ECLI:NL:OGEAM:2021:147

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
SXM2021195. 100.00169/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van meerdere feiten en bewezenverklaring van vuurwapenbezit in strafzaak tegen verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd op Sint Maarten, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 1 december 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot overval en vuurwapenbezit. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 4 augustus, 20 oktober en 10 november 2021, waarbij de verdachte telkens aanwezig was met zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel. De officier van justitie, mr. V. Awadhpersad, eiste een gevangenisstraf van 13 jaren, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de meeste tenlastegelegde feiten.

Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de feiten 1 tot en met 4, die betrekking hadden op de overvallen. De verdachte werd vrijgesproken van deze feiten, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen voor een veroordeling. Het Gerecht concludeerde dat de gedragingen van de verdachte niet konden worden aangemerkt als een begin van uitvoering van een overval, en dat er geen bewijs was voor medeplichtigheid of uitlokking.

Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het bezit van een vuurwapen, dat op 9 april 2021 bij zijn aanhouding in de auto werd aangetroffen. Het Gerecht legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had bijgedragen aan een onveilige samenleving door het bezit van een vuurwapen, wat een groot probleem vormt op Sint Maarten. Het Gerecht besloot tot onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen en de bijbehorende munitie, en bepaalde dat de verdachte de overige in beslag genomen voorwerpen terug zou krijgen.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00169/21

Uitspraak: 1 december 2021
Tegenspraak
Promis

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Sint Maarten.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2021, 20 oktober 2021 en 10 november 2021. De verdachte is (telkens) verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, advocaat.
De officier van justitie, mr. V. Awadhpersad, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren (met aftrek van voorarrest). Zijn vordering behelst voorts de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden, met uitzondering van het vuurwapen. Daarvan is onttrekking aan het verkeer gevorderd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde en heeft een strafmaatverweer gevoerd ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding en op vordering nadere omschrijving tenlastelegging. Afschriften hiervan zijn aan dit vonnis gehecht.
Vrijspraak van feiten 1 t/m 4
Het Gerecht is van oordeel dat voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Feit 1
Op 20 maart 2021 wordt juwelier [naam juwelier] in [straatnaam] overvallen door twee mannen op een scooter. Verdachte wordt als verdachte aangemerkt vanwege een getapt telefoongesprek diezelfde dag waarin hij – of in ieder geval het telefoonnummer van verdachte- een gesprek heeft met iemand waarin wordt gesproken over sieraden. Het lijkt erop dat verdachte sieraden probeert te verkopen of verpanden. Het Gerecht acht dit gesprek onvoldoende om tot een bewezenverklaring van een diefstal met geweld te komen. Niet is gebleken over welke sieraden verdachte het heeft en hoe hij aan deze sieraden is gekomen. Verdachte ontkent iets met een overval te maken te hebben en verklaart dat hij voor iemand anders sieraden moest verpanden. Als al duidelijk zou zijn geworden dat de sieraden waar het in het gesprek over gaat van de overval afkomstig waren, is het bovendien nog de vraag of verdachte als medepleger zou kunnen worden aangemerkt. Het enkele feit dat het telefoongesprek op dezelfde dag plaatsvond als de overval op juwelier [naam juwelier], is onvoldoende om aan te nemen dat de sieraden waarover gesproken wordt van die overval afkomstig zijn en dat verdachte één van de medeplegers van die overval is.
Feit 2
Primair is ten laste gelegd een poging diefstal met geweld in vereniging en/of een poging tot afpersing in vereniging (hierna: overval), en subsidiair de medeplichtigheid daaraan. Het Gerecht ziet zich voor de vraag gesteld of hier sprake is van een strafbare poging tot een overval.
Voor een strafbare poging tot misdrijf is nodig dat het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. De gedragingen van de verdachten moeten, naar hun uiterlijke verschijningsvorm, kunnen worden aangemerkt als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
Vast is komen te staan dat er op 30 maart 2021 een 911-melding is gedaan van een verzonnen misdrijf op een niet bestaand adres, en dat rond dat tijdstip twee scooters Philipsburg in- en uit zijn gereden.
Voor zover er al vanuit zou mogen worden gegaan dat de opzittenden van de scooters met het voornemen een overval te plegen Philipsburg zijn binnengereden, en de 911-melding gedaan werd om de politie af te leiden, is het Gerecht van oordeel dat deze gedragingen, niet op zichzelf en ook niet in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden gezien als een begin van uitvoering van een overval. Daarom kan niet bewezen worden dat er sprake was van een strafbare poging, en kan ook de medeplichtigheid aan een poging tot overval niet bewezen worden.
Meer subsidiair is uitlokking van een overval ten laste gelegd. Dit zou blijken uit een telefoongesprek met [interlocutor] en het feit dat verdachte opdracht zou hebben gegeven tot het doen van een valse 911-melding.
Naar het oordeel van het Gerecht is uit het dossier en het onderzoek terechtzitting niet gebleken dat verdachte, al dan niet in vereniging, anderen heeft bewogen tot het plegen van een overval.
De inhoud van de telefoongesprekken met [interlocutor] is daarvoor onvoldoende, en verder is niet gebleken dat verdachte iemand opdracht heeft gegeven een valse 911-melding te doen. Ook voor het meer subsidiair ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken.
Feit 3 en 4
Op 7 april 2021 vindt er wederom een overval op een juwelier in [straatnaam] plaats. Primair is tenlastegelegd dat verdachte medepleger is van deze diefstal met geweld en afpersing. Verdachte heeft meerdere telefoongesprekken gevoerd voorafgaand aan de overval terwijl hij zich in Philipsburg bevond. In één van die gesprekken vroeg een onbekende persoon aan verdachte
‘place is clear?’, waarop verdachte antwoordde:
“yeah”.Daarnaast bevond verdachte zich ten tijde van de overval in een auto in [straatnaam], ter hoogte van de juwelier die werd overvallen.
Verdachte heeft ontkend iets met de overval te maken te hebben, en heeft verklaard dat hij met zijn auto in [straatnaam] was en toen de overval toevallig zag.
Het Gerecht is van oordeel dat uit de gepleegde telefoontjes en uit het feit dat verdachte zich ten tijde van de overval in [straatnaam] bevond, niet zonder meer kan worden afgeleid dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de overval. Naar het oordeel van het Gerecht is er onvoldoende bewijs dat verdachte mededader van de overval was, of als medeplichtige kan worden aangemerkt.
Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van alle feiten opgemerkt dat de feiten in samenhangende context bezien moet worden en dat daaruit volgt dat verdachte steeds in verband kan worden gebracht met verschillende (pogingen tot) overvallen en dat hij daarbij een coördinerende rol zou hebben gehad.
Het Gerecht heeft gezien dat het dossier aanwijzingen geeft voor betrokkenheid van verdachte bij meerdere overvallen. Die aanwijzingen zijn echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring van betrokkenheid van verdachte bij de afzonderlijke overvallen te kunnen komen.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken voor feit 1, 2, 3 en 4.
Bewezenverklaring
Feit 5
Op 9 april 2021 werd verdachte in Sint Maarten aangehouden. In de auto waar verdachte gebruik van maakte, auto lag een vuurwapen. [1] Het vuurwapen is een Glock, model 26, kaliber 9 mm en serienummer [serienummer].
In de patroonhouder bevonden zich 3 scherpe patronen. Dit wapen betrof een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening, en de patronen zijn munitie in de zin van die verordening. [2] Verdachte verklaarde het vuurwapen voor iemand te bewaren. [3]
Het Gerecht acht - op grond van bovenstaande redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks9 april 2021, te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen,een vuurwapen, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een vuistvuurwapen van het merk Glock, model 26, serienummer [serienummer], kaliber 9MM, en
/ ofeen hoeveelheid aan munitie voorhanden heeft
/hebbengehad;
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 5 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 en 11 van de Vuurwapenverordening, en artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening gesteld verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en/of maatregel
Bewezen is verklaard dat verdachte in het bezit was van een vuurwapen.
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van alle feiten, gevorderd dat de verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren.
De raadsvrouw heeft voor wat betreft feit 5 een strafmaatverweer gevoerd.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor “vuurwapenbezit” (waarbij er sprake is geweest van bezit in de auto), voor een
first offenderals indicatie een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren gegeven.
Verdachte had in zijn auto een wapen liggen, met scherpe patronen in de patroonhouder. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan een onveilige samenleving. Het is algemeen bekend dat vuurwapens en het gebruik daarvan een groot probleem zijn binnen de kleine samenleving van Sint Maarten. Uit de strafkaart blijkt dat verdachte in 2014 al eens is veroordeeld ter zake van de Vuurwapenverordening. Hoewel dit buiten de recidivetermijn valt, is verdachte geen
first offenderals het gaat om overtreding van de Vuurwapenverordening. Daarom ziet het Gerecht geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Het Gerecht komt tot een lagere straf dan gevorderd door de officier van justitie, nu het tot een andere bewezenverklaring komt.
In beslag genomen voorwerpen
De volgende onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte:
- geldbedragen ad $ 1.421, 120 euro $ 3.750, NAf 450, $ 1.150, $ 5.011 en 120 euro;
- een rijbewijs;
- meerdere sleutels en sleutelhangers;
- twee afstandsbedieningen;
- twee mobiele telefoons;
- twee oranje armbanden;
- meerdere kwitanties;
- een deodorant.
Aan de orde is voorts het onder de verdachte in beslag genomen vuurwapen, merk Glock model 26 met serienummer [serienummer] met de bijbehorende patronen.
Deze voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Met deze voorwerpen is het strafbare feit begaan. Het ongecontroleerde bezit hiervan is bovendien in strijd met de wet. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62, 1:74, 1:75, 1:76 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart
niet bewezenhetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart
wettig en overtuigend bewezendat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
18 maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten het vuurwapen van het merk Glock, serienummer [serienummer] en de bijbehorende patronen;

gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan verdachte:

- een contant geldbedrag ad $1.421;
- een contant geldbedrag ad 120 euro;
- een rijbewijs;
- een sleutel merk Toledo;
- een sleutel merk Brinks met Louis Vuitton sleutelhanger;
- een autosleutel merk Hyundai;
- een afstandsbediening van een alarm;
- een donkerblauwe afstandsbediening;
- een zwarte Samsung S21 Ultra;
- een zwarte Samsung A51;
- een contant geldbedrag ad $ 3.750;
- een contant geldbedrag ad NAf 450;
- een contant geldbedrag ad $ 1.150;
- een contant geldbedrag ad $ 5.011;
- een contant geldbedrag ad 120 euro;
- twee oranje armbanden;
- een kwitantie van Carrefour;
- een kwitantie van Greens Market;
- een deodorant merk FA.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.G. Eskes, bijgestaan door de griffier mr. S. Hoebe, en op 1 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte], opgemaakt op 9 april 2021.
2.Proces-verbaal onderzoek vuurwapen en munitie, opgemaakt op 15 april 2021.
3.Proces-verbaal van de terechtzitting van 20 oktober 2021.