ECLI:NL:OGEAM:2020:89

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
Lar 45/2019, SXM 201900513
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing premie ongevallen- en ziekteverzekering en premieplichtigheid van werknemers van buitenlandse rechtspersoon

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 2 november 2020 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de naheffing van premie voor de ongevallen- en ziekteverzekering. Eiseres, Babitbay Beach Development Corporation N.V., is premieplichtig voor werknemers die werken voor een aan haar geaffilieerde buitenlandse rechtspersoon. De zaak is ontstaan na een naheffingsaanslag die door het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen was opgelegd voor het jaar 2011. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, die oorspronkelijk was vastgesteld op 21 december 2017, en heeft een beroepschrift ingediend op 23 mei 2019.

Tijdens de procedure heeft verweerder, het Uitvoeringsorgaan, een verweerschrift ingediend en aanvullende producties overgelegd. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 oktober 2020, waarbij zowel eiseres als verweerder vertegenwoordigd waren. Eiseres heeft betoogd dat de naheffingsaanslag onterecht was, omdat deze niet correct zou zijn wat betreft de premieperiode en dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met haar standpunten in de bezwaarfase.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat er geen onduidelijkheid bestond over het tijdvak van de naheffing. De beroepsgronden van eiseres zijn verworpen, en het Gerecht heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor de premieplichtigheid van de werknemers. De uitspraak eindigt met de verklaring dat het beroep van eiseres ongegrond is verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 2 november 2020
Zaaknummer: SXM201900513 - LAR00045/2019
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
BABITBAY BEACH DEVELOPMENT CORPORATION N.V.,
eiseres,
gemachtigde: mr. E. JANSEN,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTEN VERZEKERINGEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. D.C. DAAL,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 24 april 2019, waarbij verweerder naar aanleiding van het bezwaarschrift, gericht tegen de beschikking van 21 december 2016 inhoudende de oplegging naheffingsaanslag met betrekking tot Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering voor het jaar 2011, de naheffingsaanslag nader heeft vastgesteld.

2.Procesverloop

Namens eiser is op 23 mei 2019 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift ingesteld ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 22 juli 2019 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij e-mailbericht van 2 oktober 2020 heeft verweerder een additionele productie ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 6 oktober 2020. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde voornoemd. Namens verweerder is de heer R. Richardson verschenen, bijgestaan door gemachtigde voornoemd die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft overgelegd en voorgedragen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

3.1.
Verweerder heeft over (onder andere) het jaar 2011 een looncontrole uitgevoerd bij eiseres inzake de loonsommen voor de Ziekteverzekering en de Ongevallenverzekering. Hiervan is een concept rapport opgemaakt, gedateerd 17 oktober 2016. Op basis van het conceptrapport heeft verweerder aan eiseres op 21 december 2017 een naheffingsaanslag ter behoud van rechten over het jaar 2011 opgelegd. Eiseres heeft bezwaar ingediend. Eiseres heeft bij brief van 22 februari 2019 een (nadere) reactie ingediend naar aanleiding van een tweede concept rapport gedateerd 8 februari 2019. Op 16 april 2019 heeft verweerder het rapport definitief vastgesteld.
3.2.
Op 24 april 2019 heeft verweerder naar aanleiding van het ingediende bezwaar, de naheffingsaanslag nader vastgesteld.
3.3.
Eiseres heeft het Gerecht gemotiveerd verzocht de aanslag te verminderen en heeft de navolgende gronden naar voren gebracht. Eiseres betoogt dat in de naheffingsaanslag als premieperiode is vermeld 2011/12 en verwijst in dit kader naar een uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin is overwogen dat als regel geldt dat het op de naheffingsaanslag vermelde tijdvak een wezenlijk onderdeel uitmaakt dat de buiten het vermelde tijdvak gelegen verschuldigde premies niet in de naheffingsaanslag moeten worden begrepen. Voorts verwijst eiseres naar haar schrijven van 22 februari 2019 waarin zij heeft gereageerd op het conceptrapport van 8 februari 2019. Eiseres stelt dat verweerder grotendeels is voorbijgegaan aan hetgeen zij daarin heeft vermeld en verzoekt beslissing op de in dit schrijven ingebrachte punten.
3.4.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.5.
Op de nadere standpunten van partijen zal hierna nader worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Voor wat betreft de periode waarop de aanslag ziet, overweegt het Gerecht het volgende. Ingevolge vaste jurisprudentie van dit Gerecht, hetgeen bevestigd is door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (zie ECLI:NL:OGHACMN:2019:209), is de vermelding op de aanslag niet dusdanig dat er onduidelijkheid bij eiseres kan bestaan over het tijdvak van de naheffing. Zoals het Hof heeft overwogen blijkt uit het looncontrolerapport onbetwistbaar dat de looncontrole ziet op het gehele jaar en dat de in het rapport berekende naheffingsbedragen overeen komen met de in de naheffingsaanslag opgenomen bedragen. Het Gerecht is van oordeel dat, gezien de inhoud het looncontrolerapport, ook in onderhavige zaak het niet aannemelijk dat bij eiseres onduidelijkheid bestond over het premietijdvak waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet het Gerecht dan ook geen aanleiding af te wijken van de bestendige jurisprudentie. De beroepsgrond faalt.
4.2.
De stelling van eiseres dat verweerder grotendeels is voorbijgegaan aan hetgeen zij in de bezwaarfase naar voren heeft gebracht kan niet worden gevolgd. Uit het dossier blijkt dat tussen verweerder en eiseres uitvoerig is gecorrespondeerd en dat eiseres meer dan voldoende in de gelegenheid is gesteld haar standpunten naar voren te brengen. Het feit dat verweerder niet onverkort de standpunten van eiseres overneemt maakt niet dat geoordeeld kan worden dat verweerder ongemotiveerd voorbij is gegaan aan deze standpunten. Het Gerecht is van oordeel dat het definitief vastgesteld looncontrolerapport getuigt van voldoende en zorgvuldig onderzoek en dat de conclusies voldoende onderbouwd en gemotiveerd worden weergegeven. Eiseres heeft geen nadere onderbouwing ingebracht waarom een en ander onjuist zou zijn. De beroepsgrond faalt.
4.3.
Eiseres heeft gesteld dat (a) en (b) uitzendbureaus zijn en dat verweerder ten onrechte een naheffing ZV/OV heeft vastgesteld.
Verweerder heeft in het definitieve looncontrolerapport aangegeven dat onvoldoende informatie is verkregen van eiseres om deze naheffing niet te handhaven. Voorts heeft verweerder ter zitting aangegeven dat uit onderzoek is gebleken dat (a) en (b) weliswaar als uitzendbureaus staan geregistreerd maar dat is vastgesteld dat bepaalde werknemers niet onder deze uitzendbureaus vielen.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder aldus voldoende heeft gemotiveerd dat de naheffing voor wat betreft dit element in stand kan blijven. Eiseres heeft geen nadere gronden ingediend die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
4.4.
Eiseres heeft voorts naar voren gebracht dat verweerder ten onrechte uit gaat van premieplichtig loon ten aanzien van personen die werken voor de aan eiseres geaffilieerde Amerikaanse rechtspersoon. Eiseres heeft gesteld dat deze personen uit hoofde van hun arbeidsovereenkomst voor de Amerikaanse rechtspersoon werkzaam waren bij eiseres. Het Gerecht is, met verweerder van oordeel dat bij gebrek aan nadere onderbouwing en informatie, het standpunt van eiseres niet kan worden gevolg. Nu eiseres betalingen heeft geboekt aan deze werknemers heeft verweerder terecht een naheffing premie opgelegd. De beroepsgrond faalt.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van eiseres ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

5.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 2 november 2020.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.