ECLI:NL:OGEAM:2021:39

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
19 april 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
Lar 1/2021, SXM20210007
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering studiefinanciering wegens niet terugkeer naar Sint Maarten na studie

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 19 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Kutluer, en de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. C.M.P. van Hees. Eiser had beroep ingesteld tegen de ministeriële beschikking van 25 november 2020, waarbij zijn studiefinanciering werd ingetrokken. De intrekking was gebaseerd op het feit dat eiser, na het afronden van zijn studie Computer Science aan de University of Texas, niet binnen zes maanden naar Sint Maarten was teruggekeerd, wat in strijd was met de voorwaarden van de Landsstudietoelagenregeling.

Eiser had in 2014 studiefinanciering ontvangen, maar na het succesvol afronden van zijn studie in 2018, voldeed hij niet aan de verplichting om terug te keren. De minister stelde dat eiser in overtreding was van de verplichtingen die op hem rustten als afgestudeerde bursaal, en dat de uitbetaalde studieleningen en andere kosten teruggevorderd moesten worden. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de beschikking en vroeg om vernietiging ervan.

Het Gerecht oordeelde dat eiser niet binnen de gestelde termijn was teruggekeerd en dat de minister terecht tot intrekking van de studiefinanciering was overgegaan. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van een discretionaire bevoegdheid voor de minister en dat de terugvordering van de studiefinanciering gerechtvaardigd was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de uitspraak werd openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 19 april 2021
Zaaknummer: SXM202100007-LAR00001/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. F. KUTLUER,
tegen
DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR, JEUGD EN SPORT VAN SINT MAARTEN
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M.P. VAN HEES,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De ministeriele beschikking van 25 november 2020 waarbij de verleende studiefinanciering is ingetrokken.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 6 januari 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 1 februari 2021 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 15 maart 2021. Eiser is bij gemachtigde voornoemd verschenen die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

3.1.
Het Gerecht gaat vanuit de volgende vaststaande feiten.
- Aan eiser is bij besluit van 7 augustus 2014 en gewijzigd bij besluit van 22 september 2014 van de Minister van Onderwijs vastgelegd dat aan eiser ingaande 1 augustus 2014 studiefinanciering werd verleend voor het volgen van de opleiding ‘Computer Science’ aan de University of Texas in de Verenigde Staten, bestaande uit een jaarlijkse lening van NAf 16.020,-- en een jaarlijkse beurs van NAf 10.680,-- (in totaal NAf 26.700,-- per jaar, voor maximaal 4 jaar) plus eenmalig een beurs van NAf 700,-- aan uitrustingskosten.
- Op 29 mei 2018 heeft eiser de studie Computer Science succesvol voltooid.
- In de bestreden beschikking van 25 november 2020 heeft verweerder de studiefinanciering ingetrokken. Daartoe overwoog verweerder, onder verwijzing naar artikel 21 en artikel 22 van de Landsstudietoelageregeling:
‘(…) betrokkene is naar alle waarschijnlijkheid niet binnen zes maanden naar Sint Maarten teruggekeerd en hierdoor in overtreding is van de verplichtingen rustende op een afgestudeerde bursaal, (…) alle gelden die zijn uitgekeerd in de vorm van studieleningen, alsmede uitrustings-, toezicht- en reiskosten, vermeerderd met tien procent en verminderd met de eventuele eigen bijdragen worden teruggevorderd.(…)’
Voorts is verwezen naar een advies van de Dienst Studiefinanciering.
3.2.
In beroep verzoekt eiser het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beschikking te vernietigen en verweerder op te dragen opnieuw te beschikken met proceskostenveroordeling. Volgens eiser is de beschikking afgegeven in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur en de wettelijke voorschriften.
3.3.
Verweerder voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4.
De beoordeling
4.1.
In de Landstudietoelagenregeling zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen.
Artikel 21, eerste lid:
1.Indien de Minister dit binnen zes maanden na het voleindigen van de voorgenomen studie verlangt, is degene, die zijn studie heeft volbracht, hierna te noemen de afgestudeerde, verplicht:
a. zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek van een commissie van geneeskundigen, door de Gouverneur of door of vanwege de Gevolmachtigde Minister aangewezen;
b. indien hij bij voormeld geneeskundig onderzoek wordt goedgekeurd en zich buiten de Nederlandse Antillen bevindt, terstond naar de Nederlandse Antillen terug te keren;
c. indien hij bij voormeld geneeskundig onderzoek wordt goedgekeurd, onmiddellijk na zijn aankomst in de Nederlandse Antillen:
-als hij is opgeleid voor het geven van onderwijs, in dienst te treden bij het openbaar of het gesubsidieerd bijzonder onderwijs,
-als hij niet is opgeleid voor het geven van onderwijs, in overheidsdienst te treden, wanneer hem een betrekking wordt aangeboden welke naar het oordeel van de Gouverneur in verband met de door hem genoten opleiding redelijk moet worden geacht.
Artikel 21, tweede lid:
Aan de verplichtingen genoemd in het eerste lid van dit artikel zijn tevens onderworpen de studenten aan wie een aanvullende studietoelage als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 is verleend en de bezitters, van rijksstudietoelagen, aan wie een tegemoetkoming in de uitrustingskosten en/of een vergoeding van reiskosten heen en terug naar Nederland overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 zijn verleend, alsmede degenen, aan wie op grond van een voordracht van de Minister een studiebeurs vanwege de Europese Economische Gemeenschap is verleend.
Artikel 21, derde lid:
De verplichtingen van de afgestudeerde voortvloeiende uit het eerste lid sub c van dit artikel gelden voor de duur van vijf jaren, gerekend van de dag af waarop zijn dienstverband bij de overheid of bij het gesubsidieerd bijzonder onderwijs aanvangt.
Artikel 21, vierde lid:
De Minister kan aan een afgestudeerde op diens verzoek, of indien deze minderjarig is, op dat van diens ouders, toestemming verlenen voor een bepaalde tijd buiten de Nederlandse Antillen te blijven vertoeven, teneinde hem in de gelegenheid te stellen buiten bezwaar van ‘s Lands kas zijn studiën voort te zetten of in de door hem verworven bekwaamheid praktijk op te doen of zich verder te ontwikkelen. In dit geval rusten op de afgestudeerde dezelfde verplichtingen als omschreven in het eerste lid van dit artikel en wel van de dag af dat de daartoe in dit lid gestelde termijn is verstreken.
Artikel 22:
1.Voldoet de afgestudeerde niet aan de op hem rustende verplichtingen als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 21 dan vindt terugvordering plaats van hetgeen het Land voor hem heeft uitbetaald aan studietoelage, uitrustings- en toezichtkosten, alsmede aan reiskosten, vermeerderd met tien ten honderd en verminderd met de eventuele eigen bijdragen.
2.In het geval voorzien in het eerste lid van dit artikel zijn de ouders en de afgestudeerde, indien hij meerderjarig is, hoofdelijk aansprakelijk voor deze terugbetaling.
3.De Administrateur van Financiën verstrekt een opgave van het bedrag dit ingevolge de vorige leden van dit artikel verschuldigd is, aan de landsontvanger. Het tweede lid van artikel 15 is hierbij van toepassing.
Artikel 25:
Aan Antilliaanse jongelieden, die van de Nederlandse Regering een rijksstudietoelage hebben ontvangen, kan een tegemoetkoming van ten hoogste vierhonderd gulden in uitrustingskosten, alsmede de vergoeding van de reiskosten heen en terug naar Nederland worden toegekend.
4.2.
Het Gerecht stelt vast dat eiser op 10 juli 2013 de overeenkomst tot accepteren studie financiering heeft ondertekent en zich aldus heeft onderworpen aan de voorwaarden vervat in deze overeenkomst en in de Landsstudietoelagenregeling en het Uitvoeringsbesluit studiefinanciering. Deze overeenkomst bevat onder andere in artikel 6 de verplichting terug te keren naar St. Maarten na afronding van de studie. Dat eiser niet op de hoogte zou zijn geweest van deze terugkeerverplichting kan dan ook niet worden gevolgd. Het Gerecht kan dus niet anders concluderen dat door tekenen van de overeenkomst tot geldlening, eiser zich heeft verbonden aan de voorwaarden.
4.3.
Het Gerecht stelt vast dat onbestreden is dat eiser niet binnen zes maanden na het afronden van zijn studie is teruggekeerd naar Sint Maarten. Gelet hierop mocht verweerder terecht de conclusie trekken dat eiser niet aan de verplichtingen van artikel 21, eerste lid van de Landsstudietoelagenregeling heeft voldaan.
4.4.
Uit artikel 22 Landsstudietoelagenregeling volgt dat indien niet aan de voorwaarden van artikel 21 is voldaan, het teveel betaalde bedrag wordt teruggevorderd. Het Gerecht is van oordeel dat dit artikel geen discretionaire bevoegdheid bevat. Verweerder heeft dus geen keuze en dient tot terugvordering over te gaan. Het Gerecht is van oordeel dat derhalve verweerder zich terecht op de imperatieve weigeringsgrond heeft beroepen. Nu het een imperatieve weigeringsgrond betreft is voor de door eiser voorgestane belangenafweging geen plaats. Aangezien eiser niet is teruggekeerd naar Sint Maarten na afronding van zijn studie heeft verweerder de bevoegdheid tot terugvordering van hetgeen verweerder voor eiser heeft uitbetaald.
4.5.
Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder alvorens zou overgaan tot het nemen van een beschikking eiser eerst had moeten worden gehoord. Het Gerecht is met verweerder van oordeel dat artikel 22 van de Landsstudietoelagenregeling geen discretionaire bevoegdheid bevat. Op grond hiervan bestaat er geen hoorplicht of een ander plicht om inlichtingen bij eiser in te winnen. Immers, nu eiser niet naar Sint Maarten is teruggekeerd is eiser door afwezigheid van een hoorzitting niet in zijn belangen geschaad. Dit beroepsgrond faalt.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
5.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 19 april 2021.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.