ECLI:NL:OGEAM:2021:141

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
820.00001/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsbeslissing inzake wederrechtelijk verkregen voordeel in de zaak tegen een ambtenaar wegens steekpenningen

In deze ontnemingszaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 16 november 2021 uitspraak gedaan op de vordering van het openbaar ministerie. De veroordeelde, een ambtenaar, was eerder veroordeeld voor het aannemen van steekpenningen in de periode van 1 juni 2012 tot 31 december 2012. De vordering van het openbaar ministerie betrof de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op USD 370.000, wat omgerekend naar de lokale valuta neerkomt op Naf 666.000. De officier van justitie heeft ter zitting de vordering toegelicht en verwezen naar een rapport van 27 oktober 2020, waarin de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is uiteengezet.

De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen en heeft betoogd dat het wederrechtelijk voordeel al door de belastingdienst is belast. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat bij de bepaling van het ontnemingsbedrag geen rekening hoeft te worden gehouden met belastingheffing, aangezien illegale inkomsten ook aan belastingheffing onderhevig zijn. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de veroordeelde daadwerkelijk USD 370.000 heeft ontvangen van een medeverdachte, en dat dit bedrag als wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om een bedrag van Naf 666.000 te betalen aan het Land Sint Maarten ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij gebreke van volledige betaling zal vervangende hechtenis worden toegepast, wat overeenkomt met 540 dagen. De beslissing is genomen door rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, in aanwezigheid van de griffiers mr. F. Kruiswijk en mr. J. Mulder, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Parketnummer : 820.00001/18 (Emerald II)
Uitspraak : 16 november 2021
Tegenspraak
Beslissing van dit gerecht van 16 november 2021 gegeven op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak tegen de veroordeelde:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1968 in [geboorteplaats],
wonende te [adres], [wijk], Sint Maarten.

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft een vordering ingediend d.d. 22 oktober 2020 die inhoudt dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op een bedrag van USD 370.000, -.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat de vordering alleen het wederrechtelijk voordeel betreft uit de feiten waarvoor de betrokkene in de onderliggende strafzaak door het gerecht is veroordeeld.
De veroordeelde is bij vonnis van het gerecht van 29 januari 2020 in de strafzaak veroordeeld ter zake van - kort gezegd en voor zover hier van belang – het als ambtenaar aannemen van steekpenningen (onder 1). Dit feit is gepleegd in de periode tussen 1 juni 2012 en 31 december 2012. Aan de veroordeelde is een gevangenisstraf opgelegd van zesendertig maanden met aftrek van voorarrest en ontzetting uit het recht verkozen te worden tot lid van algemeen vertegenwoordigende organen voor de duur van vijf jaar.

Onderzoek van de zaak

Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2020, 8 maart 2021, 8 april 2021, 17 mei 2021, 30 september 2021 en 1 oktober 2021.
Het gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan het Land ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van USD 370.000, -. De officier van justitie heeft voor de precieze berekening verwezen naar het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel met bijlagen, d.d. 27 oktober 2020. Dit rapport komt erop neer dat het voordeel is gebaseerd op het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gelet op de op dat feit betrekking hebbende bewijsmiddelen komt het voordeel uit op bovengenoemd bedrag. Het ontnemingsbedrag omgerekend in binnenlandse valuta tegen een koers van NAf 1,8 komt neer op een bedrag van Naf 666.000, -.
Standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft verzocht dat de vordering tot ontneming zal worden afgewezen. Zij heeft bepleit dat het wederrechtelijk voordeel wordt gematigd. Zij heeft daartoe gesteld dat het te ontnemen bedrag reeds door de belastingdienst in de heffing is betrokken. De raadsvrouw heeft daartoe verwezen naar bijlage 3 van de pleitnotities. Nu er reeds een bedrag van Naf 318.513,60 door veroordeelde is voldaan aan inkomstenbelasting dient dit bedrag in mindering te worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Als dat niet gebeurt, dan wordt het wederrechtelijke voordeel in feite dubbel ontnomen, hetgeen niet de bedoeling van de wetgever is, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van het gerecht.
De maatregel van ontneming van wederrechtelijk voordeel strekt ertoe te bereiken dat de veroordeelde in de vermogenspositie wordt gebracht die zou hebben bestaan indien hij niet onrechtmatig had gehandeld.
Het gerecht acht aannemelijk geworden dat de veroordeelde door middel van of uit de baten van het onder 1 bewezenverklaarde feit van aannemen van steekpenningen waarvoor hij bij vonnis van 29 januari 2020 is veroordeeld, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De stukken van het dossier houden dienaangaande – kort gezegd - het volgende in.
De veroordeelde heeft ter zitting van het gerecht bij de behandeling van zijn strafzaak op 16 december 2019 verklaard dat hij op 30 juli 2012 en op 20 december 2012 een bedrag van in totaal USD 370.000, - op zijn bankrekening in [naam eiland] heeft ontvangen van [medeverdachte]. Uit het daarbij horende stortingsbewijs en het boekingsbewijs van de [naam bank] van respectievelijk 30 juli 2012 en 20 december 2012 blijkt dat toen een bedrag van USD 180.000, - respectievelijk USD 190.000, -, in totaal dus USD 370.000, -, daadwerkelijk door [medeverdachte] op de bankrekening van veroordeelde is gestort.
De veroordeelde heeft ter zitting van het gerecht bij de behandeling van zijn strafzaak gesteld dat het leningen betrof van [medeverdachte] aan hem, doch die lezing van de feiten heeft het gerecht in het vonnis gemotiveerd verworpen. Het gerecht stelt daarom vast dat de veroordeelde genoemd bedrag als wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
Thans stelt de raadsvrouw dat van dit voordeel een bedrag van in totaal Naf 318.513,60 moet worden afgetrokken omdat de belastingdienst dit bedrag reeds aan inkomstenbelasting heeft ingehouden naar aanleiding van de veroordeling in de onderliggende strafzaak.
Het gerecht overweegt hiertoe als volgt.
De wetsgeschiedenis en de vaste jurisprudentie op dit punt houden in dat bij de bepaling van het voor ontneming in aanmerking te brengen bedrag geen rekening hoeft te worden gehouden met de belastingheffing, nu het fiscale mechanisme meebrengt dat illegale inkomsten weliswaar aan belastingheffing onderhevig zijn, maar de belastingheffing over wederrechtelijk verkregen voordeel dat wordt ontnomen, vervolgens weer ongedaan wordt gemaakt. Gelet hierop faalt het verweer van de raadsvrouw.

De bewijsmiddelen

Het gerecht waardeert op grond van de bewijsmiddelen de schatting van het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van Naf 666.000, -.
Het gerecht ontleent de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de inhoud van de bewijsmiddelen zoals deze zijn opgenomen in het vonnis van het gerecht in de strafzaak van 29 januari 2020 ten aanzien van feit 1. Het gerecht beschouwt de inhoud van deze bewijsmiddelen als hier integraal overgenomen.

Verplichting tot betaling aan het Land

Kosten
Gesteld, noch aannemelijk geworden is dat kosten zijn gemaakt om het wederrechtelijk verkregen voordeel te verwerven.
Door de raadsvrouw is ter terechtzitting verzocht van de op te leggen betalingsverplichting te matigen wegens van ontbrekende draagkracht bij de veroordeelde.
Draagkracht
Het gerecht overweegt dat in een ontnemingsprocedure de draagkracht alleen dan met vrucht aan de orde kan worden gesteld indien
aanstondsduidelijk is dat de veroordeelde op dat moment en in de toekomst geen draagkracht heeft of zal hebben. Gelet op de omstandigheid dat de veroordeelde de beschikking heeft (gehad) over de door hem aangenomen steekpenningen die tot op de dag van vandaag niet zijn terugbetaald, is dat niet aannemelijk geworden. Er is dan ook, in elk geval in dit stadium, onvoldoende reden om op grond van de draagkracht van de veroordeelde de betalingsverplichting op een lager bedrag dan het geschatte voordeel vast te stellen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan het land van een bedrag van Naf 666.000, -.
Voor het geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, zal vervangende hechtenis worden toegepast. Voor de berekening van de vervangende hechtenis wordt de tabel terzake artikel 36e Sr/577 Sv uit de Nederlandse LOVS-oriëntatiepunten voor lijfsdwang toegepast. Het te ontnemen bedrag, omgerekend naar Euro’s, correspondeert met 540 dagen vervangende hechtenis.
Met betrekking tot de toepasselijke wettelijke voorschriften.
De op de leggen maatregel is gegrond op de artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het Gerecht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
Naf 666.000, - (zeshonderdzesenzestigduizend).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan het land Sint Maarten ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, van een bedrag van
Naf 666.000, - (zeshonderdzesenzestigduizend).
Bepaalt dat bij gebreke van volledige betaling of verhaal vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
540 (vijfhonderdveertig) dagen.
Deze beslissing is gegeven door de rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, in tegenwoordigheid van mr. F. Kruiswijk en mr. J. Mulder, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten op 16 november 2021.
Het gerecht legt de bewijsmiddelen die in de strafzaak voor het bewijs zijn gebezigd ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit van aannemen van steekpenningen, ten grondslag aan zijn ontnemingsbeslissing. Omwille van de leesbaarheid zullen deze bewijsmiddelen als een aanvulling op deze beslissing worden opgenomen. Opgemerkt wordt dat waar over de verdachte wordt gesproken, de veroordeelde moet worden gelezen.