ECLI:NL:OGEAM:2021:151

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
SXM2021243 - 100.00431/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en vuurwapenbezit met ernstige gevolgen voor slachtoffer

In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en verboden vuurwapenbezit. De verdachte heeft geprobeerd de aangever van het leven te beroven door hem in het hoofd te schieten, waarbij het motief schokkend was: de aangever was nog $10 aan de verdachte verschuldigd. De aangever heeft door het schot een oog verloren. De verdachte ontkent de beschuldigingen, maar het Gerecht heeft op basis van de verklaringen van de aangever en getuigen, alsook het bewijs van een aangetroffen vuurwapen, de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten.

Tijdens de openbare terechtzitting op 6 mei 2021 heeft de officier van justitie, mr. S. Withfield, gevorderd dat de verdachte tot een gevangenisstraf van negen jaren zou worden veroordeeld, met aftrek van voorarrest. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de poging tot doodslag, maar erkende dat de Vuurwapenverordening was overtreden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

Het Gerecht heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren. De gevolgen van het geweld zijn ernstig, en de aangever zal met blijvende schade moeten leven. Het Gerecht heeft ook de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen bevolen, waaronder het vuurwapen en marihuana, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00431/20
Uitspraak: 20 mei 2021
Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats],
wonende in [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Sint Maarten.

Onderzoek van de zaak

Waar het in deze zaak om gaat
De verdachte wordt beschuldigd (i) van poging tot doodslag op [slachtoffer] door hem een kogel in het hoofd te schieten, en (ii) van verboden vuurwapenbezit.
Onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.D.M. Roseburg en N.C. de la Rosa, advocaten in Sint Maarten.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie mr. S. Withfield heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de beide ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest. Ook vordert zij de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen (marihuana, pistool, patroonhouder).
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de poging tot doodslag, maar heeft erkend dat Vuurwapenverordening is overtreden.

Tenlastelegging

Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding. Een afschrift van die dagvaarding is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewezenverklaring

Het Gerecht acht op grond van de in bij dit vonnis behorende Bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op
omstreeks11 september 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen in de richting van en door het hoofd van die [slachtoffer] heeft geschoten,
zijnde de verdere uitvoering van dat door hem
, verdachte, en/ of zijn
mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 2
hij in
of omstreeksde periode van 11 september 2020 t/m 20 januari 2021 te Sint Maarten
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een of meer vuurwapen(s),
(waaronder
) te weteneen vuistvuurwapen van het merk/model Taurus, model G2C van kaliber 9MM, en
/ofmunitie, te weten 7 scherpe patronen (van het kaliber 9MM) voorhanden heeft gehad;

Bewijsoverwegingen

De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de poging tot doodslag zal worden vrijgesproken. Daartoe is gemotiveerd aangevoerd dat de verklaring van de aangever niet betrouwbaar is, en de belastende verklaring van de getuige [getuige] evenmin; op de laatstgenoemde verklaring is de getuige bovendien later ten overstaan van de rechter-commissaris teruggekomen.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Vast staat dat er een schietpartij heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan aangever zeer ernstige en potentieel dodelijke verwondingen heeft opgelopen. Aangever is door zijn hoofd geschoten en heeft hierbij zijn linkeroog verloren.
De aangever heeft tweemaal een verklaring over dat incident afgelegd. Zijn eerste verklaring legde hij af op de dag van het incident, terwijl hij met zware verwondingen in het ziekenhuis lag.
Hij verklaarde dat hij de schutter kende omdat ze in dezelfde buurt waren opgegroeid. Het zou één van de ‘
[naam] brothers’ zijn en aangever geeft van hen een gedetailleerde beschrijving. Ook geeft aangever de aanleiding voor het schietincident: aangever is hem nog $ 10 verschuldigd nadat hij op de pof wiet van de verdachte gekocht had.
Tijdens zijn tweede verklaring geeft de aangever meer details. Hij geeft aan dat hij naar dezelfde school ging als de broers en dat ze in dezelfde buurt zijn opgegroeid. Tijdens het rijden werd aangever aangesproken door verdachte over het geld dat hij nog verschuldigd was. Hij herkende hem als verdachte, mede omdat hij nog dezelfde kleren droeg als eerder op dag van het incident, toen aangever hem ergens zag zitten. Verder geeft aangever specifieke details over de scooter waar verdachte op reed. Tot slot wijst aangever verdachte aan op een fotokaart met een reeks foto’s.
Na een verklaring van een anonieme getuige komt een tweede persoon in beeld, die als medeverdachte gehoord wordt. In zijn eerste verklaring verhaalt deze medeverdachte [getuige] over een grijze auto die met hoge snelheid door St. Peters reed. Even later zag hij dat een scooter die grijze auto wilde laten stoppen, en dat de bestuurder van de grijze auto al rijdend de scooter probeerde te raken. De bestuurder van de grijze auto leek niet te willen stoppen. [getuige] besloot zich ermee te gaan bemoeien door te proberen op zijn scooter de grijze auto tot stoppen te dwingen. Er ontstond een situatie waarbij de twee scooterrijders de grijze auto achtervolgden. Toen zag [getuige] dat de andere scooterrijder midden op de weg naast de grijze auto reed, en met een pistoolschot een raam van de auto kapotschoot. De schutter reed op een zwarte ‘
Mio.’
In zijn tweede verklaring wijst deze [getuige] de verdachte op basis van een foto aan. Meerdere malen herhaalt de getuige dat verdachte de schutter was. Hij kent hem van gezicht en weet ongeveer waar hij woont. [getuige] zegt de verdachte duidelijk te hebben gezien. Tevens geeft hij dan al aan dat hij door het afleggen van deze verklaring vreest voor zijn leven en dat hij al door verdachte is aangesproken om zijn mond te houden. Aangever heeft ook verklaard dat hij bang is voor de broers door over hen te verklaren.
De verklaring van de aangever en de verklaring die de medeverdachte [getuige] kort na zijn aanhouding heeft afgelegd zijn gedetailleerd en stemmen met elkaar overeen. Dat [getuige] later ten overstaan van de rechter-commissaris en als getuige ter terechtzitting op zijn belastende verklaring terugkomt, verandert daaraan niets. De belastende verklaringen vinden voorts steun in de omstandigheid dat er tijdens een huiszoeking bij verdachte een vuurwapen wordt gevonden. Dit bevestigt dat de verdachte vuurwapengevaarlijk is.
Tegenover deze gedetailleerde belastende verklaringen staan de ontkennende verklaringen van de verdachte. De verdachte is twee dagen na het incident aangehouden en door de politie verhoord op 13 en 15 september. Tijdens die verhoren verklaarde de verdachte dat hij zich niet kan herinneren wat hij op de dag van het incident heeft gedaan; het blijft bij een ‘blote ontkenning.’
De slotsom is dat het Gerecht voorbij gaat aan de summiere ontkennende verklaring van de verdachte, en de gedetailleerde verklaringen van de aangever en de belastende verklaringen van medeverdachte [getuige], betrouwbaar acht en voor het bewijs zal gebruiken.

Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het onder feit 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot doodslag
Het onder feit 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 juncto 11 van de Vuurwapenverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening gesteld verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf en maatregel

Bewezen is verklaard dat verdachte getracht heeft aangever van het leven te beroven door hem door zijn hoofd te schieten. Het veronderstelde motief is schokkend: aangever was verdachte nog een bedrag van $ 10 verschuldigd. Het is zorgwekkend dat verdachte dergelijke zaken oplost door het gebruiken van buitensporig geweld. De gevolgen zijn ernstig, maar hadden nog veel erger kunnen zijn. We mogen van geluk spreken dat aangever niet is overleden. Wel moet hij door het leven gaan met één oog, naast het trauma dat hij heeft opgelopen. Dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor het dagelijks leven van aangever.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde
wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een ‘poging doodslag met blijvende ernstige lichamelijke gevolgen’ (waarbij er sprake is geweest van gebruik van een vuurwapen), als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 tot 10 jaren gegeven. Op het vuurwapenbezit (thuis) staat een gevangenisstraf van 9 maanden waarvan een deel voorwaardelijk.
Dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, is geen omstandigheid waarvan een strafmitigerende werking uitgaat: recidive zou veeleer als een strafverhogende omstandigheid hebben gegolden. De persoonlijke belangen die de verdachte bij een lagere gevangenisstraf heeft, wegen naar het oordeel van het Gerecht niet op tegen de ernst van de gepleegde misdrijven.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
De aangetroffen marihuana en het vuurwapen met patronen in de patroonhouder
zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:74, 1:76, 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een pistool merk Taurus, 8 patronen, een patroonhouder en 11 zakjes en een bakje met marihuanakruid;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door mr. S. Hoebe, (zittingsgriffier), en op 20 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten
uitspraakgriffier: