ECLI:NL:OGEAM:2021:131

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
SXM2021226
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vuurwapenbezit en schuldheling met recidive

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999 te Sint Maarten en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder vuurwapenbezit en schuldheling. Tijdens de zittingen op 16 september en 7 oktober 2021, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.R. Bommel, heeft de officier van justitie, mr. S. Withfield, gevorderd dat de verdachte voor feit 1 zou worden vrijgesproken, maar voor de feiten 2 en 3 veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf van 16 maanden. De verdachte heeft ontkend schuldig te zijn aan de ten laste gelegde feiten.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor feit 1, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Voor de feiten 2 en 3, die betrekking hebben op het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bezit van een gestolen scooter, oordeelde het Gerecht dat er wel wettig en overtuigend bewijs was. De verdachte had een vuurwapen in zijn bezit dat niet van echt te onderscheiden was en bovendien had hij een scooter, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze gestolen was.

De verdachte is eerder veroordeeld voor vuurwapenbezit en heeft zich in de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Het Gerecht heeft de ernst van de feiten en de recidive meegewogen in de strafoplegging. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met de gelastte teruggave van de in beslag genomen scooter aan de rechtmatige eigenaar. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 9 maanden gelast.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00250/21 en 100.00214/20 (TUL)

Uitspraak: 27 oktober 2021
Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1999 te Sint Maarten,
wonende in Sint Maarten, [woonadres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Sint Maarten.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 september en 7 oktober 2021. De verdachte is (telkens) verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, advocaat in Sint Maarten.
De officier van justitie, mr. S. Withfield, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal vrijspreken, en het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 19 augustus 2020 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstaf van 9 maanden gevorderd.
Haar vordering behelst voorts de teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan de rechtmatige eigenaar.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Tenlastelegging
Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding en op vordering van de officier van justitie nader zijn omschreven. Afschrift van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging is aan dit vonnis gehecht.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feit 1
Met de officier van justitie is het Gerecht is van oordeel dat voor het onder 1 tenlastegelegde onvoldoende wettig bewijs voorhanden is.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 3 primair is ten laste gelegd, met dien verstande dat:

Feit 2

hij in de periode van 1 juli 2020 tot en met 2 juni 2021 in Sint Maarten, een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening voorhanden heeft gehad.

Feit 3 Primair

hij op 2 juni 2021 te Sint Maarten een scooter, merk Yamaha T-Max, voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van
diescooter redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Omwille van de leesbaarheid zijn wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte (ook) van het onder 3 en 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat voor een veroordeling vereist is dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van een wapen. Nu er gebruik werd gemaakt van een nepwapen en onvoldoende vast is komen te staan dat dit een echt vuurwapen betrof, kan niet aan dit vereiste worden voldaan en dient verdachte te worden vrijgesproken.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Er is een video van verdachte aangetroffen op de telefoon van de medeverdachte. Op de video is te zien dat verdachte met een wapen, een zogeheten
shotgun, in zijn handen staat.
De wetgever heeft in artikel 1 van het Landsbesluit ter uitvoering van de artikelen 1, 2, 7 en 10 van de Vuurwapenverordening bepaald dat onder vuurwapens mede verstaan worden: ‘alarmpistolen en andere soortgelijke voor bedreiging of afdreiging geschikte voorwerpen met uitzondering van die, welke geen loop of een kennelijk verkorten, geheel gevulde loop hebben en welke zodanig zijn ingericht, dat zij enkel losse patronen van een kaliber kleiner dan zes millimeter kunnen bevatten, terwijl de ligplaats van die patronen en de gasuitlaat loodrecht staat op de loop of op de lengterichting van het voorwerp’.
Als het gaat om een nepwapen, is het dus van belang vast te stellen of dit wapen wel of niet voor bedreiging of afdreiging geschikt is. Het wapen op de video is naar het oordeel van het Gerecht niet van echt te onderscheiden, en daarom bij uitstek geschikt voor bedreiging of afdreiging. Derhalve is dit een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening.
Over het tenlastegelegde in feit 3 stelt de raadsvrouw dat verdachte ten tijde van het verwerven van de scooter niet wist dat deze van diefstal afkomstig was. Daarnaast ontbreekt het opzet, daar verdachte in het bezit is van een
Bill of Saleen verzekeringspapieren.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de scooter, merk Yamaha T-Max, is gestolen en dat deze scooter thuis bij verdachte is aangetroffen. De sleutel van de scooter is bij de medeverdachte aangetroffen. Verdachte stelt dat de scooter van hem is en dat hij deze op straat gekocht heeft. Hij kan geen geldige papieren of bewijs van betaling laten zien. De
Bill of Saledie verdachte ter terechtzitting aan het Gerecht heeft getoond heeft een ander VIN-nummer dan de scooter die bij verdachte is aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat scooters veel worden gestolen. Daarom ligt het in de rede dat een koper bij de koop van een scooter op straat vraagt om een document, zoals bijvoorbeeld een
Bill of Sale,factuur of een verzekeringsbewijs, waaruit afgeleid kan worden dat de verkoper de rechtmatige eigenaar is.
Verdachte heeft op geen enkele wijze aangetoond dat hij zich ervan heeft vergewist dat de verkoper de rechtmatige eigenaar van de scooter was. De enkele verklaring hieromtrent van verdachte is daarvoor onvoldoende. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de scooter gestolen was.
De verweren worden verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 1 juncto artikel 3 en 11 van de Vuurwapenverordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

overtreding van een bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening gesteld verbod.

Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:399 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

schuldheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van feit 2 en 3, gevorderd dat de verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden. Daarnaast vordert zij de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde 9 maanden gevangenisstraf.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat vuurwapens, ook als ze niet echt zijn maar wel bedreigend of afdreigend, gebruikt worden om strafbare feiten te plegen, zoals overvallen of andere met geweld gepaard gaande vermogensdelicten. In Sint Maarten zijn vuurwapens en vuurwapengebruik een groot probleem.
Het Gerecht acht het zorgelijk dat verdachte geen enkel inzicht in het kwalijke van zijn handelen heeft getoond.
Daarnaast heeft verdachte een gestolen scooter voorhanden gehad. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling. Helers zijn afnemers van gestolen goederen, en houden daarmee in stand dat er vermogensdelicten worden gepleegd. Ook verdachte heeft daaraan bijgedragen. Ook ten aanzien van dit feit heeft verdachte niet laten zien in te zien dat zijn handelen laakbaar was.
De verdachte is, zo blijkt uit zijn strafkaart, eerder onherroepelijk veroordeeld voor (onder andere) vuurwapenbezit. Bovendien heeft verdachte het bewezenverklaarde gepleegd in de proeftijd van de voor dat feit opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen en zich weer in te laten met wapens. Dit neemt het Gerecht verdachte kwalijk.
Het Gerecht is, na een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts het onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven scooter, merk Yamaha T-Max, zal worden teruggegeven aan [naam], zijnde degene die blijkens het redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij vonnis van 19 augustus 2020 in de zaak met parketnummer 100.00214/20 heeft het Gerecht te Sint Maarten de verdachte ter zake van overtreding van het Landsbesluit uitzonderingstoestand en de Vuurwapenverordening veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op drie jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het Gerecht zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
Nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, is het Gerecht van oordeel dat de tenuitvoerlegging van deze straf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:26, 1:27, 1:28, 1:62 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave van de scooter, merk Yamaha T-Max, aan de eigenaar [naam];
gelast de
tenuitvoerleggingvan de in de zaak met parketnummer 100.00214/20 bij vonnis d.d. 19 augustus 2020 van het Gerecht van Sint Maarten voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straf, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.G. Eskes, bijgestaan door de griffier mr. S. Hoebe, en op 28 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Sint Maarten.