ECLI:NL:OGEAM:2021:6

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
SXM202001094-KG 182/2020
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdige opzegging van arbeidsovereenkomst als gevolg van de Corona-crisis getroffen maatregelen

In deze zaak heeft de eiser, een timmerman, een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, de gedaagde, vanwege achterstallig loon als gevolg van de Corona-crisis. De eiser stelt dat hij recht heeft op zijn volledige loon, ongeacht of hij daadwerkelijk is tewerkgesteld, omdat hij een arbeidsovereenkomst heeft voor 45 uur per week. De gedaagde heeft echter betoogd dat er geen 45-urige arbeidsovereenkomst is en dat hij alleen loon verschuldigd is voor daadwerkelijk gewerkte uren. De eiser heeft zijn vordering onderbouwd met de stelling dat de werkgever geen recht heeft om het loon te weigeren, zelfs niet in tijden van crisis, en dat de werkgever niet heeft aangetoond dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd.

De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd en dat de eiser recht heeft op zijn loon. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde eenzijdig heeft besloten om geen loon meer te betalen zonder overleg met de eiser. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om het achterstallige loon te betalen, evenals het loon dat vanaf een bepaalde datum verschuldigd is, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. De rechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van de eiser toegewezen.

Het vonnis benadrukt het belang van goede arbeidsrelaties en de verplichtingen van werkgevers om hun werknemers te betalen, zelfs in moeilijke tijden. De rechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, wat aangeeft dat de gedaagde in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM202001094- KG 182/2020
Vonnis in kort geding van 22 januari 2021
inzake
[eiser],
wonende in Sint Maarten,
eiser,
gemachtigde: mr. Suhendra T. Leon,
tegen
[gedaagde],
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. K. Huisman.
Partijen zullen hierna "[eiser]" en "[gedaagde]" worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij een op 13 november 2020 ter griffie van dit Gerecht ingediend kortgedingverzoekschrift heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen [gedaagde]. Bij brief van 26 november 2020 heeft de gemachtigde producties in het geding gebracht. De gemachtigden hebben de zaak op 27 november 2020 bepleit. Zij hebben pleitaantekeningen overgelegd. Partijen hebben ondanks het mailbericht van
10 december 2020 waarin nog melding wordt gemaakt van een vaststelling tussen partijen het Gerecht op 4 januari 2021 bericht dat zij vonnis wensen.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
eiser] is op grond van een schriftelijke arbeidsovereenkomst vanaf
11 juni 2018 als timmerman in dienst bij [gedaagde] tegen een brutoloon van US $ 12,50 per maand. Deze arbeidsovereenkomst is tweemaal schriftelijk verlengd laatstelijk op 13 december 2018 voor de duur van 3 maanden tot 13 maart 2019. In deze verlenging is bepaald:
Thereafter, if Employer is satisfied with the performance of Employee, and Employee wishes to continue in the service of Employer, this Labor Agreement may be renewed for an additional period of 6 months.
Ook is hierin in artikel 4 bepaald:
"HOURS OF WORK:Normal working hours will be from 07:00 a.m. to 04:00 p.m. Mondays to Fridays and Saturdays from 07:00 am to 12:00 noon with 15 minutes break at 09:00 and Y2 hour Lunch-break at 12:00 noon or/to one hour is unpaid, and 15 minutes break at 03:00 pm. Employee will be informed by Supervisor/Foreman if and when it is necessary to work beyond the normal call of duty. Overtime of (150%) will be paid only in excess of 45 hours for the week. If Employee is late for work or fails to report to work for his normal call of duty without proper excuse/notification, he/she will not be paid for the time no work was performed, and management reserves the right to terminate the working relationship with Employee."
en in artikel 5:
"COMPENSATION:Employee will be paid on the basis of $12.50 per hour (gross). Calculation of wages will be processed on a Bi-Weekly basis. The week of pay will not be processed for payment but will be processed the following pay day. Taxes as stipulated by Sint Maarten law will be deducted, with-held and paid to the relevant authorities. Employee will not be paid if no work is performed."
2.2.
Bij brief van 22 oktober 2020 heeft [eiser] doen sommeren om het achterstallige loon te betalen. In deze brief is verder vermeld dat:
(...)
Client is employed with you in the position of Carpenter. In august 2020 you informed client he was not longer needed and that you would call him when you would have worked available for him. You have not paid client since August 24, 2020.
Client has a permanent employment agreement with you. It does not matter if you have worked available or not, client is entitled to receiving the agreed salary.
This is not the first time you have informed client that you do not have work for him and consequently did not pay his salary. Other examples are December 9, 2019 to December 22, 2019, December 23, 2019 to January 4, 2020 and March 23, 2020 to May 16, 2020. Client is also entitled to his full salary for the periods mentioned.
(. )
Furthermore, client remains available to resume work, and you are hereby requested to allow
to return to work.
(-)

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert -zakelijk weergegeven- dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt (i) om het tot en met 13 november 2020 achterstallige loon van US $ 17.596,25 te betalen (ii) om het vanaf 14 november 2020
verschuldigde loon van US $ 1.125,00 per twee weken te betalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd (iii) om de wettelijke verhoging te betalen berekend over deze bedragen (iv) de wettelijke rente te betalen berekend over deze bedragen en (v) in de kosten van het geding te vermeerderen met rente.
3.2.
Aan de vordering legt [eiser] de stelling ten grondslag dat hij voor 45 uur per week dient te worden betaald en dat [gedaagde] dat niet heeft gedaan en nog steeds niet doet. De omstandigheid dat [eiser] niet 45 uur per week is tewerkgesteld, is volgens [eiser] niet van belang. Nu hij een 45 uren contract heeft, dient hij ook voor 45 uren te worden betaald. Als [gedaagde] voor [eiser] geen werk heeft, is dat een omstandigheid die voor risico en rekening komt van [gedaagde] en niet van [eiser]. Ook bij ziekte dient A[gedaagde] het gehele loon aan [eiser] te betalen, en niet slechts 80% zoals [gedaagde] heeft gedaan. [gedaagde] dient namelijk tijdens ziekte gedurende betrekkelijk korte tijd 100% van het overeengekomen loon aan [eiser] te betalen.
3.3.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat partijen geen 45 uren arbeidsovereenkomst hebben gesloten. Op grond van de arbeidsovereenkomst dient [gedaagde] slechts voor de daadwerkelijk gewerkte uren loon te betalen en dus niet standaard 45 uren per week. Dit is ook de gebruikelijke gang van zaken in het bedrijf van [gedaagde]. Voor de andere werknemers van [gedaagde] geldt precies hetzelfde. [eiser] heeft zich ook niet eerder op het standpunt gesteld dat hij voor 45 uren per week dient te worden betaald. Hij is hiermee akkoord gegaan, althans heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Partijen zijn slechts een uurloon overeengekomen. Zouden partijen een 45-urig dienstverband zijn overeenkomen, had het in de rede gelegen dat partijen toch een maandsalaris zouden zijn overeengekomen. De vakantiedagen worden bovendien op grond van de bepaling van artikel 6 van de verlengde arbeidsovereenkomst berekend aan de hand van de gewerkte uren: dus niet aan de hand van een vast aantal. Subsidiair neemt [gedaagde] het standpunt in dat op grond van gewijzigde omstandigheden een salarisaanpassing is gerechtvaardigd. [gedaagde] verwijst naar de Covid 19 pestilentie die tot deze aanpassing noopt. In augustus 2020 is het laatste bouwproject afgerond en nadien heeft [gedaagde] geen omzet meer gemaakt. Er is geen werk meer, zodat [eiser] ook niet kan worden tewerkgesteld. Ook beroept [gedaagde] zich op een beginsel: "share the pain, share the burden".
3.4.
Op deze stellingen van partijen zal het Gerecht hierna nader ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
De aard van de vordering brengt een spoedeisend belang mee.
4.2.
Een werknemer behoort op grond van het goed werknemerschap op redelijke voorstellen van de werkgever verband houdende met gewijzigde omstandigheden in het algemeen positief in te gaan en een werknemer mag dergelijke voorstellel alleen afwijzen wanner aanvaarding ervan redelijkerwijs niet van hem kan worden
gevergd. Zulks wordt niet anders als het zou gaan om gewijzigde omstandigheden die in de risicosfeer ligt van de werkgever. Bij de beantwoording van de vraag tot welke gevolgen een wijziging van de omstandigheden voor een individuele arbeidsrelatie kan leiden, dient te worden onderzocht of de werkgever daarin als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsovereenkomst, en of het door hem gedane voorstel redelijk is. In dat kader moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, waaronder de aard van de gewijzigde omstandigheden die tot het voorstel aanleiding hebben gegeven en de aard en ingrijpendheid van het gedane voorstel, alsmede - naast het belang van de werkgever en door hem gedreven onderneming de positie van de betrokken werknemer aan wie het voorstel wordt gedaan en diens belang bij het ongewijzigd blijven van de arbeidsvoorwaarden. Nu de werknemer op deze wijze beschermd wordt tegen onredelijke voorstellen van de werkgever, en nu vervolgens nog dient te worden onderzocht of aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de werknemer kan worden gevergd, is het belang van de werknemer bij een ondanks de veranderde omstandigheden ongewijzigd voortduren van de arbeidsvoorwaarden voldoende gewaarborgd.
4.3.
Het geschil tussen partijen kenmerkt zich hierdoor dat [gedaagde] als gevolg van de Corona-crisis en de hiertegen door de overheid van Sint Maarten getroffen maatregelen aan [eiser] geen voorstel tot wijziging van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan. [gedaagde] heeft zonder enig overleg, eenzijdig, beslist om in maart en april 2020 en na augustus 2020 geen loon meer aan [eiser] te betalen.
4.4.
Het beroep op gewijzigde omstandigheden gaat dus niet op. Ook het beroep op een door [gedaagde] aangevoerde beginsel van "share the pain, share the burden" gaat reeds op deze grond niet op nog daargelaten dat dit beginsel geen geldend recht in Sint Maarten is. Aan de Covid 19 pestilentie kan dus geen argument worden ontleend om geen loon meer te betalen temeer niet nu [gedaagde] niet heeft aangevoerd dat de arbeidsovereenkomst voor of na augustus 2020 is geëindigd. [gedaagde] voert namelijk aan dat er geen werk is en dat [gedaagde] op deze grond geen loon aan [eiser] is verschuldigd.
4.5.
Voorshands is het Gerecht van oordeel dat partijen een 45-urige werkweek zijn overeengekomen. Dat volgt niet alleen (erg duidelijk) uit de bepaling van artikel 5 van de verlengde arbeidsovereenkomst ook is in de arbeidsovereenkomst geen bepaling opgenomen op grond waarvan [eiser] ervan moet uitgaan dat hij alleen recht op loon heeft als [gedaagde] hem voor het werk oproept -en als [gedaagde] dat niet doet- [eiser] zijn aanspraak op loon verliest. Uit de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst en de verlengingen volgt niet dat partijen een oproepcontract als voorovereenkomst of een oproepcontract als arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht zijn aangegaan. Zou dat de bedoeling van [gedaagde] zijn geweest had het op haar weg gelegen om dat te bedingen en dat beding vervolgens
1
in duidelijke bewoordingen in de arbeidsovereenkomst op te nemen hetgeen zij tot driemaal toe heeft nagelaten. Dat het aantal vakantiedagen van [eiser] op grond van artikel 6 van de arbeidsovereenkomst wordt berekend aan de hand van gewerkte dagen kan hieraan niet afdoen. Deze formulering gaat namelijk ook uit van 15 vakantiedagen per jaar gelijk de hoofdregel uit hoofde van de Vakantieregeling 1949 van 3 maal het aantal overeengekomen werkdagen per week. Voor een zesdaagse werkweek gaat deze regeling uit van minimaal vijftien vakantiedagen op jaarbasis. De formulering in de verlenging beoogt kennelijk deze minimale opbouw van 15 dagen.
4.6.
De stelling dat [eiser] met de door [gedaagde] voorgestane werkwijze akkoord is gegaan, is niet onderbouwd. De omstandigheid dat [eiser] zijn urenstaten/ klokkaarten voor akkoord heeft ondertekend, betekent niet dat [eiser] akkoord is gegaan met een beloning alleen voor gewerkte uren. [eiser] heeft geen rechten prijs gegeven door de ondertekening van klokkaarten.
4.7.
Dat [gedaagde] andere werknemers ook alleen loon betaalt voor gewerkte uren is voor de beoordeling in dit geding niet van belang.
4.8. [
gedaagde] beroept zich nog op het wettelijke uitgangspunt van artikel 7A:1614b BW (geen arbeid, geen loon). Uit de bepaling van artikel 7A:1614d BW volgt dat de werknemer zijn aanspraak op loon niet verliest als de werknemer bereid is de bedongen werkzaamheden te verrichten maar de werkgever hiervan geen gebruik maakt door zijn schuld of als gevolg van een voor zijn risico komende verhindering. De omstandigheid dat [gedaagde] geen werk meer heeft en dat alle bouwprojecten zijn afgerond, is een voor risico en rekening van [gedaagde] komende omstandigheid. [eiser] behoudt onder deze omstandigheden zijn aanspraak op loon bij voortduren van de arbeidsovereenkomst.
4.9.
Op grond van het voorgaande dient [gedaagde] loon aan [eiser] door te betalen. Per twee weken dient [gedaagde] vanaf 1 september 2020 het bedrag van (90 uren x US $ 12,50=) US $ 1.125,00 bruto aan [eiser] te betalen totdat de arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd. Het vanaf 1 september 2020 verschuldigde loon zal worden vermeerderd met de wettelijke verhoging van 20% alsmede de wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid van het loon totdat de arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd.
4.10.
Voor zover de loonvordering betrekking heeft op de periode voor 1 september 2020 zal het Gerecht deze vordering grotendeels afwijzen nu over deze periode de verschuldigdheid van het loon gemotiveerd is weersproken en voor de beoordeling hiervan bewijslevering nodig zal zijn waarvoor in dit kort geding geen plaats is. Deze betwisting geldt overigens niet voor het bedrag van de tweewekelijkse periode 7-9 in 2020 (3x US $ 1.125,00=) US $ 3.375,00 dat hierna derhalve wel zal kunnen worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 20%
en de wettelijke rente vanaf opeisbaarheid van het loon tot de algehele voldoening van dit loon.
4.11.
Als de overwegend in het ongelijk gesteld partij zal [gedaagde] in proceskosten worden veroordeeld die aan de zijde [eiser] kunnen worden begroot op:
  • kosten exploit NAf 229,50
  • salaris gemachtigde NAf 1.500,00
totaal NM 1.729,50
4.12.
Het vonnis zal wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.13.
Het meer of anders gevorderde zal het Gerecht afwijzen.

5.De beslissing

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:

5.1.
verleent [eiser] gratis admissie;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] het tot en met augustus 2020 verschuldigde brutoloon van US $ 3.375,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente vanaf opeisbaarheid van het loon tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] vanaf 1 september 2020 tot het einde van het dienstverband het brutoloon van US $ 1.125,00 per periode van twee weken te betalen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente vanaf opeisbaarheid van het loon tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten vallende aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op NAf 1.729,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening;
5.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst of het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.T.M. Luijks, rechter, en op 22 januari 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.