ECLI:NL:OGEAM:2021:48

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
Lar 38/2020, SXM202000556
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van medische kosten na vertrek zonder toestemming voor behandeling in het buitenland

In deze zaak heeft eiser, zonder toestemming van verweerder, medische behandeling gezocht in India voor een aandoening aan zijn linkeroog. Eiser diende op 20 maart 2019 een verzoek tot vergoeding van medische kosten in, welke door verweerder op 2 april 2019 werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 29 april 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 maart 2021, die via videoverbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij zich beroept op het vertrouwensbeginsel. Hij stelt dat een baliemedewerkster van verweerder hem had geadviseerd om naar het buitenland te gaan voor behandeling en dat hij erop vertrouwde dat zijn kosten vergoed zouden worden.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiser zonder de wettelijk vereiste toestemming naar India is vertrokken. De rechter oordeelt dat er geen bewijs is van een trage besluitvorming door verweerder en dat de goedkeuring voor behandeling in de Dominicaanse Republiek al was verleend. Het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt afgewezen, omdat de baliemedewerkster geen ondubbelzinnige toezegging heeft gedaan. Het Gerecht concludeert dat het beroep ongegrond is en verklaart de bestreden beschikking van verweerder te handhaven. De uitspraak is gedaan op 19 april 2021.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 19 april 2021
Zaaknummer: SXM202000556 - LAR00038/2020
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
[eiser],
eiser,
gevolmachtigde: mr. A. RICHARDSON,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTEN VERZEKERING,
verweerder,
gemachtigden: mrs. B.G. HOFMAN EN M.M. HOFMAN-RUIGROK.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 29 april 2020, waarin is aangegeven dat het bezwaarschrift van eiser, gericht tegen de beschikking van verweerder van 2 april 2019, ongegrond is verklaard.

2.Procesverloop

Namens eiser is op 22 juni 2020 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift ingesteld ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 21 juli 2020 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 22 maart 2021. In verband met de Covid-19 maatregelen is gebruik gemaakt van een videoverbinding ten behoeve van bijzondere rechter mr. J. Sybesma. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigden voornoemd. Partijen hebben hun standpunten verder toegelicht aan de hand van schriftelijke pleitaantekeningen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

3.1.
Het Gerecht gaat vanuit de volgende vaststaande feiten.
- Eiser is gediagnostiseerd met een medische aandoening aan zijn linkeroog. Op 4 juli 2018 is eiser naar India afgereisd voor medische behandeling. Op 6 maart 2019 is eiser teruggekeerd naar Sint Maarten.
- Op 20 maart 2019 heeft eiser een ingevuld en ondertekend formulier met opschrift ‘Medical Reimbursement Request’ ingediend bij verweerder.
- Verweerder heeft bij beschikking van 2 april 2019 dit verzoek afgewezen. Verweerder heeft hier aan ten grondslag gelegd dat eiser geen toestemming heeft gekregen voor medische behandeling in India en dus geen aanspraak kan maken op een tegemoetkoming voor de door hem in India gemaakte ziektekosten.
- Eiser heeft op 3 juli 2019 een pro- forma bezwaarschrift ingediend. De aanvullende gronden zijn op 31 juli 2019 ingediend.
- Op 29 april 2020 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
3.2.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen.
3.3.
In zijn beroepschrift heeft eiser in onderhavig beroep het Gerecht verzocht de bestreden beschikking te vernietigen wegens strijdigheid met het motiverings-, vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel. Eiser voert aan dat verweerder te lang duurde om op zijn verzoek te beslissen en om die reden zonder de expliciete toestemming van verweerder was vertrokken. Vervolgens vertrouwde eiser dat zijn medische kosten vergoed zou krijgen naar aanleiding van een door een baliemedewerkster van verweerder gedane toezegging.
3.4.
Verweerder stelt dat het bezwaar van eiser terecht ongegrond is verklaard aangezien er geen sprake is van strijdigheid met het motiverings-, vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel.
3.5.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Artikel 4 van de Landsverordening ziekteverzekering (LvZv) bepaalt dat een werknemer die verzekerd is op grond van de LvZv, recht heeft op geneeskundige behandeling, een en ander voor zover dit in verband met de ziekte noodzakelijk is, evenwel uitsluitend in Sint Maarten. Mocht geneeskundige behandeling in Sint Maarten niet mogelijk zijn, dan kunnen verzekerden, na verkregen toestemming door de SZV, doorverwezen worden naar medische specialisten in de regio.
Artikel 4, derde lid van de LvZv bepaalt verder dat SZV, op schriftelijk verzoek van de verzekerde, kan besluiten dat in plaats van geneeskundige behandeling en verpleging een vergoeding wordt verstrekt overeenkomstig de regels daaromtrent bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.
Artikel 3 van het Landsbesluit houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 4, tweede en derde lid, van de Landsverordening ziekteverzekering moet het verzoek om een vergoeding als bedoeld in artikel 4, derde lid LvZv worden gericht tot het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen dan wel, ingeval de werkgever eigen risicodrager is, tot de werkgever uiterlijk 6 maanden nadat de genees- of tandheelkundige behandeling of verpleging heeft plaats gehad onder overlegging van bewijsstukken omtrent de gedane uitgaven.
Artikel 7 sub g van de LvZv bepaalt dat de werknemer geen recht heeft op tegemoetkoming of verliest dit recht indien hij zonder de toestemming van de Bank Sint Maarten verlaat.
4.2.
Het Gerecht stelt vast dat eiser heeft besloten om naar India te vertrekken voor medische behandeling, zonder dat hij daartoe voorafgaan uitdrukkelijk toestemming had verkregen van verweerder. Eiser heeft gesteld dat hij naar India is gereisd omdat het niet te verwachten viel dat verweerder tijdig zou beslissen op zijn verzoek en omdat hij urgent medische behandeling aan zijn oog nodig had. Het Gerecht is van oordeel dat van vertraging van verweerders zijde niet is gebleken. Uit de gedingstukken blijkt dat verweerder de op 2 juli 2018 ontvangen verwijsbrief direct heeft doorgestuurd aan de medisch adviseur ter beoordeling. Op 3 juli 2018 is goedkeuring verleend door de medisch adviseur van verweerder voor uitzending voor medische behandeling naar de Dominicaanse Republiek. Verweerder heeft onmiddellijk contact met eiser opgenomen om een en ander te bevestigen doch heeft van zijn echtgenote te horen gekregen dat eiser op 4 juli 2018 al naar India was vetrokken. Naar het oordeel van het Gerecht is gezien het voorgaande niet gebleken van een trage besluitvorming zijdens verweerder. Verweerder had de uitzending immers reeds op 3 juli 2018 goedgekeurd en afspraken voor eiser gemaakt voor spoedige medische behandeling. Dat eiser op eigen initiatief en zonder toestemming of goedkeuring van verweerder is vertrokken is zijn keuze geweest die voor zijn risico komt. Aangezien eiser niet over de wettelijk vereiste toestemming beschikte om naar India te reizen voor behandeling, is het verzoek voor vergoeding/restitutie van medische kosten terecht afgewezen.
4.3.
Eiser beroept zich op het vertrouwensbeginsel nu een baliemedewerkster geadviseerd zou hebben om naar het buitenland te vertrekken voor de nodige behandeling en dat deze hem verzekerd zou hebben dat de kosten vergoed zouden worden. Het Gerecht overweegt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nodig is dat aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegde, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Naar het oordeel van het Gerecht is het uitreiken van een declaratieformulier door een baliemedewerkster geen concrete ondubbelzinnige toezegging waaraan eiser vertrouwen mocht ontlenen dat hij zijn medische kosten vergoed zou krijgen. Dat eiser onder stress van zijn medische conditie een en ander niet zou hebben begrepen maakt dit niet anders. Het beroep op vertrouwensbeginsel kan derhalve niet slagen.
4.4.
De conclusie is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. De overige door eiser aangevoerde beroepsgronden behoeven gelet hierop verder geen bespreking.

5.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 19 april 2021.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.