Op 23 december 2021 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak tegen de veroordeelde, die in een eerdere strafzaak was veroordeeld voor medeplegen van valsheid in geschrift en oplichting. De veroordeelde had in de periode van 1 april 2012 tot 1 juli 2017 wederrechtelijk voordeel genoten, geschat op een bedrag van USD 4.989.599,75. De beslissing volgde op een vordering van het openbaar ministerie, die was ingediend op 28 oktober 2021, waarin werd verzocht om de verplichting tot betaling van dit bedrag aan het Land Sint Maarten. De veroordeelde was niet verschenen op de zitting van 17 november 2021, waar de officier van justitie de vordering toelichtte. Het gerecht oordeelde dat de maatregel van ontneming van wederrechtelijk voordeel bedoeld is om de veroordeelde in de vermogenspositie te brengen die zou zijn ontstaan zonder onrechtmatig handelen. Het gerecht concludeerde dat de veroordeelde door zijn daden wederrechtelijk voordeel had genoten, en dat dit voordeel gelijkelijk verdeeld moest worden tussen hem en zijn medeverdachte. Uiteindelijk werd het totale wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op NAf 8.315.278, na aftrek van kosten. De veroordeelde werd verplicht dit bedrag te betalen aan het Land Sint Maarten, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.