ECLI:NL:OGEAM:2021:148

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
SXM2021234 - 100.00195/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met messen in huiselijke context

Op 19 augustus 2021 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag door meermalen te steken met messen. De feiten vonden plaats op 23 april 2021, toen de verdachte in een woordenwisseling verwikkeld raakte met zijn neefjes, wat uitmondde in een handgemeen. De verdachte ging naar binnen, pakte twee messen en keerde terug naar de confrontatie. Hij stak zijn neefjes, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in vitale delen van hun lichaam, wat leidde tot ernstig letsel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en de verdediging pleitte voor ontslag van rechtsvervolging op basis van noodweer. Het Gerecht verwierp dit verweer en oordeelde dat er geen noodweersituatie was, aangezien de confrontatie door de verdachte zelf was opgezocht. De verdachte werd schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en kreeg een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

Parketnummer: 100.00195/21

Uitspraak: 19 augustus 2021
Tegenspraak

Promis-vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.D.M. Roseburg, advocaat in Sint Maarten.
De officier van justitie, mr. G. Steeghs, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren (waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren), met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van NAf 12.000 en benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van NAf 8.000.
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde een beroep op noodweer toekomt en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd. Voorts heeft zij verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partijen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. Primair
hij op of omstreeks 23 april 2021 te Sint Maarten,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- ( meermalen) heeft geduwd en/of geslagen en/of gestompt en/of
- ( met kracht) meermalen althans eenmaal heeft gestoken en/ of gesneden met een of meerdere messen in de mond en/of in de borstkas en/of in de nek en/of in de buik, althans in het lichaam, zijnde de verdachte uitvoering van dat door hem, verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. Subsidiair
hij op of omstreeks 23 april 2021 te Sint Maarten, een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel te weten (diepe) (steek) en/of (snij)wonden in de mond en/of in de borstkas en/of in de nek en/of in de buik, althans in het lichaam heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1]
- ( meermalen) te duwen en/of te slaan en/of te stompen en/of
- ( met kracht) meermalen althans eenmaal te steken en/of te snijden met een of
meerdere messen in de mond en/of in de borstkas en/of in de nek en/of in de buik, althans in het lichaam;
1. Meer subsidiair
hij op of omstreeks 23 april 2021 te Sint Maarten, [slachtoffer 1] opzettelijk heeft mishandeld met een wapen, te weten een of meerdere messen, door opzettelijk die [slachtoffer 1] (met kracht) meermalen, althans eenmaal te steken en/of te snijden in de mond en/ of in de borstkas en/ of in de nek en/of in de buik, althans in het lichaam en/of die [slachtoffer 1] te duwen en/of te slaan en/of stompen,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] (zwaar) lichamelijk letsel, te weten (diepe) (steek) en/ of (snij)wonden in de mond en/ of in de borstkas en/of in de nek en/of in de buik, althans in het lichaam, in elk geval letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden.
2. Primair
hij op of omstreeks 23 april 2021 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2]
- ( meermalen) heeft geduwd en/of geslagen en/of gestompt en/of;
- ( met kracht) meermalen althans eenmaal heeft gestoken en/ of gesneden met een of meerdere messen in de (linker)arm en/of (rechter)vinger en/of borstkas, althans in het lichaam, zijnde de verdachte uitvoering van dat door hem, verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Subsidiair
hij op of omstreeks 23 april 2021 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2]
(meermalen) heeft geduwd en/ of geslagen en/of gestompt en/of
(met kracht) meermalen althans eenmaal heeft gestoken en/of gesneden met
een of meerdere messen in de (linker)arm en/ of (rechter)vinger en/of borstkas,
althans in het lichaam, zijnde de verdachte uitvoering van dat door hem, verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Meer subsidiair
hij op of omstreeks 23 april 2021 te Sint Maarten, [slachtoffer 2] opzettelijk heeft mishandeld met een wapen, te weten een of meerdere messen, door opzettelijk die [slachtoffer 2] (met kracht) meermalen althans eenmaal te steken en/of te snijden in de (linker) arm en/of (rechter)vinger en/of borstkas, althans in het lichaam en/of die [slachtoffer 2] te duwen en/of te slaan en/of stompen.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld: [1]
Op 23 april 2021, op de [locatie] te Sint Maarten, had verdachte een woordenwisseling met zijn neefje [slachtoffer 1], wat uitmondde in een handgemeen. De zus van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben hen uit elkaar gehaald. Verdachte is daarna naar binnen gegaan en heeft twee messen uit de keuken gepakt. Toen hij terug kwam heeft hij [slachtoffer 2] geduwd, en in zijn borst en linker arm gestoken. [2] Ook heeft [slachtoffer 2] een snee in zijn rechter duim opgelopen. [3] [slachtoffer 1] probeerde verdachte te stoppen en werd zelf door verdachte gestoken in zijn nek, mond en buik. [4]
Het Gerecht acht - op grond van de vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. Primair
hij op
of omstreeks23 april 2021 te Sint Maarten,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf,
omopzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- (meermalen) heeft geduwd en/of geslagen en/of gestompt en/of
- ( met kracht) meermalen,
althans eenmaalheeft gestoken en
/ ofgesneden met een of meerdere messen in de mond en
/of in de borstkas en/ofin de nek en
/ofin de buik,
althans in het lichaam, zijnde de verdachteterwijl deuitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Primair
hij op
of omstreeks23 april 2021 te Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
omopzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2]
-
(meermalen
)heeft geduwd
en/of geslagen en/of gestompt en/of;
- ( met kracht) meermalen
althans eenmaalheeft gestoken en
/ ofgesneden met een of meerdere messen in de (linker)arm en
/of(rechter)vinger en
/ofborstkas,
althans in het lichaam, zijnde de verdachteterwijl deuitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Poging tot: doodslag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvolging en heeft ter terechtzitting een noodweerverweer gevoerd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde onder 1 en 2 heeft gepleegd en dat er geen sprake was van een noodweer- of noodweerexcessituatie.
Beoordeling door het Gerecht
Het Gerecht verwerpt het verweer op feitelijke gronden. Anders dan de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden. Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het handelen van de verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Wanneer de aanranding is geëindigd, is een beroep op noodweer niet (meer) mogelijk. Dit was in casu het geval. De worsteling tussen verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was gestopt. Daarna is verdachte de keuken binnen gegaan, heeft twee messen gepakt en heeft zelf de confrontatie weer opgezocht.
Daarom verwerpt het Gerecht het beroep op noodweer.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van 1 primair en 2 primair, gevorderd dat de verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Hij heeft daarbij ook bijzondere voorwaarden geformuleerd.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Het Gerecht heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin staat dat voor soortgelijke feiten gevangenisstraffen van tussen 3 en 6 jaar plegen te worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige feiten: hij heeft geprobeerd om twee mensen van het leven te beroven. De slachtoffers moeten doodsangsten hebben uitgestaan toen verdachte met twee messen op hen af kwam en met kracht in vitale delen van het lichaam begon in te steken. Bovendien is er sprake van huiselijk geweld, nu de slachtoffers de neefjes van verdachte zijn. De slachtoffers hebben letsel overgehouden aan het handelen van verdachte en hadden kunnen komen te overlijden.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is ook gebleken dat verdachte kampt met psychische problematiek. Hij heeft last van een traumatische gebeurtenis van 20 jaar geleden en lijdt aan psychosen. Hoewel niet is vast komen te staan dat deze persoonlijke omstandigheden van invloed zijn geweest op het bewezenverklaarde feit, zal het Gerecht hier wel rekening mee houden in de strafmaat. Het Gerecht acht van belang dat verdachte vanwege deze psychische problematiek begeleid en behandeld wordt, en zal daarom een deels voorwaardelijke straf opleggen. Voorts is verdachte
first offender.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vorderingen zien op geleden immateriële schade. De vordering van [slachtoffer 1] bedraagt NAf 50.000, de vordering van [slachtoffer 2] NAf 10.000.
De verdediging heeft de vorderingen betwist vanwege het gebrek aan onderbouwing.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen immateriële schade hebben geleden. Het Gerecht stelt dit schadebedrag naar billijkheid vast tot een bedrag van NAf 5.000 ten aanzien van [slachtoffer 1] en een bedrag van NAf 3.000 ten aanzien van [slachtoffer 2]. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partijen voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partijen kunnen daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht stelt vast dat de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is toegebracht. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, 1:62, 1:78 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend
bewezendat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;

beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
als bijzondere voorwaarden worden gesteld:
voortzetting van het toezicht bij de Stichting Justitiële Inrichtingen Bovenwinden en de meldplicht aan de A.J.C. Brouwers Road 4, Yogesh Complex Unit 2F/G, Cul de Sac;
dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Justitiële Inrichtingen Bovenwinden, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
dat verdachte zich zal melden bij de Mental Health Foundation voor het vaststellen van een diagnose en indien geïndiceerd begeleiding, behandeling en/of medicijngebruik, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en zich niet aan of nabij de [locatie] zal ophouden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 5.000 (zegge: vijfduizend gulden);
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 5.000 (zegge: vijfduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
100 (honderd) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 3.000 (zegge: drieduizend gulden);
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 3.000 (zegge: drieduizend gulden),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
verklaart de benadeelde partijen in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.G. Eskes, bijgestaan door de griffier mr. S. Hoebe, en op 19 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (Algemene Recherche), geregistreerd onder proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer].
2.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2], bijlage 3.
3.Medische verklaring [slachtoffer 2] d.d. 23 april 2021, bijlage 4.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], bijlage 10 en proces-verbaal van verhoor [verdachte], bijlage 6.