ECLI:NL:OGEAM:2021:100

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
SXM202101202
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon in geval van ziekte of ongeval

In deze zaak heeft eiser, werkzaam bij PEOPLE’S SANITATION SERVICES N.V. (PSS), een kort geding aangespannen wegens achterstallig loon na een verkeersongeval in november 2019. Eiser is sinds 1 januari 2009 in dienst bij PSS als 'Driver' en heeft na het ongeval een deel van zijn loon ontvangen, maar PSS heeft de betalingen na november 2020 gestaakt. Eiser heeft PSS bij brief van 23 augustus 2021 gesommeerd om hem weer aan het werk te stellen, maar PSS weigerde dit. Eiser vordert onder andere betaling van achterstallig loon, vakantievergoeding en de verstrekking van loonkaarten. PSS betwist de vordering en heeft een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring ingediend, welke door het Gerecht is afgewezen. Het Gerecht oordeelt dat PSS haar verplichtingen niet is nagekomen en wijst de vorderingen van eiser grotendeels toe, inclusief de betaling van de vakantievergoeding en het bedongen loon vanaf 23 augustus 2021. PSS wordt ook verplicht om eiser aan te melden bij SZV en de loonkaarten te verstrekken. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM2021-1202
Vonnis in kort geding van 22 oktober 2021
inzake
[eiser],
wonende in Sint Maarten,
-eiser-,
gemachtigde: mr. N. de la Rosa,
tegen
PEOPLE’S SANITATION SERVICES N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
-gedaagde-,
gemachtigde: de heer R.E. Duncan.
Partijen worden hierna ook als “[eiser]” en “PSS” aangeduid.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 28 september 2021 heeft eiser ter griffie van dit Gerecht het kort geding verzoekschrift met producties doen indienen. Bij brieven van 7 oktober 2021 heeft de gemachtigde van eiser aanvullende producties in het geding gebracht. De gemachtigde van gedaagde heeft bij brief van 7 oktober 2021 producties in het geding gebracht. Ook heeft de gemachtigde van gedaagde een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ingediend. Partijen zijn ter zitting van 8 oktober 2021 verschenen alsmede hun gemachtigden. De gemachtigden hebben de zaak aan de hand van aantekeningen bepleit.
1.2.
Op heden is het vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1. [
eiser] is vanaf 1 januari 2009 bij PSS in dienst en wel in de functie van “Driver” tegen een maandelijks netto salaris van US $ 1.000,00.
2.2.
In november 2019 is [eiser] arbeidsongeschikt geworden als gevolg van een verkeersongeval.
2.3.
De eerste drie maanden na het ongeval heeft PSS 100% van het bedongen loon betaald. Vanaf februari 2020 – juni 2020 is 80% van het bedongen loon betaald. Nadien tot november 2020 heeft PSS de helft van het bedongen loon aan [eiser] doorbetaald. Na november 2020 heeft PSS de loonbetalingen aan [eiser] gestaakt.
2.4.
Bij brief van 23 augustus 2021 van zijn gemachtigde biedt [eiser] zijn arbeid weer aan en sommeert hij PSS om hem weder te werk te stellen.
2.5.
PSS is niet bereid om [eiser] weer te werk te stellen.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert -zakelijk weergegeven- dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
( i) PSS veroordeelt als voorschot het bedrag van US $ 13.745,58 ten titel van (achterstallig) loon te betalen te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
(ii) PSS veroordeelt om het bedrag van US $ 2.000,00 te betalen als vakantievergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente;
(iii) PSS veroordeelt om het loon aan [eiser] te betalen tot dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd;
(iv) PSS beveelt om [eiser] bij SZV te doen verzekeren en de premies aan SZV te betalen op verbeurte van een dwangsom;
( v) PSS beveelt “
tot het doen van al het nodige en het verstrekken van alle informatie ter dekkingen van de medische kosten van het ongeval” op verbeurte van een dwangsom; en
(vi) PSS beveelt om de loonkaarten van 2009-2020 aan [eiser] te verstrekken op verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Aan de vordering legt eiser ten grondslag dat PSS vanaf het ongeval niet het overeengekomen loon aan [eiser] heeft betaald. Verder is [eiser] vanaf 23 augustus 2021 arbeidsgeschikt, zodat hij vanaf dat moment sowieso weer zijn volledige loon dient te ontvangen. PSS dient dan ook het bedongen loon aan [eiser] door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd. [eiser] verwijt PSS dat hij niet bij het SZV was aangemeld en/of dat hem geen gele kaart was verstrekt. PSS heeft voorts verzuimd om gedurende het dienstverband loonkaarten aan [eiser] te verstrekken. Dat moet PSS alsnog doen.
3.3.
PSS betwist de vordering. Op de stellingen van partijen zal het Gerecht hierna ingaan.

4.De beoordeling

incidentele vordering
4.1.
Bij incidentele conclusie vordert PSS om NAGICO in vrijwaring te mogen oproepen.
4.2.
Bij mondelinge beslissing heeft het Gerecht ter zitting die vordering afgewezen omdat (i) deze eis niet tijdig aan de gemachtigde van [eiser] was aangekondigd namelijk niet eerder dan op de zitting en (ii) in het kort geding geen plaats is voor het voeren een vrijwaringsprocedure. [1]
In de hoofdzaak
4.3.
De aard van de vordering brengt een spoedeisend belang mee.
4.4.
Tussen partijen staat vast dat de arbeidsovereenkomst voortduurt. [eiser] heeft PSS bij brief van 23 augustus 2021 bericht dat hij wederom in staat is om de bedongen werkzaamheden te verrichten, zodat hij in elk geval vanaf 23 augustus 2021 recht heeft op het bedongen loon. Dat PSS geen gebruik wil maken van zijn diensten kan hieraan niet afdoen. PSS zal vanaf 23 augustus 2021 het bedongen loon aan [eiser] moeten doorbetalen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Onderdeel ad (iii) zal dan ook hierna worden toegewezen.
4.5.
Vanaf en ingevolge het ongeval in november 2019 heeft [eiser] niet meer gewerkt. Desondanks heeft PSS het volle loon over de periode november 2019 – februari 2020 aan [eiser] doorbetaald. Volgens sub 11 van het inleidende verzoekschrift heeft PSS 80% van het bedongen loon in de periode februari 2020 – juni 2020 aan [eiser] doorbetaald. Vanaf juli 2020 – november 2020 heeft PSS 50% van het bedongen loon aan [eiser] betaald. Na november 2020 (tot september 2021 ) heeft PSS de loonbetalingen gestaakt. [eiser] vordert de 20%, 50% respectievelijk 100% over de hiervoor vermelde perioden.
4.6.
Ten aanzien van de vordering tot betaling van het achterstallige loon wijst het Gerecht op de bepaling van artikel 7A:1614c BW: de werknemer heeft ingeval van ziekte of ongeval recht op doorbetaling van het overeengekomen loon gedurende betrekkelijk kort tijd. Wat hieronder moet worden verstaan is, zonder nadrukkelijke bepaling hierover in de CAO of arbeidsovereenkomst, is niet zeker. Dat is namelijk afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval waaronder de duur van het dienstverband, de leeftijd van de werknemer en uitzichtloosheid van de arbeidsongeschiktheid.
4.7.
Het Gerecht is op grond hiervan voorshands van oordeel dat PSS haar verplichting onder deze bepaling ruimschoots heeft voldaan, zodat onderdeel ad (i) van de vordering hierna zal worden afgewezen.
4.8.
Ten aanzien van het vakantiegeld is onvoldoende weersproken dat PSS dit geld aan [eiser] heeft toegezegd, zodat het Gerecht het bedrag van US $ 2.000,00 ter zake van vakantievergoeding hierna zal toewijzen, te vermeerderen met rente. Of op grond van de wet dit bedrag is verschuldigd, is dan ook niet van belang.
4.9.
Ook heeft [eiser] uit hoofde van het dienstverband recht op loonkaarten. Het Gerecht zal PSS bevelen om de loonkaarten vanaf 2015 tot en met 2020 aan [eiser] te verstrekken op straffe van een te verbeuren dwangsom. Bij oudere loonkaarten heeft [eiser] geen belang, althans dat heeft hij niet, dan wel onvoldoende, kunnen aantonen.
4.10.
Verder spreekt het voor zich dat PSS [eiser] bij SZV dient aan te melden en SZV en/of [eiser] dient te voorzien van alle gegevens en informatie betreffende het dienstverband zodat ten behoeve van [eiser] op grond van de Landsverordening Ziekteverzekering de nodige uitkeringen kunnen worden gedaan. Ook dit bevel zal worden versterkt met een te verbeuren dwangsom. Onderdelen ad (iv) en (v) van de vordering zullen op na te melden wijze worden toegewezen. Waar SZV met terugwerkende kracht uitkeringen zal doen op grond van deze landsverordening kan PSS zulks verrekenen met het door PSS uitbetaald loon (vergelijk 7A:1614c lid 2 BW) met uitzondering van het loon dat PSS op grond van artikel 7A:1614c lid 1 BW verplicht was aan [eiser] te betalen.
4.11.
Nu PSS in overwegende mate in het ongelijk zal worden gesteld, zal het Gerecht PSS in de proceskosten veroordelen die aan de zijde van [eiser] kunnen worden begroot op:
- vastrecht NAf 450,00
- kosten exploit NAf 240,50
- salaris gemachtigde NAf 1.000,00
totaal NAf 1.690,50
4.12.
Het vonnis zal hierna uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

Het Gerecht in kort geding:
5.1.
veroordeelt PSS om de vakantievergoeding van US $ 2.000,00 aan [eiser] te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt PSS om het bedongen loon van US $ 1.000,00 netto vanaf 23 augustus 2021 aan [eiser] te betalen totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd;
5.3.
beveelt PSS om [eiser] als werknemer met een dienstverband met PSS vanaf 1 januari 2009 en voor onbepaalde tijd, aan te melden bij SZV en [eiser] te voorzien van alle bescheiden van SZV zodat [eiser] vanaf 1 december 2019 in aanmerking kan komen voor uitkeringen uit hoofde van de Landsverordening Ziekteverzekering op straffe van een te verbeuren dwangsom van US $ 100,00 voor elke dag dat PSS
vijf dagen na betekening van dit vonnisdit bevel niet naleeft tot een maximum van US $ 100.000,00;
5.4.
beveelt PSS om de loonkaarten van [eiser] over de periode 2015 – 2020 aan [eiser] te verstrekken op straffe van een dwangsom van US $ 100,00 voor elke dag dat PSS
vijf dagen na betekening van dit vonnisdit bevel niet naleeft tot een maximum van US $ 50.000,00;
5.5.
veroordeelt PSS in de proceskosten die aan de zijde van [eiser] worden begroot op NAf 1.690,50;
5.6.
verklaart het vonnis tot zover voor uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.T.M. Luijks, rechter, en op 22 oktober 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Asser-Procesrecht/Boonekamp 6 2020 [103].