 8, 9 en 11 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 10 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G.P. Verbeek, bijgestaan door mr. D. den Haan, (zittingsgriffier), en op 17 februari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten.
uitspraakgriffier: