In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 1 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2002 en thans gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor een overval op een juwelier, waarbij hij op 23 juli 2021 met een scooter Philipsburg inreed, vergezeld door een andere persoon. De politie was op dat moment extra alert vanwege eerdere overvallen op juweliers in de regio. Bij de aanhouding van de verdachte werden verschillende voorwerpen aangetroffen, waaronder een kogelvrij vest, een hamer en handschoenen, die mogelijk gebruikt konden worden voor een overval. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen.
De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de verdachte niet de intentie had om de overval te plegen, aangezien hij Philipsburg had verlaten zonder daadwerkelijk een poging te doen. Het Gerecht oordeelde dat, hoewel de aangetroffen voorwerpen gebruikt konden worden voor een overval, de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de voorbereidingshandelingen, omdat het misdrijf niet was voltooid door omstandigheden die niet van zijn wil afhankelijk waren. Het Gerecht sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en besloot tot onttrekking aan het verkeer van het skimasker en het kogelvrije vest, terwijl de overige in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende werden teruggegeven.
De uitspraak benadrukt het belang van de intentie en de omstandigheden rondom de dader bij het vaststellen van strafbaarheid in gevallen van voorbereidingshandelingen voor een misdrijf. Het Gerecht concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie van de verdachte om een overval te plegen, wat leidde tot zijn vrijspraak.