Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in het geding tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde dhr. E.I. Maduro, en de Minister van Justitie van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller. Eiseres, een Haïtiaanse burger, heeft een aanvraag tot verblijf ingediend, nadat haar eerder verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf op 31 oktober 2018 was afgewezen. De Minister verklaarde het bezwaarschrift van eiseres ongegrond, wat leidde tot het indienen van een beroepschrift op 14 augustus 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2020 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, maar de Minister heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Het Gerecht heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder het langdurige onrechtmatige verblijf van eiseres op Sint Maarten sinds 2009 en haar aanvraag voor een verblijfsvergunning in 2018. Het Gerecht overweegt dat er sprake is van familieleven tussen eiseres en haar kind, maar dat de afwijzing van de aanvraag geen onrechtvaardige inmenging in dat gezinsleven met zich meebrengt. De afwijzing van de aanvraag is niet in strijd met artikel 8 van het EVRM, aangezien eiseres niet heeft aangetoond dat er objectieve belemmeringen zijn voor het voortzetten van het gezinsleven in Haïti.
Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat de weigering van de verblijfsvergunning niet in strijd is met de rechten van eiseres onder het EVRM en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.