ECLI:NL:OGEAM:2021:144

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
SXM2021168. 100.00108/21
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het vervoeren van medeverdachten bij een overval en veroordeling voor vuurwapenbezit

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 23 juni 2021 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor het medeplegen van een gewapende overval op een supermarkt op 26 februari 2021, waarbij een geldbedrag werd gestolen en geweld werd gebruikt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de nauwe en bewuste samenwerking die vereist is voor medeplegen. De verdachte was weliswaar de chauffeur van de vluchtauto, maar zijn rol voldeed niet aan de criteria voor medeplegen. Daarom werd hij vrijgesproken van het eerste feit.

Wel werd bewezen dat de verdachte een vuurwapen voorhanden had, wat in strijd is met de Vuurwapenverordening. Het Gerecht oordeelde dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een risico voor de maatschappelijke veiligheid met zich meebrengt, vooral gezien het gebruik ervan bij de overval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het Gerecht hield rekening met de nadelige gevolgen van het geweld dat bij de aanhouding was gebruikt, wat leidde tot een strafvermindering van drie maanden. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Verbeek, bijgestaan door zittingsgriffier S. Hoebe.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00108/21

Uitspraak: 23 juni 2021
Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats]
adres: [adres],
thans alhier gedetineerd
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2021. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.D.M. Roseburg, advocaat in Sint Maarten.
De officier van justitie, mr. M. Mol, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren (met aftrek van voorarrest).
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Indien het Gerecht wel tot een bewezenverklaring komt, vordert zij strafvermindering in verband met buitensporig geweld tijdens de aanhouding.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 februari 2021 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geld bedrag van ongeveer USD 236,90 en/of een geldbedrag van € 32.70, in elk geval enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam supermarkt] Supermarkt en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s) welke diefstal werd voorafgegaan en/ of vergezeld en/ of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit,
• gemaskerd binnentreden van [naam supermarkt] Supermarkt, en/ of;
• het dreigend tonen van een vuurwapen (geweer/shotgun) in de richting van die [slachtoffer 1] en/ of [slachtoffer 2], en/ of;
• (vervolgens) achter de toonbank te komen, en/of;
• (vervolgens) dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen: "give me the money, give me the money" en/ of "where is the rest of the money", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking te uiten.
2.
Hij op of omstreeks 26 februari 2021 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een jacht/hagelgeweer van het merk ‘’RIOT 18-7RS’’, model ‘’K-1200’’ en van het kaliber ‘’12 GA’’ voorhanden heeft/hebben gehad.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak feit 1
Het Gerecht is van oordeel dat voor het onder 1 ten laste gelegde feit onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
Het staat vast dat er op 26 februari 2021 een diefstal met geweld op een supermarkt heeft plaatsgevonden. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bekennen dat zij deze hebben gepleegd en dit is tevens op de camerabeelden te zien. Ook staat vast dat verdachte de chauffeur was van de auto waar de medeverdachten mee naar de supermarkt zijn gekomen en waar zij na de overval weer zijn ingestapt en waarmee vervolgens voor de politie is gevlucht.
Gelet op de plek waar de auto ten opzichte van de supermarkt geparkeerd stond en de vermomming die de medeverdachten voor en na het plegen van de overval droegen, kan het niet anders dan dat de verdachte ervan op de hoogte was dat zijn medeverdachten de supermarkt hebben overvallen. Hij heeft daar ook zelf over verklaard dat “als zij gemaskerd terugkomen dan begrijp ik dat ze iets verkeerd hebben gedaan, dat het foute boel is”.
De vraag is of de betrokkenheid van de verdachte als medepleger of als medeplichtige is te beschouwen. Aan de verdachte is enkel het medeplegen tenlastegelegd.
Volgens vaste rechtspraak is voor de kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Naar het oordeel van het Gerecht vormt hetgeen verdachte heeft gedaan, te weten het optreden als bestuurder van de vluchtauto, een gedraging die doorgaans met medeplichtigheid in verband wordt gebracht. Dit kan anders zijn indien vast komt te staan dat de verdachte een andere of grotere rol heeft gehad bij (de voorbereiding van) deze overval of dat er bijvoorbeeld sprake is geweest van een meer intensieve samenwerking tussen de verdachten.
In dit verband merkt het Gerecht op dat hetgeen de medeverdachten ter terechtzitting hebben verklaard over het vooraf bespreken van de overval in de auto, niet voor het bewijs kan worden gebruikt in de zaak van de verdachte.
Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verdachten ook betrokken zijn geweest bij een andere overval, eerder die avond gepleegd in Marigot. Onder andere de aangetroffen kassalade in de auto zou daarop wijzen. Het Gerecht heeft echter geen stukken in het dossier aangetroffen die wijzen op een eerdere overval die avond in Marigot of over de eventuele betrokkenheid van de verdachte bij deze overval. Het enkele aantreffen van de kassalade in de auto is daartoe niet voldoende.
Nu enkel kan worden vastgesteld dat de verdachte de chauffeur was van de vluchtauto en (in ieder geval achteraf) wist dat de medeverdachten een overval hadden gepleegd, kan niet worden gezegd dat sprake is geweest van de voor een bewezenverklaring van medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Het Gerecht beoordeelt de gedragingen van de verdachte als medeplichtigheid.
Nu enkel het medeplegen van de overval ten laste is gelegd en niet de medeplichtigheid, zal de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
Hij op 26 februari 2021 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, een
vuurwapen, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een jacht/hagelgeweer van het merk ‘’RIOT 18-7RS’’, model ‘’K-1200’’ en van het kaliber ‘’12 GA’’ voorhanden hebben gehad.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
1.Een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1], waarin hij onder andere het volgende heeft verklaard:

I walk in with a gun. The gun was an old stupid gun. It had no bullets in it. To me it was kind of broken.
Q: What kind of gun did you walk in the store?
A: I don’t know the name of the gun. It was a long gun. After we left the supermarket we went back to the car. “ [2]
2.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 21 mei 2021, waarin het volgende is opgenomen: [3]
[…]
3.Een proces-verbaal van technisch onderzoek naar het jachtgeweer, waarin onder andere het volgende is opgenomen: [4]
4Een proces-verbaal van aanhouding waarin onder andere het volgende is opgenomen:
‘’Wij, [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], zagen dat een man uit het voertuig sprong en de Lama Drive in rende. De man was helemaal gekleed in het zwart. Verder zagen wij dat hij een zwarte tas en een langwerpig voorwerp gelijkende op een jachtgeweer in zijn hand had.’’ [5]
5.De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
‘’Ik ben niet betrokken geweest bij de overval. Ik was de chauffeur van de auto waarin de medeverdachten zaten. Ik stond geparkeerd voor de winkel, vlakbij de weg.
[…]
U vraagt mij of ik de anderen terug naar de auto heb zien lopen. Ja. Ik heb toen een tas gezien, maar geen wapen. U vraagt mij of ik heb gezien dat ze hun gezicht bedekt hadden. Ja, dat heb ik gezien. U houdt mij voor dat ik vlak voor de ingang geparkeerd stond. U houdt mij de beelden voor. De daders komen gemaskerd met een wapen naar buiten. Ik heb geen wapen gezien.
[…]
Als zij gemaskerd terugkomen dan begrijp ik dat ze iets verkeerd hebben gedaan, dat het foute boel is. Er is na de overval niets besproken. Ik had door dat ze een overval hadden gepleegd toen we weggingen en de politie ons achtervolgde.’’ [6]
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte nooit een wapen gezien heeft en er ook geen DNA van verdachte is aangetroffen op het wapen. Ook al zou verdachte het wapen na de overval hebben gezien, dan is die periode te kort om over beschikkingsmacht te spreken.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Het staat vast dat er een jachtgeweer gebruikt is bij een gewapende overval. Medeverdachte [medeverdachte 1] bekent dat hij dit wapen – ook in de auto – bij zich had. Ook staat vast dat verdachte de chauffeur was van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Het Gerecht acht het ongeloofwaardig dat verdachte het jachtgeweer – gelet op de lengte daarvan – niet heeft gezien toen de medeverdachte dat bij zich droeg in de auto, daarmee uitstapte om een overval te plegen dan wel toen de medeverdachten weer terug naar de auto renden en instapten. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de gezichtsbedekking en een tas heeft gezien bij verdachten toen zij terugkwamen na de overval. Het kan niet anders dan dat hij toen ook het grote jachtgeweer moet hebben gezien. Vervolgens vindt er nog een achtervolging plaats waarbij verdachte bewust voor de politie wegrijdt. Het jachtgeweer lag al die tijd in de auto bij verdachte. Er is volgens het Gerecht dus sprake van wetenschap en beschikkingsmacht over het wapen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan feit 2, het in vereniging voorhanden hebben van een vuurwapen, bewezen worden.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 3 juncto 11 van de Vuurwapenverordening en artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening gesteld verbod, tezamen en in vereniging gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bewezen is verklaard dat verdachte een jachtgeweer voorhanden heeft gehad.
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van beide feiten, gevorderd dat de verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte vanwege buitensporig geweld bij de aanhouding moet worden vrijgesproken, dan wel dat er strafvermindering moet volgen.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Anders dan de officier van justitie komt het Gerecht enkel tot een bewezenverklaring van feit 2. Het voorhanden hebben van een vuurwapen vormt een risico voor de maatschappelijke veiligheid. Het versterkt gevoelens van onveiligheid die op Sint Maarten bestaan en het voorhanden hebben van een vuurwapen maakt het gebruik ervan gemakkelijk zoals ook in deze zaak is gebleken, waar het vuurwapen bij een overval op een supermarkt is gebruikt. Verdachte is, ondanks het feit dat hij wist dat er een vuurwapen in de auto lag, blijven rijden en zelfs gevlucht voor de politie.
Er kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin staat voor het “voorhanden hebben van een vuurwapen” als indicatie een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk opgenomen.
Strafverhogend in dit geval is dat het feit in vereniging is gepleegd. In dat geval zou het Gerecht uitkomen op een gevangenisstraf van 21 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er buitensporig geweld is gebruikt tijdens de aanhouding van verdachte en dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken. Tot vrijspraak kan honorering van dit verweer nimmer leiden. Een onrechtmatige aanhouding kan enkel leiden tot strafvermindering.
Het staat vast dat verdachte na uit de auto te zijn gestapt heeft getracht te voet te vluchten en toen is beschoten door de politie. Hij is geraakt in zijn bovenlichaam en volgens de medische informatie had het letsel de dood kunnen veroorzaken. Naar het oordeel van het Gerecht was in beginsel voldaan aan de wettelijke voorwaarden om tot gebruik van geweld bij de aanhouding over te gaan, nu het de aanhouding betrof van verdachten van een overval waarbij een vuurwapen was gebruikt. Het Gerecht stelt vast dat zij te weinig informatie heeft om te kunnen stellen of het gebruik van geweld in deze zaak redelijk en gematigd was, nu onder andere niet bekend is wat de afstand is geweest tussen de agenten en de verdachte ten tijde van het schieten en de eventuele aanwezigheid van andere agenten die de vlucht van de verdachte konden beletten. Het Gerecht kan daarom niet vaststellen of er sprake is geweest van een vormverzuim bij de aanhouding. Het staat de rechter echter vrij om bij de straftoemeting in enigerlei mate rekening te houden met nadelige gevolgen voor de verdachte van de uitoefening van bevoegdheden tijdens de opsporing, ook als die gevolgen niet zijn veroorzaakt door een vormverzuim (ECLI:NL:HR:2020:1889, r.o. 2.6.3). Het Gerecht ziet aanleiding in de nadelige gevolgen voor de verdachte van het gebruikte geweld bij zijn aanhouding, de straf met drie maanden te verlagen.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G.P. Verbeek, bijgestaan door mr. S. Hoebe, (zittingsgriffier), en op 23 juni 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht te Sint Maarten.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten (Special Unit Robberies), geregistreerd onder proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer] en de onderzoeksnaam “[onderzoeksnaam]”.
2.Proces-verbaal d.d. 27 februari 2021, bijlage 18.
3.Proces-verbaal d.d. 21 mei 2021, bijlage 4.
4.Proces-verbaal d.d. 24 maart 2021, bijlage 6.
5.Proces-verbaal d.d. 27 februari 2021, bijlage 9.
6.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 juni 2021.