ECLI:NL:OGEAM:2021:105

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
SXM202100885
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een kort geding vordering tot informatieverstrekking door een notaris

In deze zaak heeft eiser, wonende in Sint Maarten, een kort geding aangespannen tegen de Notaris, gevestigd in Sint Maarten. Eiser vorderde dat de Notaris hem zou informeren over de verdeling van een nalatenschap en een bedrag van US $ 5.000,00 zou betalen. De procedure begon op 13 juli 2021 met de indiening van het verzoekschrift. Tijdens de zitting op 23 juli 2021 heeft de Notaris een conclusie van antwoord ingediend en is de zitting aangehouden tot 17 september 2021 om te proberen een regeling te treffen. Echter, partijen hebben geen regeling bereikt en de Notaris heeft verzocht om ontheven te worden van haar ministerieplicht.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat spoedeisendheid een vereiste is voor de behandeling van een kort geding. Eiser heeft echter de spoedeisendheid van zijn vordering niet gesteld, wat op zichzelf al grond is voor afwijzing van de vordering. Daarnaast heeft het Gerecht overwogen dat de Notaris voldoende informatie heeft verstrekt aan eiser over de verdeling van de nalatenschap. Eiser is verantwoordelijk voor het verkrijgen van medewerking van andere deelgenoten in de gemeenschap, en het is niet de taak van de Notaris om deze medewerking te regelen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vordering van eiser afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld, die op nihil zijn begroot. De Notaris had ook verzocht om ontheven te worden van haar ministerieplicht, maar het Gerecht was niet bevoegd om hierover te oordelen. Het vonnis is uitgesproken door mr. C.T.M. Luijks op 1 oktober 2021.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM2021-885
Vonnis in kort geding van 1 oktober 2021
inzake
[eiser],
wonende in Sint Maarten,
-eiser-,
procederende in persoon,
tegen
[gedaagde].,
gevestigd in Sint Maarten,
-gedaagde-,
procederende in persoon.
Eiser zal hierna ook ‘[eiser]’ worden genoemd en gedaagde ook
‘de Notaris’.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 13 juli 2021 heeft [eiser] ter griffie van dit Gerecht het kort geding verzoekschrift met producties ingediend. Ter zitting van 23 juli 2021 heeft de Notaris een conclusie van antwoord genomen waarin de Notaris zich tegen de vordering verweert. De zitting is aangehouden tot 17 september 2021 voor het beproeven van een regeling tussen partijen. Ter zitting is evenwel gebleken dat partijen geen regeling hebben getroffen en dat de Notaris ontheven wenst te worden van haar ministerieplicht. Daartoe heeft de Notaris een verzoek geformuleerd. Beide partijen zijn op 17 september 2021 verschenen.
1.2.
Op heden is het vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1. [
eiser] vordert -zakelijk weergegeven- dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
(i) de Notaris veroordeelt om [eiser] te informeren over de verdeling van de nalatenschap op straffe van een te verbeuren dwangsom;
(ii) de Notaris veroordeelt om aan [eiser] een onmiddellijk opeisbaar bedrag van US $ 5.000,00 te betalen ‘
voor iedere dag vertraging vanaf 9 juli 2021 (verval 3 weken) tot de dag dat de notaris [eiser] beantwoord op te weten verzoek, ook uitvoerbaar bij voorraad’.
2.2.
Aan de vordering legt de stelling ten grondslag dat de Notaris weigert de verdeling uit te voeren. [eiser] wil van de Notaris weten wat zij verder nodig heeft en hoeveel het zal kosten, zodat [eiser] dit bedrag kan regelen.
2.3.
De Notaris betwist de vordering. Op de stellingen van partijen zal het Gerecht hierna ingaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het Gerecht stelt voorop dat spoedeisendheid een vereiste is voor behandeling van een vordering in kort geding. Spoedeisendheid betekent dat eiser de beslissing in een bodemzaak niet behoeft af te wachten. Het is aan eiser om spoedeisendheid te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken.
3.2. [
eiser] heeft de spoedeisendheid van zijn vordering niet gesteld. Reeds op deze grond dient de vordering te worden afgewezen.
3.3.
Hieraan voegt het Gerecht nog toe dat de vordering betrekking heeft op het verkrijgen van inlichtingen van de Notaris. Naar de voorlopige opvatting van het Gerecht heeft de Notaris blijkens de door haar in het geding gebrachte documenten alsmede hetgeen zij ter zitting naar voren heeft gebracht alle relevante informatie over de verdeling met [eiser] gedeeld. [eiser] kan naar behoren geacht te zijn ingelicht over de voortgang en de stand van zaken van de verdeling. Zo bezien kan geen behoefte meer bestaan aan het treffen van een voorziening, althans heeft [eiser] geen belang meer bij een voorziening van het Gerecht.
3.4. [
eiser] is aan zet om deelgenoten in de te onderscheiden gemeenschappen zo ver te krijgen dat zij bereid zijn om hun medewerking te verlenen aan de verdeling van de gemeenschappen. Dat is niet de taak van de Notaris en [eiser] mag deze taak dan ook niet op het bordje van de Notaris leggen.
3.5.
De primaire vordering zal hierna dan ook worden afgewezen.
3.6.
Ook de subsidiaire vordering zal het Gerecht hierna afwijzen. Immers, niet duidelijk is geworden -dit onderdeel van de vordering is in het geheel zonder toelichting gebleven- op welke grondslag [eiser] ten laste van de Notaris aanspraak kan maken op het bedrag van US $ 5.000,00 per dag en wel vanaf 9 juli 2021.
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het Gerecht de vordering afwijzen en [eiser] in de proceskosten veroordelen die op nihil worden begroot.
3.8.
De Notaris heeft nog bij verzoekschrift van 13 september 2021 verzocht om te worden ontheven van haar ministerieplicht maar het Gerecht is niet bevoegd om hierover te oordelen.

4.De beslissing

Het Gerecht in kort geding:
4.1.
wijst af de vordering;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van de Notaris tot op heden kunnen worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.T.M. Luijks, rechter, en op 1 oktober 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.