In deze ontnemingszaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 16 november 2021 uitspraak gedaan op de vordering van het openbaar ministerie. De veroordeelde, een ambtenaar, was eerder veroordeeld voor het aannemen van steekpenningen in de periode van 1 juni 2012 tot 31 december 2012. De vordering van het openbaar ministerie betrof de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op USD 370.000, wat omgerekend naar de lokale valuta neerkomt op Naf 666.000. De officier van justitie heeft ter zitting de vordering toegelicht en verwezen naar een rapport van 27 oktober 2020, waarin de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is uiteengezet.
De verdediging heeft verzocht om de vordering af te wijzen en heeft betoogd dat het wederrechtelijk voordeel al door de belastingdienst is belast. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat bij de bepaling van het ontnemingsbedrag geen rekening hoeft te worden gehouden met belastingheffing, aangezien illegale inkomsten ook aan belastingheffing onderhevig zijn. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de veroordeelde daadwerkelijk USD 370.000 heeft ontvangen van een medeverdachte, en dat dit bedrag als wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft het Gerecht de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om een bedrag van Naf 666.000 te betalen aan het Land Sint Maarten ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij gebreke van volledige betaling zal vervangende hechtenis worden toegepast, wat overeenkomt met 540 dagen. De beslissing is genomen door rechter mr. drs. S.M. van Lieshout, in aanwezigheid van de griffiers mr. F. Kruiswijk en mr. J. Mulder, en is openbaar uitgesproken op de zitting.