ECLI:NL:OGEAM:2021:3

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
SXM202000264-GAZ 1/2020
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen niet nakoming van een rechterlijke uitspraak in ambtenarenrechtelijke context

In deze zaak heeft klager, vertegenwoordigd door mr. S.H.M. Ibrahim, bezwaar aangetekend tegen de fictieve weigering van de Minister van Justitie van Sint Maarten om te beslissen op zijn verzoek tot toekenning van een rang en bezoldiging. Klager had eerder een verzoek ingediend voor toekenning tot de rang van Brigadier met terugwerkende kracht en bevordering tot Hoofdagent. Het bezwaar werd ingediend op 14 februari 2020, maar de Minister had tot op dat moment geen besluit genomen, ondanks een eerdere uitspraak van het Gerecht van 22 oktober 2018 waarin de Minister was opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 december 2020 verklaarde de gemachtigde van de Minister dat het Landsbesluit nog niet gereed was.

Het Gerecht in ambtenarenzaken heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het bezwaar ruimschoots was overschreden, aangezien het bezwaar niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden na de onherroepelijke uitspraak was ingediend. Klager had aangevoerd dat het afwachten van de procedure bij de Ombudsman de oorzaak was van de termijnoverschrijding, maar het Gerecht oordeelde dat dit voor risico van klager kwam. Gezien deze omstandigheden heeft het Gerecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 18 januari 2021. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open, zoals vermeld in de regeling Ambtenarenrechtspraak.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM202000264-GAZ 1/2020
Datum: 18 januari 2021
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(klager),
klager,
gemachtigde: mr. S.H.M. IBRAHIM,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.F. GIBSON jr.,

1.Aanduiding bestreden besluit

De fictieve weigering van verweerder om te beslissen op het verzoek van klager, althans uitvoering te geven aan hetgeen in de uitspraak van dit Gerecht d.d. 22 oktober 2018 is bepaald.

2.Procesverloop

Op 14 februari 2020 is namens klager ter griffie van het Gerecht in ambtenarenzaken een bezwaarschrift ingediend met producties.
Op 19 juni 2020 heeft verweerder een contra- memorie ingediend.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden ter zitting van 18 december 2020. Klager is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder is bij gemachtigde voornoemd verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Het Geschil

3.1.
Bij brief van 15 oktober 2019 heeft klager zich tot verweerder gericht met het verzoek een nieuw Landsbesluit te doen opmaken inhoudende toekenning tot de rang van Brigadier met ingang van 1 augustus 2013 in bezoldigingsschaal 7, trede 1 oplopend tot trede 3 en per 1 februari 2016 bevordering tot hoofdagent in schaal 8 trede 3 oplopend tot trede 4.
3.2.
Bij bezwaarschrift van 14 februari 2020 heeft klager aan het Gerecht verzocht om een besluit te nemen.
3.3.
In het bezwaarschrift verzoekt klager bij uitspraak het bezwaarschrift gegrond te verklaren en te bepalen dat klager per 1 augustus 2013 in de functie van Brigadier een bezoldiging conform schaal 7 trede 1 toekomt alsmede dat klager per 1 februari 2016 in de functie van Hoofdagent een bezoldiging conform schaal 8 trede toekomt met veroordeling van verweerder om het opgebouwde achterstallig salaris te betalen gerekend vanaf 1 augustus 2013 en wel binnen 4 weken na de beslissing onder verbeurte van een dwangsom van NAf 500,00 er dag, met veroordeling in de proceskosten.
3.4.
Het bezwaar ziet volgens de toelichting van klager op het uitblijven van een beslissing op zijn brief betreffende zijn rechtspositie.
3.5.
Bij de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat het Landsbesluit nog niet gereed is.

4.Wettelijk kader

  • Artikel 96, eerste lid, van de Rar bepaalt dat indien aan een veroordeling, in zover zij niet op geld luidt, hetzij in eerste aanleg bij een onherroepelijk geworden beslissing, hetzij in hoger beroep uitgesproken, niet of niet volledig gevolg gegeven wordt, is de ambtenaar bevoegd deswege een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen.
  • Het tweede lid bepaalt dat het bezwaar voor wat de beslissing in eerste aanleg betreft, binnen zes maanden nadat zij onherroepelijk geworden en, voor wat de beslissing in hoger beroep betreft, binnen zes maanden na de uitspraak wordt ingediend.

5.Beoordeling

5.1.
Het Gerecht stelt vast dat klager in het bezwaarschrift een uitspraak van dit Gerecht beoogt met betrekking tot zijn verzoek aan verweerder tot toekenning tot de rang van Brigadier met ingang van 1 augustus 2013 in bezoldigingsschaal 7, trede 1 oplopen tot trede 3 en per 1 februari 2016 bevordering tot hoofdagent in schaal 8 trede 3 oplopend tot trede 4.
5.2.
Voorts stelt het Gerecht vast dat bij uitspraak van dit Gerecht van 22 oktober 2018 het bezwaar van klager met betrekking tot de in vorenstaande overweging 5.1. genoemde bezoldiging en inschaling gegrond is verklaard en dat verweerder is opgedragen om binnen zes weken na datum uitspraak een nieuw besluit te nemen. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
5.3.
Niet in geschil is dat verweerder tot op heden geen nieuw besluit heeft genomen.
5.4.
Het Gerecht is van oordeel, gezien de voornoemde uitspraak van 22 oktober 2018, dat voor de beoordeling en de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift van klager aansluiting moet worden gezocht bij het stelsel van de artikel 96 eerste lid en tweede lid, van de Rar.
5.5.
Ingevolge artikel 96 van de Rar kunnen partijen zich tot het Gerecht wenden met het verzoek om te bepalen dat het bestuursorgaan alsnog aan de uitspraak van het Gerecht gevolg geeft. Hiervoor is in het tweede lid van dit artikel de termijn gesteld van 6 maanden na onherroepelijk worden van de uitspraak.
5.6.
Het Gerecht stelt vast de in artikel 96 van de Rar gestelde termijn ten tijde van het indienen van het onderhavige bezwaarschrift op 14 februari 2020 ruimschoots is overschreden.
5.7.
In wat klager ter zitting heeft verklaard over de oorzaak van de termijn overschrijding ziet het Gerecht geen grond voor het oordeel dat aan klager niet kan worden verweten dat hij zijn verzoek niet binnen de wettelijk vereiste zes maanden heeft ingediend. Het afwachten van de procedure bij de Ombudsman is voor risico van klager.
5.8.
Gezien het vorenstaande is het bezwaar niet-ontvankelijk.

6.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 18 januari 2021.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de regeling Ambtenarenrechtspraak.