In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen met geweld, waaronder overvallen op juweliers. De officier van justitie baseerde het bewijs op herkenningen van de verdachte op camerabeelden, maar het Gerecht oordeelde dat deze herkenningen niet betrouwbaar waren. De verbalisanten die de verdachte meenden te herkennen, kenden hem niet persoonlijk, en de kwaliteit van de beelden was onvoldoende om een gezichtsvergelijking te maken. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 tot en met 4, omdat er onvoldoende wettig bewijs was.
Echter, het Gerecht achtte het wel bewezen dat de verdachte op 8 juni 2021 een vuurwapen van het type EA 380-F.T. met munitie in zijn bezit had. Dit bewijs was gebaseerd op observaties van de politie en de vondst van het wapen in de woning waar de verdachte zich bevond. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor het vuurwapenbezit, maar het Gerecht verwierp dit verweer. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en de teruggave van een in beslag genomen telefoon werd gelast.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij herkenningen op basis van camerabeelden en de gevolgen van vuurwapenbezit in de samenleving van Sint Maarten. Het Gerecht hield rekening met de ernst van het bewezen feit en de maatschappelijke impact van vuurwapenbezit, wat leidde tot de opgelegde straf.