ECLI:NL:OGEAM:2021:23

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
Lar 68/2020, SXM202000926
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen fictieve weigering inzake subsidiebeschikkingen voor schooljaren 2014-2019

In deze zaak heeft de Stichting Voortgezet Onderwijs Bovenwindse Eilanden beroep ingesteld tegen de fictieve weigering van de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd & Sport van Sint Maarten om te beslissen op de bezwaarschriften van eiseres. Deze bezwaarschriften waren gericht tegen de subsidiebeschikkingen van de Minister van 4 november 2014, 30 maart 2016, 19 december 2016, 27 maart 2017 en 21 december 2018, die de hoogte van de subsidie voor de schooljaren 2014-2015, 2015-2016, 2016-2017 en 2018-2019 vaststelden.

Eiseres heeft op 28 september 2020 een beroepschrift ingediend, waarna de Minister op 22 december 2020 een verweerschrift heeft ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 januari 2021, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De uitspraak is gedaan op 15 februari 2021.

Het Gerecht heeft overwogen dat, aangezien het beroep tegen de beschikking in de samenhangende procedure gegrond is verklaard, er geen plaats is voor een beroep tegen de fictieve weigering. Het Gerecht heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 15 februari 2021
Zaaknummer: SXM202000926-LAR00068/2020
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
DE STICHTING VOORTGEZET ONDERWIJS BOVENWINDSE EILANDEN,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.J. KOSTER,
tegen
DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR JEUGD & SPORT VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M.P. VAN HEES,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De weigering om te beslissen op de bezwaarschriften van eiseres, gericht tegen de beschikkingen van verweerder van 4 november 2014, 30 maart 2016, 19 december 2016, 27 maart 2017 en 21 december 2018, inhoudende de (voorlopige) vaststelling van de hoogte van de subsidie betreffende de schooljaren 2014-2015, 2015-2016, 2016-2017, 2018-2019.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 28 september 2020 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 22 december 2020 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 18 januari 2021. Partijen zijn bij hun gemachtigde voornoemd verschenen. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.De beoordeling

Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Lar wordt met een beschikking gelijkgesteld een weigering om een beschikking te geven.
Ingevolge het derde lid van dit artikel geldt de beschikking als te zijn geweigerd indien de wettelijk gestelde termijn voor het geven daarvan is verstreken zonder dat een beschikking is gegeven of - bij het ontbreken van een dergelijke termijn - wanneer niet binnen redelijke termijn een beschikking is gegeven.
Ingevolge het eerste lid van artikel 69 van de Lar beslist het bestuursorgaan uiterlijk vier maanden na de datum van de indiening van het bezwaarschrift. Deze termijn kan, onder kennisgeving aan de bezwaarde en andere partijen, eenmaal met ten hoogste dertig dagen worden verlengd.
Eiseres heeft tegen de door aan haar uitgereikte subsidiebeschikkingen voor schooljaren 2014-2015, 2015-2016, 2016-2017 en 2018-2019 bezwaar bij verweerder ingesteld. Het Gerecht stelt vast dat de bezwaarprocedure is afgerond met een beschikking op bezwaar van 11 maart 2020, ontvangen door eiseres op 30 maart 2020 door. In die beschikking staat immers dat het door eiseres ingestelde bezwaar gegrond is en dat de beschikkingen waarvan bezwaar zullen worden aangepast.
Het Gerecht stelt vast dat eiseres bij pro forma beroepschrift van 21 april 2020 in beroep is gekomen tegen de beschikking op bezwaar van verweerder van 11 maart 2020. In die zaak heeft het Gerecht per heden overwogen dat het beroep gegrond is en dat verweerder een nieuw besluit moet nemen wegens onvolledig heroverweging. Kennelijk heeft eiseres de onderhavige procedure aangespannen ingeval het Gerecht de beschikking van 11 maart 2020 niet zou aanmerken als een voor beroep vatbare beschikking.
Op grond van het voorgaande is er geen plaats voor een beroep tegen een fictieve weigering.
4.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 15 februari 2021.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.