ECLI:NL:OGEAM:2021:17

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
Lar 29/2020, SXM202000459
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwstop opgelegd wegens ontbreken bouwvergunning voor werkzaamheden aan zeecontainer

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Volkswoning, Ruimtelijke Ontwikkeling van Sint Maarten, waarbij een bouwstop is opgelegd voor werkzaamheden aan de fundering en het verplaatsen van een zeecontainer. De eisers hebben geen bouwvergunning aangevraagd, terwijl dit volgens de Bouw- en woningverordening vereist was. De procedure begon met een pro forma beroepschrift op 5 juni 2020, gevolgd door de indiening van gronden op 14 september 2020 en een verweerschrift van de verweerder op 12 oktober 2020. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 januari 2021, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de bouwstop betrekking heeft op activiteiten op een specifiek perceel bij Kim Sha Beach in Cole Bay. De eisers betoogden dat de beschikking onjuist was geadresseerd, maar het Gerecht oordeelde dat de betrokken partij correct was geïdentificeerd. Het Gerecht concludeerde dat de zeecontainer, vanuit welke eisers hun bedrijfsvoering uitoefenen, als een gebouw wordt beschouwd volgens de Bouw- en woningverordening. Aangezien er geen bouwvergunning was aangevraagd of verleend, was de bouwstop terecht opgelegd. De uitspraak werd gedaan op 15 februari 2021, waarbij het beroep van eisers ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 15 februari 2021
Zaaknummer: SXM202000459-LAR00029/2020
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eisers]
eisers,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTIGING, RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.F. GIBSON jr.,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 27 maart 2020, waarbij het bezwaarschrift van eisers, gericht tegen verweerders beschikking van 4 oktober 2019 inhoudende het opleggen van een bouwstop, ongegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 5 juni 2020 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro- forma beroepschrift (met producties) hebben eisers tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 14 september 2020 zijn de gronden ingediend.
2.2.
Op 12 oktober 2020 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Eisers hebben op 14 januari 2021 aanvullende stukken ingediend.
2.4.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 18 januari 2021. Eisers zijn verschenen bijgestaan door de gemachtigde. Tevens was aanwezig mevrouw […]. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. De gemachtigde van eisers heeft op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.5.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Het geschil

3.1.
Eisers hebben het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren en de beschikking waarvan beroep te vernietigen.
3.2
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna zo nodig nader ingegaan.

4.Wettelijk kader

Ingevolge artikel 1 van de Bouw- en woningverordening wordt verstaan onder gebouw:
elk alleenstaand vertrek of lokaal;
elk een geheel uitmakend aantal vertrekken of lokalen;
elk geheel of gedeeltelijk gesloten, voor woning bestemd getimmerte;
elk niet voor woning bestemd getimmerte met een inhoud van meer dan 20 m³;
elke bewaar- of opslagplaats van vloeistoffen met meer dan 2 m³ inhoud;
elke inrichting tot opneming en afvoer van vloei- en drekstoffen, voor zover een en ander met de grond verbonden is, aan de grond bevestigd is of op de grond rust;
voorts worden onder gebouwen verstaan: tribunes, uitzichttorens, lifttorens, geconstrueerde masten, windmolens, schoorstenen, hoge schuttingen en muren en dergelijke bouwwerken, die bij onoordeelkundige samenstelling een gevaar voor de gebruikers of voor de omgeving kunnen opleveren; tenten worden niet als gebouwen beschouwd;
Ingevolge artikel 1 van de Bouw- en woningverordening wordt verstaan onder:
voor een gedeelte vernieuwen van een gebouw:
het vernieuwen of veranderen van fundering (..),
Artikel 7 van de Bouw- en woningverordening luidt:
Het is verboden een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen:
a. zonder inachtneming van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze verordening;
b. zonder bouwvergunning, tenzij artikel 10 of §5 van deze verordening van toepassing is;
c. in afwijking van het bepaalde in de bouwvergunning, behoudens nadere goedkeuring.
Artikel 10 van de Bouw- en woningverordening luidt:
1.Ten aanzien van gebouwen van eenvoudige aard en in bijzondere gevallen kan de minister gehele, gedeeltelijke of voorwaardelijke vrijstelling van de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening verlenen.
2.Een overeenkomstige vrijstelling ten aanzien van bepaaldelijk aan te wijzen terreinen geschiedt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Artikel 26, eerste lid, van de Bouw- en woningverordening luidt:
Geen bouwvergunning is nodig:
1°. voor het oprichten van de voor een bouwwerk tijdelijk benodigde keten, schuren, loodsen en dergelijke, voor zover niet op de openbare weg staande of daaroverheen stekende;
Artikel 64 van de Bouw- en woningverordening luidt:
1. De minister is bevoegd op kosten van de overtreders te doen wegnemen of te beletten hetgeen in strijd met deze verordening of de vergunning wordt aangebracht of ondernomen en te doen verrichten, hetgeen in strijd daarmee wordt nagelaten.
2.Spoedeisende gevallen uitgezonderd, geschiedt het in het eerste lid bepaalde niet voordat de belanghebbende schriftelijk gewaarschuwd en in de gelegenheid gesteld is zelf een en ander te verwijderen of te verrichten.

5.De beoordeling

5.1.
Het Gerecht stelt vast dat de bouwstop ziet op (bouw)activiteiten die zijn uitgevoerd op het perceel aangeduid onder nummer 089/1994 welke perceel gelegen is bij Kim Sha Beach in Cole Bay. Ter zitting hebben partijen dit bevestigd aan de hand van een zich in het dossier bevindende kaart.
5.2.
De gemachtigde van eisers heeft in het beroepschrift naar voren gebracht dat de beslissing tot opleggen van de bouwstop is geadresseerd aan een niet bestaand bedrijf en dat [T] niets van doen heeft met [eisers].
Het Gerecht stelt echter vast dat ter zitting [T] uitdrukkelijk heeft verklaard dat het bedrijf geregistreerd staat onder de juridische naam [B] en dat deze N.V. op de markt opereert onder de naam [O]. Voorts heeft [T] aangegeven, hetgeen is bevestigd door de op de zitting aanwezige [L], dat hij een van de eigenaren is en de managing director.
De beroepsgrond dat de beschikking onjuist zou zijn geadresseerd kan dan ook niet slagen.
5.3.
Ter zitting is door partijen bevestigd dat [eisers] vanuit een zeecontainer geplaatst op voornoemd perceel haar bedrijfsvoering uitoefent.
In geschil is de vraag of voor het oprichten/verplaatsen van een zeecontainer een bouwvergunning is vereist.
5.4.
Het Gerecht is van oordeel dat een zeecontainer van waaruit een bedrijf geëxploiteerd wordt ingevolge artikel 1 van de Bouw- en woningverordening een gebouw is. Het aanbrengen en/of verbeteren van de fundering waarop een zeecontainer wordt geplaatst is dan ook ingevolge artikel 1 van de Bouw- en woningverordening het voor een gedeelte vernieuwen van een gebouw.
Het Gerecht overweegt dat ingevolge artikel 7 van de Bouw- en woningverordening het verboden is een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen zonder bouwvergunning, tenzij artikel 10 of §5 van deze verordening van toepassing is.
Het Gerecht overweegt voorts dat gesteld noch gebleken is dat ingevolge artikel 10 van de Bouw- en woningverordening vrijstelling is verleend of dat ingevolge artikel 26 van de Bouw- en woningverordening geen bouwvergunning nodig is.
5.5.
Het Gerecht is gezien het vorenstaande van oordeel dat voor de werkzaamheden aan de fundering en het verplaatsen van de zeecontainer een bouwvergunning vereist is.
5.6.
Niet in geschil dat is dat eisers geen bouwvergunning hebben aangevraagd en dat er ook geen bouwvergunning is afgegeven.
5.7.
Op grond van artikel 64 van de Bouw- en woningverordening is verweerder dan ook bevoegd om een zogenaamde bouwstop op te leggen.
5.8.
Uit het door verweerder overgelegde inspectie rapport blijkt dat er ten tijde van de inspectie op 15 september 2019 is geconstateerd dat er werkzaamheden werden uitgevoerd aan de fundering ter voorbereiding van plaatsing van twee zeecontainers. Het Gerecht is van oordeel dat nu eisers geen bouwvergunning konden overleggen, verweerder niet ten onrechte is overgegaan tot het opleggen van een bouwstop.
5.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.

6.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 15 februari 2021.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.