Uitspraak
1.1. Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak hebben eisers, I. [eiser] en II. [eiseres], beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning met als doel gezinsvorming. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Justitie van Sint Maarten, die stelde dat het gezinsverband was verbroken door de scheiding tussen de echtgenoten en de minderjarige. De eisers voerden aan dat de afwijzing onterecht was en vroegen het Gerecht om de beschikkingen te vernietigen en zelf in de zaak te voorzien of de verweerder op te dragen nieuwe beschikkingen te nemen.
De procedure begon met de indiening van beroepschriften op 14 augustus 2020, waarna verweerder op 23 september 2020 een verweerschrift indiende. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 december 2020. Het Gerecht oordeelde dat, hoewel er een tijdsverloop was van meer dan twee jaar tussen de aanvragen en de bestreden beschikkingen, er geen opzettelijke vertraging door verweerder was aangetoond. Het Gerecht concludeerde dat de leeftijd van de minderjarige en zijn taalvaardigheid een rol speelden in de beoordeling van zijn kansen op succesvol onderwijs in Sint Maarten.
Het Gerecht oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag van de minderjarige niet onterecht was en dat de weigering van de aanvragen van eiseres voldoende gemotiveerd was. De uitspraak benadrukte dat de belangen van de minderjarige en eiseres niet zwaarder wogen dan het algemeen belang van Sint Maarten. Het Gerecht verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat de eerdere beslissingen van de Minister van Justitie in stand blijven.