Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
of the documentation submitted, and of the explanation provided, to the effect that the peoples of the Netherlands Antilles and Surinam have expressed, through their freely elected representative bodies, their approval of the new constitutional order, and takes note also of the opinion of the Government of the Netherlands;
that, without prejudice to the position of the United Nations as affirmed in General Assembly resolution 742 (VIII) of 27 November 1953, and to such provisions of the Charter of the United Nations as may be relevant, on the basis of the information before it as presented by the Government of the Netherlands, and as desired by the Government of the Netherlands, cessation of the transmission of the information under Article 73 e of the Charter in respect of the Netherlands Antilles and Surinam is appropriate.
on that list.
I wish to inform you as follows.
3.Het geschil
article 73 of the United Nations Charter can no longer be applied the the Netherlands Antilles”, niet zijnde resolutie 945 (X); subsidiair indien zo’n resolutie niet voorhanden is,
Non-Self Governing Territories’ worden vermeld. Het doel van de vordering is om na vaststelling van de koloniale status van de eilandgebieden van de voormalige Nederlandse Antillen te bewerkstelligen dat de bepalingen van de artikelen 44, 50 en 51 uit het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (‘het Statuut’) worden geschrapt alsmede het ambt van ‘Gouverneur’ als vertegenwoordiger van de Koning in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Volgens PSF dient het Statuut te worden gewijzigd om uiteindelijk de dekoloniale status voor de eilandgebieden van de voormalige Nederlandse Antillen te verwerven.
4.De beoordeling
par in parem non habet imperium.Niet valt in te zien waarom de Staat der Nederlanden ten overstaan van de civiele rechter van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten dient te verschijnen en waarom de Staat der Nederlanden zich ten overstaan van een civiele rechter in Sint Maarten voor ‘
acta iure imperii’dient te verantwoorden. De rechtsbescherming van particulieren komt hierdoor niet in de knel omdat justitiabelen, zoals PSF, hun eventuele vordering op de Staat der Nederlanden aan (een van de) gerechten in de Staat der Nederlanden ter beoordeling kunnen voorleggen.
NJ1994,403 - kan geen argument worden ontleend dat in koninkrijksverband over de staatsimmuniteit en de immuniteit van jurisdictie van de landen anders moet gedacht. Deze bepaling en dit arrest zien slechts op de vatbaarheid van tenuitvoerlegging van rechterlijke vonnissen en bevelen in het gehele Koninkrijk der Nederlanden dat blijkens het arrest van de Hoge Raad als een rechtsgebied moet worden beschouwd. Artikel 40 van het Statuut en het vermelde arrest hebben geen betrekking op de vraag of in het Koninkrijk der Nederlanden een uitzondering dient te worden gemaakt op de regel van internationaal gewoonterecht dat een land zich voor ‘
acta iure imperii’ niet hoeft te verantwoorden voor een gerecht van een andere land. Het Statuut geeft in artikel 12a en 38a voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen en de landen onderling. Ook hierin is geen uitzondering gemaakt op de immuniteit van jurisdictie van de landen van het Koninkrijk in de andere landen van het Koninkrijk voor zover het betreft staatshandelingen [2] . Het Gerecht is niet bekend met (andere) rijkswetgeving waarin een uitzondering op de regel van internationaal gewoonterecht is gemaakt. De voorlopige conclusie luidt dan ook dat landen zich ook in koninkrijksverband voor staatshandelingen met succes kunnen beroepen op immuniteit van jurisdictie.