ECLI:NL:OGEAM:2021:150

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
SXM2021149 - 100.00434/20
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke schietpartij met meerdere slachtoffers in Sint Maarten

Op 9 juni 2021 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met drie anderen betrokken was bij een dodelijke schietpartij op 29 januari 2020. De verdachte is beschuldigd van doodslag, poging doodslag en vuurwapenbezit. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de woning van het slachtoffer [slachtoffer 1] binnendrongen en hem daar neerschoten, wat resulteerde in zijn overlijden. Daarnaast raakten twee andere slachtoffers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gewond door het vuurwapengeweld. De verdachte werd herkend op camerabeelden en door verschillende verbalisanten, wat leidde tot zijn veroordeling. Het Gerecht oordeelde dat de herkenningen betrouwbaar waren en dat er geen sprake was van tunnelvisie of andere vormverzuimen in het onderzoek. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 jaar, mede vanwege zijn eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. Tevens werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, waaronder de zus van het dodelijke slachtoffer en een van de gewonden. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van vuurwapens en de impact van dergelijke misdrijven op de samenleving van Sint Maarten.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00434/20

Uitspraak: 9 juni 2021 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te [woonwijk].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.D.M. Roseburg, advocaat in Sint Maarten.
De officier van justitie, mr. Boerlage, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 primair (doodslag), 2 primair (poging doodslag), 3 primair (poging doodslag) en 4 ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 jaren (met aftrek van voorarrest).
Haar vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte en subsidiair dat
de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van de vordering van de benadeelde partijen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting– ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
Hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een of meerdere kogels in/door het lichaam van die [slachtoffer 1] geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
Subsidiair
Hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
geld en/of goederen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit, dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
  • die [slachtoffer 1] een of meerdere malen heeft geslagen en/of gestompt en/of
  • met een vuurwapen, een of meerdere kogels op/in de richting van die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd, waarbij die [slachtoffer 1] door een van die kogels werd geraakt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden,
terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
Primair
Hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een vuurwapen een of meerdere kogels op/in de richting van die [slachtoffer 2] af te vuren, waardoor die [slachtoffer 2] door een van die kogels werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
Hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
geld en/of goederen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit, dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- met een vuurwapen, een of meerdere kogels op/in de richting van die [slachtoffer 2] heeft afgevuurd, waarbij die [slachtoffer 2] door een van die kogels is geraakt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een schotwond in de rechterbeen, althans het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair
Hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten, een schotverwoning aan de (rechter) been, althans het lichaam, door deze opzettelijk met een vuurwapen een of meerdere kogels op/in de richting van die [slachtoffer 2] af te vuren, waardoor die [slachtoffer 2] door een van die kogels werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
Primair
Hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een vuurwapen een of meerdere kogels op/in de richting van die [slachtoffer 3] af te vuren, waardoor die [slachtoffer 3] door een van die kogels werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
Hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
geld en/of goederen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit, dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- met een vuurwapen, een of meerdere kogels op/in de richting van die [slachtoffer 3] heeft afgevuurd, waarbij die [slachtoffer 3] door een van die kogels werd geraakt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een schotwond in de linkerarm, althans het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair
Hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten, een schotverwoning aan de (rechter) arm, althans het lichaam, door deze opzettelijk met een vuurwapen een of meerdere kogels op/in de richting van die [slachtoffer 3] af te vuren, waardoor die [slachtoffer 3] door een van die kogels werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4
Hij op of omstreeks 29 januari 2020 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging omdat er bij de verbalisanten sprake zou zijn geweest van tunnelvisie en van eigen meningen en gissingen. De herkenningen door de verbalisanten van de verdachte zouden pas hebben plaatsgevonden nadat er op 5 februari 2020 TCI-informatie was verstrekt die de verdachte als één van de daders aanwees. Die TCI-informatie heeft de herkenningen door de verbalisanten gekleurd en bepaald. In haar visie kan ook aan het feit dat aan de getuige [slachtoffer 2] foto’s van de gezichten van diverse verdachten zijn getoond en alleen van verdachte [verdachte] ook een full body foto is getoond, niet zonder consequenties blijven.
Het Gerecht overweegt hiertoe als volgt.
Het is juist dat er op 5 februari 2020 TCI-informatie is verstrekt over de betrokkenheid van de verdachte bij de dodelijke schietpartij.
Ook klopt het dat pas op 6 februari 2020 een proces-verbaal is opgemaakt waarin staat dat op 29 januari 2020 om 11.43 uur een foto is gemaakt in Philipsburg van een verdacht persoon. Anders dan bij de raadsvrouw bestaat bij het Gerecht geen enkele twijfel dat die foto ook daadwerkelijk is gemaakt op 29 januari 2020 en niet op 6 februari 2020 zoals de datum bovenaan pagina’s 30 en 31 van het dossier zou kunnen doen vermoeden. Op bewegende camerabeelden van 29 januari 2020 met tijdsregistratie is namelijk dezelfde persoon als op de foto te zien rond het tijdstip en nabij de locatie waar hij ook door de betreffende verbalisant was gezien en op de foto was vastgelegd (p. 52-56 van het dossier).
Op 29 januari 2020 is de email met de foto van een verdachte persoon doorgestuurd aan de Informatie Unit van het Korps Politie Sint Maarten. Deze informatie is verwerkt en geregistreerd door verbalisant [verbalisant 1]. Deze verbalisant herkende de persoon op de foto als de verdachte en heeft dit in een proces-verbaal van 7 februari 2020 vastgelegd. Vervolgens heeft [verbalisant 1] op 7 februari 2020 op verzoek van het onderzoeksteam de camerabeelden bekeken waarop twee mannen voorlangs de Peiking supermarkt lopen. [verbalisant 1] herkent ook één van de personen op die beelden als de verdachte. Nog los van de vraag of [verbalisant 1] kennis droeg van de TCI-informatie van 5 februari 2020 – hij maakte geen deel uit van het onderzoeksteam – blijkt uit het voorgaande dat hij al een herkenning had gedaan vóór de verstrekking van de TCI-informatie.
Voorts heeft het Gerecht geen enkele reden te twijfelen aan de ambtsedige processen-verbaal van 10 en 24 februari 2020 van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] dat zij op 31 januari 2020 de verdachte hebben herkend op camerabeelden waarop is te zien dat twee mannen voorlangs de Peiking supermarkt lopen en het complex van de Andrew Caines Apartments oplopen. Het feit dat processen-verbaal soms enige dagen of weken na een bevinding worden opgemaakt is zeker in grotere onderzoeken niet ongebruikelijk.
Hieruit volgt dat reeds voor de verstrekking van de TCI-informatie een herkenning van de verdachte door drie verbalisanten had plaatsgevonden. Van een tunnelvisie is dan ook op geen enkele manier gebleken. In dit verband merkt het Gerecht nog op dat de bevindingen/herkenningen door de verbalisanten ook getoetst kunnen worden nu de foto en camerabeelden in het dossier zitten en de drie verbalisanten ook uitgebreid bij de rechter-commissaris zijn gehoord over de door hun gedane herkenningen.
De stelling van de raadsvrouw dat uit het gehele dossier blijkt van gissingen, eigen meningen, veronderstellingen en conclusies met als doel onder andere het Gerecht te misleiden ontbeert op één voorbeeld na iedere verdere onderbouwing, zodat deze stelling verder onbesproken wordt gelaten.
Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat het tonen aan de getuige [slachtoffer 2] van een full body foto van de verdachte niet zonder kan consequenties blijven, heeft de raadsvrouw op geen enkele wijze onderbouwd welk vormverzuim daarmee zou zijn begaan en welke consequentie daaraan zou moeten worden verbonden. Overigens vermoedt het Gerecht dat de foto die op 29 januari 2020 in de ochtend van een verdacht persoon in Philipsburg is gemaakt aan de getuige is getoond (het dossier geeft daar geen uitsluitsel over) en gelet op de rol van deze foto in het dossier, ziet het Gerecht niet in dat dit niet op deze wijze had gemogen.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen begin van aanwijzing is dat er een vormverzuim is begaan in het voorbereidend onderzoek, laat staan een vormverzuim dat als vergaand rechtsgevolg de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging met zich brengt. Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
Hij op 29 januari 2020 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet met een vuurwapen meerdere kogels in/door het lichaam van die [slachtoffer 1] geschoten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is overleden;
2.
Hij op 29 januari 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met zijn mededaders met een vuurwapen een of meerdere kogels op/in de richting van die [slachtoffer 2]
heeft afgevuurd, waardoor die [slachtoffer 2] door een van die kogels werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
Hij op 29 januari 2020 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet met zijn mededaders, met een vuurwapen een of meerdere kogels op/in de richting van die [slachtoffer 3]
heeft afgevuurd, waardoor die [slachtoffer 3] door een van die kogels werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
Hij op 29 januari 2020 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen meer vuurwapens, in de zin van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. In Marigot is het dodelijke slachtoffer [slachtoffer 1] onderzocht en is geconcludeerd dat hij is overleden aan meerdere kogelschoten in het lichaam. [2]
2. Op 29 januari 2020 omstreeks 22:25 uur, werden de verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6] naar aanleiding van een melding van een schietpartij gedirigeerd naar de Welfare Road. Zij hebben het volgende gerelateerd: [3]
“Toen ik [verbalisant 6] in de richting van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] liep, zag ik iemand op de trap zitten, waarmee zij in gesprek waren. De manspersoon is voor mij [verbalisant 6], ambtshalve bekend als [slachtoffer 2]. Ik, [verbalisant 6], zag dat hij een verwonding had op zijn rechteronderbeen waarvan hij bloedde. Ik [verbalisant 6] hoorde de man zeggen dat hij door onbekenden geschoten werd.
3. Op 30 januari 2020 is getuige en tevens slachtoffer [slachtoffer 2] gehoord. Hij heeft daarbij onder andere het volgende verklaard: [4]
‘’Q: Where were you when you heard the shots?
A: I was at [naam 1] side when I heard the shots. I saw the two guys coming in the yard. They walked pass the boom by the entrance of the yard towards the house of [slachtoffer 1]. It could be five minutes after they reached the house that I heard the shots.
[…]
Then the two shooters passed me and went Inside [slachtoffer 1]'s apartment. After a while I heard six bang. I looked In the direction of [slachtoffer 1]'s apartment. I
saw [slachtoffer 1] come outside of his apartment. I saw blood on his chest and In the area of his stomach. I walked towards him and asked what had happened. [slachtoffer 1] said: "They caught me good. Don't bother, I already dead. I can feel it". I told him that he should not say these kind of things.
Then I saw the two shooters come out of [slachtoffer 1]'s apartment. I asked why they do this. I saw that one of them had a black gun in his hand. He shot into the air and then he aimed the gun at me. He shot twice in my direction. It was then when I got hit in my right calf. While the two shooters walked off I was attending to [slachtoffer 1]. When I looked up I saw the guy who I thought jumped the wall and had left
before. He was still there. I believe he was hiding in the dark.
[…]
Q: How many shots did you hear?
A: Inside the house I heard six shots and outside I heard three, one in the air and two in my direction, so I had to hear about 9 shots in total.’’

4. Op 1 februari 2020 en 7 februari 2020 is getuige en tevens slachtoffer [slachtoffer 3] gehoord. Zij heeft daarbij onder andere het volgende verklaard:

‘’Then a man came in pointing a gun. Only one man came in first. The man moved the curtain, and pointed the gun at us. When I saw this I touched [slachtoffer 1] to wake him up. Then the next man came in and he also had a gun in his hand. When the next one came in he got on the bed where [slachtoffer 1] was lying. He put the gun on [slachtoffer 1] and was talking softly to him, but I couldn't understand. The other one kept the gun on me and also he kept watch to see if anyone was coming. The man put his hands in [slachtoffer 1]'s pocket. There was a bag and he also put his hand in the bag. He also took off the cover from the pillow case. Then he tied [slachtoffer 1]'s legs together with the pillowcase.
Then he tried to put him on the floor, and was trying to tie his hands. While he was trying to throw him on the floor, [slachtoffer 1] became desperate and started to fight with him. [slachtoffer 1] was trying to take the gun from the man. I went to sit on the floor in the bathroom. I heard only one bullet go off. At the same time that I heard the shot I felt like a current going through my right hand. When I looked at my hand I saw a lot of blood running. I then went outside. When I reach outside I saw [slachtoffer 1] laying down on the ground. Then I saw [slachtoffer 2] and he said. They shot me, they shot me. It seems as if they shot him also.
[…]
Q: What can you tell me about what the guys were wearing?
A: I saw that one was wearing something like a hat, and also glasses, he was a little shorter than the first one, he wasn't slim nor fat. He was not wearing any mask. The first man who entered the house was tall and slim with a small face, he wasn't black nor white. These are the 2 guys that had the guns, who entered the house.’’ [5]
‘’Q; I am going to show you some pictures of different hats/caps and I will like for you to show me which hat you was talking about in your statement that the guy was wearing.
A: The man was wearing a hat like this one in the picture number 7.
R: The witness looked at all of the pictures and on the 3rd page she points at the picture under number 7 as being the hat that she talking about in het statement that one of the suspect was wearing when he entered the house.
Q: Can you remember what colour the hat was?
A: I am don't know the colour of the hat, but I am sure it was that one in the picture that I showed to you.’’ [6]
5. Slachtoffer [slachtoffer 3] heeft verklaard dat ook zij door een kogel geraakt is in haar arm. Er is een medische verklaring inclusief foto’s overlegd waaruit dit blijkt. [7]
6. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat de drie aangetroffen hulzen zijn verschoten met drie verschillende vuurwapens. [8]
7. De politie heeft camerabeelden uitgekeken die zijn opgenomen op 29 januari 2020 in de omgeving van het incident. Deze beelden zijn geverbaliseerd en er zijn vier personen te zien, waarvan ten minste twee en mogelijk drie personen een vuurwapen dragen. Twee personen worden herkend door de verbalisanten. De verdachten lopen in de richting van de woning van slachtoffer [slachtoffer 1]: [9]
8. Een persoon is de dag van het incident gezien en gefotografeerd in Philipsburg door een verbalisant. Zij heeft een foto die persoon gemaakt vanwege verdacht gedrag. [10]
‘’Op 29 januari 2020, omstreeks 09:30 uur bevond ik verbalisant- in uniform gekleed
aan bet politiebureau te Philipsburg op Sint-Maarten en had de Flex dienst. […] In verband met de beroving die plaats had gevonden op 28 januari 2020, op de Front
Street, hadden wij ploeg 2 een actieplan opgemaakt waarbij wij zouden toezicht houden op de front Street en omgeving
[…]
Ongeveer een paar minuten daarna zag ik, verbalisant, de bestuurder lopen in de richting van de Frontstreet. Ik besloot een foto te maken van deze persoon. Op vermeld datum omstreeks 11:43 uur had ik de foto genomen. Deze foto is als bijlage aan dit proces-verbaal gevoegd.’’
9. Op deze foto wordt verdachte – op 29 januari 2020 – door verbalisant [verbalisant 1] herkend. [11]
‘’Ik, verbalisant, herkende de man op de foto voor 100% als [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] en wonende te [adres]. Ik ken [verdachte] en zijn familie sinds hij een kind was.
Ik, verbalisant, herkende [verdachte] meteen door zijn gezichtsprofiel en zijn lichaamspostuur. Het is ook door mij, verbalisant, bekend dat hij brillen droeg.’’

10. Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij de persoon op de foto die in de ochtend van 29 januari 2020 in Philipsburg is gemaakt, zou kunnen zijn. Op de vraag van de rechter of hij de persoon op de foto is, verklaart hij:

‘’Het ziet er wel uit als mij. Maar ik kan niet zeggen of herinneren dat ik het ben. Het lijkt wel veel op mij. Waarschijnlijk ben ik het wel. [12]
11. Het Gerecht constateert ter terechtzitting dat de foto van bladzijde 33 van het dossier grote gelijkenissen vertoont met de ter terechtzitting aanwezige verdachte en ook dat de kleding van de persoon op de bewegende beelden vlak voor de schietpartij grote gelijkenissen vertoont met de kleding van de persoon op diezelfde foto. [13]

12. Twee personen worden door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op de beelden herkend:

‘’In het onderzoek [onderzoeksnaam] zijn bij diverse bedrijven camerabeelden gevorderd. Wij, verbalisanten, hebben deze camerabeelden uitvoerig bekeken en onderzocht. Op vrijdag 31 januari 2020 hebben wij, verbalisanten, de in beslagname camerabeelden bekeken. Op de camerabeelden is te zien dat twee mannen in de richting van de woning van het slachtoffer [slachtoffer 1] lopen.
[…]
Man 2 was gekleed in een donkerblauwe korte broek, witte trui met een zwart shirt eronder en droeg een donkere vissersmanpet met een logo erop op zijn hoofd. Hij heeft een normaal postuur, droeg een bril en had een zeer herkenbare manier van lopen.
[…]
Wij, verbalisanten, herkennen Man 2 als de man genaamd [verdachte], alias, "[alias 1]", geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats]. Het is door ons, verbalisanten ambtshalve bekend dat [verdachte] een bril draagt en dat hij een afwijkende manier van lopen heeft, deze manier is afwijkend omdat zijn voeten bovengemiddeld naar buiten steken terwijl hij loopt en hij af en toe zijn
voeten kruist tijdens het lopen. Wij, verbalisanten, hebben [verdachte] voornoemd meerdere malen ontmoet tijdens ons werk als politiefunctionaris. In 2016 werd [verdachte] ter zake Opiumwetten en Vuurwapenverordening
aangehouden. Het is ambtshalve bekend dat [verdachte] bij de woning van tweeling [tweeling] gelegen aan de [locatie] rondhangt, wij hebben hem daar meerdere malen gezien. Het is ons bekend dat [verdachte] de zoon is van de bekende taxichauffeur [vader verdachte], alias, "[alias 2]" die in 2015 is overleden. Wij herkennen [verdachte] op de camerabeelden door zijn
postuur, gezichtsprofiel, (zijn gebit steeg bovengemiddeld ver na voren) en zijn afwijkende manier van lopen.
‘’ [14]

13. Verbalisant [verbalisant 1] herkent verdachte ook op de beelden:

‘’Ik, verbalisant, herkende manspersoon 2 als [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats]. Ik herkende [verdachte] omdat ik hem ken sinds hij een kind was. In die tijd woonde ik met hem in dezelfde woonwijk in [woonwijk].’’ [15]
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het beeldmateriaal onvoldoende duidelijk is om verdachte daarop te herkennen en dat de herkenningen bovendien onbetrouwbaar zijn, omdat deze zouden zijn opgemaakt naar aanleiding van TCI-informatie. Daarnaast brengt zij een alternatief scenario naar voren, omdat niet op beelden te zien is wat de mannen precies doen op het appartementencomplex en waarom zij wegrennen. Tot slot brengt zij naar voren dat getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat het niet verdachte was die hij die avond gezien heeft en dat getuige [slachtoffer 3] verdachte niet heeft aangewezen tijdens de fotoconfrontatie.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Het Gerecht acht de herkenningen door de verbalisanten betrouwbaar en geloofwaardig. Het Gerecht stelt vast dat de op 29 januari 2020 in de ochtend genomen foto voldoende helder en duidelijk is om een herkenning op te baseren. De verdachte wordt op die foto herkend door verbalisant [verbalisant 1] en ook de verdachte zelf erkent dat hij waarschijnlijk de persoon op de foto is. Ook het Gerecht heeft een treffende gelijkenis waargenomen tussen de persoon op de foto en de verdachte. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen duidelijk dat de kleding van de persoon op de foto en de kleding van één van de personen die op de bewegende beelden vlak voorafgaand aan het schietincident te zien is vrijwel identiek is. Daarnaast wordt de verdachte door drie verbalisanten herkend als man 2 op die bewegende beelden. De bewegende beelden zijn van behoorlijke kwaliteit en naar het oordeel van het Gerecht is een herkenning op basis van die beelden zeer wel mogelijk, zeker als gekeken wordt naar het grotere geheel van gezicht, kleding, postuur, houding en manier van bewegen.
Alle verbalisanten geven duidelijk aan waaraan zij verdachte herkennen. Verdachte is een bekende van de drie verbalisanten vanwege meerdere eerdere contacten tijdens hun werkzaamheden dan wel – in het geval van verbalisant [verbalisant 1] – omdat zij in dezelfde wijk zijn opgegroeid. Bovendien zijn er – naast het grotere geheel – een aantal bijzondere kenmerken waar verdachte aan te herkennen is, zoals zijn manier van lopen en het feit dat hij een vissershoedje en een bril draagt.
Naar het oordeel van het Gerecht is er dan ook geen enkele twijfel dat de verdachte één van de personen is die vlak voor het schietincident op de bewegende beelden te zien is.
Voorts blijkt uit de camerabeelden dat vier personen globaal in de richting van de woning van het slachtoffer lopen en kort daarna over een muur wegvluchten. Tevens wordt gezien dat verdachte – en twee van zijn mededaders – een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in hun handen hebben. Volgens getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is sprake geweest van meerdere daders en voorts zijn op de plaats delict meerdere hulzen aangetroffen die verschoten zijn met drie verschillende vuurwapens. Getuige [slachtoffer 3] heeft voorts verklaard dat er twee mannen in de woning zijn geweest, waarvan één met een bril en een vissershoedje. Het lijdt dan ook geen twijfel dat de verdachte één van de daders is geweest die in de woning van het slachtoffer [slachtoffer 1] is geweest.
De alternatieve scenario’s die de raadsvrouw naar voren brengt, zijn in hoge mate speculatief en op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Voor zover de mogelijkheid wordt geopperd dat de verdachte wellicht iemand anders op het complex heeft bezocht die avond, ligt het op de weg van de verdachte daar openheid over te geven. Maar de verdachte zegt slechts dat hij daar die avond in het geheel niet geweest is.
Het is opvallend dat de getuige [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte, die hij goed zegt te kennen, niet één van de daders is geweest van het schietincident. Het Gerecht hecht hier evenwel niet de waarde aan die de raadsvrouw daar aan hecht. Getuige [slachtoffer 2] heeft een aantal verklaringen afgelegd die niet altijd met elkaar overeenkomen. Wel is duidelijk dat het donker was en dat hij niet alles goed heeft kunnen zien. In zijn verhoor van 25 september 2020 zegt hij ook dat het donker was en dat hij de daders niet goed kon herkennen. Voorts zegt hij dat de man met de bril niet in de woning is geweest en dat er niemand een vissershoedje op had. Dit is evident in tegenspraak met de verklaring van getuige [slachtoffer 3] en de camerabeelden. Ook zouden volgens hem de daders rustig in de richting van casino Tropicana zijn gelopen, terwijl daarvan op de beelden niks is terug te zien maar wel is te zien dat vier mannen over de muur aan de zijkant van het complex zijn weggevlucht. Het Gerecht heeft sterk de indruk dat getuige [slachtoffer 2] niet het achterste van zijn tong heeft willen laten zien over de identiteit van de daders, mogelijk om zichzelf of anderen te beschermen. Daarom heeft het Gerecht zijn verklaring alleen voor het bewijs gebruikt voor zover daarvoor ondersteuning kan worden gevonden in andere bewijsmiddelen.
Medeplegen
De vier verdachten komen blijkens de beelden samen aan en splitsen zich op. Verdachte loopt met een medeverdachte via de slagboom het complex op, terwijl twee andere verdachten via een muur aan de zijkant het complex betreden. Het slachtoffer werd dus door de verdachten van twee kanten benaderd en heeft geen mogelijkheid gehad om te ontsnappen. Twee verdachten zijn in de woning van het slachtoffer geweest. De verdachten vertrekken samen weer van het plaats delict met een vluchtauto die klaarstond. Naar uiterlijke verschijningsvorm ziet deze actie er uit als een vooraf besproken, opgezet plan waar een nauwe en bewuste samenwerking uit blijkt. De verdachte heeft geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven. Het Gerecht acht medeplegen bewezen.
Opzet
Als gevolg van de handelingen van verdachte zijn er drie slachtoffers gevallen, waarvan één dodelijk. Het is duidelijk dat verdachten op zoek waren naar [slachtoffer 1]. Zij zijn gericht naar de woning van dit slachtoffer gegaan en uit de verklaring van [slachtoffer 3] blijkt dat de verdachten het duidelijk gericht hadden op [slachtoffer 1]. Hij werd vastgebonden en er werd met hem gesproken. Verdachten zijn gewapend met drie vuurwapens naar de woning van het slachtoffer gegaan, zoals eerder gesteld met een vooraf besproken plan. Er is diverse keren geschoten, waaronder één keer vlak boven het hart. Het is evident dat er hier sprake is van het opzettelijk doden van [slachtoffer 1].
Slachtoffer [slachtoffer 2] verklaart dat de verdachten de woning uit kwamen en – vanaf ongeveer 6 meter bij hem vandaan - tweemaal gericht in zijn richting schoten toen zij hem opmerkten. Hierbij is hij geraakt in zijn been. Verdachten hadden naar uiterlijke verschijningsvorm duidelijk als doel om eventuele getuigen uit te schakelen en hun vlucht mogelijk te maken. Er is van korte afstand gericht op [slachtoffer 2] geschoten. Ook hier hadden zij aldus tenminste voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2].
Voor het slachtoffer [slachtoffer 3], welke in haar arm is geraakt door een kogel, geldt hetzelfde. Zij bevond zich in de woning toen verdachten op zoek waren naar [slachtoffer 1]. Zij is zich gaan verschuilen in de badkamer en is daar geraakt door een kogel. Onduidelijk is of de verdachten gericht op haar geschoten hebben of dat dit per abuis is gebeurd toen zij schoten op [slachtoffer 1]. Door in een kleine ruimte diverse keren te schieten aanvaard je de aanmerkelijke kans dat ook omstanders door de afgevuurde kogels geraakt worden. Het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 3] kan daarmee eveneens worden bewezen.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat geen bewijs voorhanden is dat er is gehandeld met voorbedachten rade, zodat de verdachte in zoverre van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Tot slot is op grond van de bewijsmiddelen vast komen te staan dat verdachten meerdere vuurwapens droegen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

medeplegen doodslag.

Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto 1:119 en 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

medeplegen poging doodslag.

Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto 1:119 en 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

medeplegen poging doodslag.

Het onder 4 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 juncto artikel 11 van de Vuurwapenverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van een bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening gesteld verbod.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
Bewezen is verklaard dat verdachte samen met drie anderen naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan en hem daar hebben neergeschoten. Daarnaast hebben verdachte en zijn medeverdachten nog twee slachtoffers gemaakt (de partner en de buurman van [slachtoffer 1]), welke het incident hebben overleefd maar waar het ook slechter mee had kunnen aflopen. Zeker drie van de vier verdachten droegen een vuurwapen bij zich. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten met grote gevolgen. In een aantal minuten zijn er drie slachtoffers gemaakt, waarvan één het niet overleefd heeft. Maar niet alleen zij zijn slachtoffer van deze feiten, ook de familie en vrienden van de slachtoffers lijden door het handelen van verdachte en zijn mededaders. Het dodelijke slachtoffer had vijf kinderen die nu zonder vader verder opgroeien. Zijn vriendin heeft haar eigen vriend voor haar ogen zien sterven en moet verder leven met dit trauma. Verdachte heeft door zijn ontkennende houding geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen en geen inzicht in zijn handelen, laat staan berouw getoond.
Dit soort misdrijven schokt ook de samenleving van Sint Maarten. Het toont eens te meer aan dat het bezit van vuurwapens al te gemakkelijk leidt tot het gebruik daarvan.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een “doodslag”, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 tot 12 jaren gegeven. Strafverzwarende factoren zijn in dit geval dat het feit in vereniging is gepleegd en er sprake is geweest van vol opzet.
Voor een ‘’poging doodslag met een vuurwapen (waarbij er sprake is van zwaar letsel) wordt een gevangenisstraf tussen de 6 tot 8 jaar geïndiceerd. Verdachte heeft dit feit niet één keer gepleegd, maar twee keer.
Tot slot is er nog sprake van vuurwapenbezit waar ook gevangenisstraffen worden geïndiceerd. Gelet op de veelheid en ernst van de feiten is een langdurige gevangenisstraf zonder meer aangewezen.
Als we kijken naar het justitiële verleden van verdachte zien we dat verdachte niet onbekend is met politie en justitie. Hij is in 2011 en 2016 veroordeeld tot gevangenisstraffen van 6 en 3 jaren voor vuurwapenbezit en afpersing. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden wederom en nog ernstiger strafbare feiten te plegen.
Het feit dat verdachte nog maar 30 jaar oud is en een heel leven voor zich heeft is in dat licht eerder schokkend dan een strafverlichtende persoonlijke omstandigheid. Het feit gepleegd in 2016 valt binnen de recidivetermijn en zal als strafverzwarend worden meegenomen.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van tweeëntwintig jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
Twee benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding. De zus van het dodelijke slachtoffer, [zus slachtoffer 1], heeft de begrafeniskosten ad $ 6.889,49 voldaan. Verder zijn er kosten gemaakt voor het vervoeren van het lichaam van Sint Maarten naar de Dominicaanse Republiek, deze zijn in Dominicaanse Peso’s door [slachtoffer 3] voldaan. Voorts zijn er kosten gemaakt voor het boeken van tickets voor [zus slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], om het lichaam te vergezellen en de begrafenis bij te wonen.
Tot slot heeft [slachtoffer 3] operatiekosten ad 60.000 Dominicaanse peso’s gevorderd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] als gevolg van verdachtes onder 1 en 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van omgerekend $ 2.735,- ($ 1.053,- plus $ 737,- plus $ 614,- plus $ 331,-)
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht tevens genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [zus slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van omgerekend $ 7.220,49 ($ 6.889,49 plus $ 331,-).
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij telkens de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Het Gerecht zal de verdachte ook veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partijen, welke tot op heden dienen te worden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
22 (tweeëntwintig) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden schade toe tot een bedrag van
$ 2.735,-(zegge: tweeduizendzevenhonderden vijfendertig Amerikaanse dollar;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
$ 2.735,-(zegge: tweeduizendzevenhonderden vijfendertig Amerikaanse dollar , bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
37 (zevenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [zus slachtoffer 1] geleden schade toe tot een bedrag van
$ 7.220,49(zegge: zevenduizendtweehonderdentwintig Amerikaanse dollar en negenveertig cent);
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [zus slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
$ 7.220,49(zegge: zevenduizendtweehonderdentwintig Amerikaanse dollar en negenveertig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
71 (eenenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G.P. Verbeek, bijgestaan door mr. S. Hoebe, (zittingsgriffier), en op 9 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (Team Bestrijding Zware Criminaliteit), geregistreerd onder proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer] en de onderzoeksnaam “[onderzoeksnaam]”.
2.Frans autopsierapport d.d. 24 juni 2020, p. 138-159 en een rapport lijkschouwing, p. 545-550.
3.Proces-verbaal van bevindingen schietpartij d.d. 30 januari 2020, p. 1.
4.Getuigenverklaring [slachtoffer 2] d.d. 30 januari 2020, p. 13 e.v..
5.Getuigenverklaring [slachtoffer 3] d.d. 1 februari 2020, p. 116.
6.Getuigenverklaring [slachtoffer 3] d.d. 7 februari 2020, p. 121.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2020 inclusief fotobijlagen, p. 127.
8.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 162-164 en NFI rapport d.d. 8 april 2020, p. 228.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2020, p. 44.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2020, p. 28.
11.Proces-verbaal van herkenning door [verbalisant 1] d.d. 7 februari 2020, p. 32.
12.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 19 mei 2021 zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
13.Eigen waarneming van het Gerecht (ter terechtzitting van 19 mei 2021, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven).
14.Proces-verbaal van bevindingen herkenning [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 31 januari 2020, p. 21.
15.Proces-verbaal van bevindingen herkenning door [verbalisant 1] d.d. 21 februari 2020, p. 34.