ECLI:NL:OGEAM:2020:88

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
Lar 44/2019, SXM 201900511
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing premie ongevallen- en ziekteverzekering bij werkgever en definitie maaltijdvergoedingen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, gaat het om een naheffingsaanslag voor de premie van de Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering die is opgelegd aan Babitbay Beach Hotel N.V. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.A. Jansen, heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die door het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. D.C. Daal, is vastgesteld. De zaak betreft de definitie van maaltijdvergoedingen en de vraag of deze vergoedingen als loon moeten worden aangemerkt, wat gevolgen heeft voor de premieheffing.

De procedure begon met een beroepschrift dat op 23 mei 2019 werd ingediend. Na een verweerschrift van de verweerder op 22 juli 2019, vond er een mondelinge behandeling plaats op 6 oktober 2020. Tijdens deze zitting heeft de gemachtigde van eiseres de stelling dat 'sickness hours' ten onrechte zijn belast laten vallen. De eiseres betoogde dat de maaltijdvergoedingen niet tot het loon behoren en dus niet belastbaar zijn, verwijzend naar de Landsverordening Ziekte en Ongevallenverzekering.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat maaltijdvergoedingen wel degelijk tot het loon behoren en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De uitspraak van het Gerecht bevestigt dat de vermelding op de aanslag niet onduidelijk is en dat de naheffingsbedragen overeenkomen met de in het looncontrolerapport opgenomen bedragen. Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep van eiseres ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 2 november 2020
Zaaknummer: SXM201900511 - LAR00044/2019
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
BABITBAY BEACH HOTEL N.V.,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.A. JANSEN,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTEN VERZEKERINGEN,
gezeteld te Sint Maarten
verweerder,
gemachtigde: mr. D.C. DAAL,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 25 april 2019, waarbij verweerder naar aanleiding van het bezwaarschrift, gericht tegen de beschikking van 12 december 2016 inhoudende de oplegging naheffingsaanslag met betrekking tot Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering voor het jaar 2012, de naheffingsaanslag nader heeft vastgesteld.

2.Procesverloop

Namens eiseres is op 23 mei 2019 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift ingediend ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 22 juli 2019 heeft verweerder een verweerschrift met producties ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 6 oktober 2020. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde voornoemd. Namens verweerder is de heer R. Richardson verschenen, bijgestaan door gemachtigde voornoemd die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft overgelegd en voorgedragen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

3.1.
Verweerder heeft over (onder andere) het jaar 2012 een looncontrole uitgevoerd bij eiseres inzake de loonsommen voor de Ziekteverzekering en de Ongevallenverzekering. Hiervan is een concept rapport opgemaakt, gedateerd 14 April 2016. Op basis van het conceptrapport heeft verweerder aan eiseres op 12 december 2017 een naheffingsaanslag ter behoud van rechten over het jaar 2012 opgelegd. Eiseres heeft bezwaar ingediend. Op 9 april 2019 heeft verweerder het rapport definitief vastgesteld.
Op 25 april 2019 heeft verweerder naar aanleiding van het ingediende bezwaar, de naheffingsaanslag nader vastgesteld.
3.2.
Eiseres heeft het Gerecht gemotiveerd verzocht de aanslag te verminderen en heeft de navolgende gronden naar voren gebracht. Verweerder heeft ten onrechte premie geheven over bepaalde vergoedingen, nu deze die niet behoren tot het begrip ‘loon’. Eiseres wijst in dat verband op het begrip loon, in artikel 1 van de Landsverordening regelende het recht van de werknemer op tegemoetkoming bij ziekte en de Landsverordening regelende het recht van de arbeider en diens nagelaten betrekkingen op tegemoetkoming ter zake van een ongeval, de arbeider in zijn dienstbetrekking overkomen. Eiseres doelt op de maaltijdvergoedingen en de “sickness hours”, die volgens eiseres van loon zijn uitgezonderd in artikel 1 van de LV ZV en LV OV. De maaltijdvergoedingen behoren tot de rubriek “hetgeen ingevolge artikel 6, derde lid, onderdelen d tot en met h, van de Landsverordening op de Loonbelasting niet tot het loon wordt gerekend.” Eiseres betoogt voorts dat in de naheffingsaanslag als premieperiode is vermeld 2012/12 en verwijst in dit kader naar een uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarbij als regel geldt dat het op de naheffingsaanslag vermelde tijdvak een wezenlijk onderdeel uitmaakt dat de buiten het vermelde tijdvak gelegen verschuldigde premies niet in de naheffingsaanslag moeten worden begrepen.
3.3.
Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring, omdat de maaltijdvergoedingen wel degelijk tot het loon behoren en dus ook belastbaar zijn. Voorts wordt de vermelding op de aanslag “2012/12” standaard gebruikt en is zodanig geïncorporeerd in het systeem en heeft betrekking op een volledig jaar en niet slechts één maand.

4.Beoordeling

4.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres de beroepsgrond dat “sickness hours” ten onrechte zijn belast laten vallen. Voor wat betreft de vraag of over maaltijdvergoedingen premie is verschuldigd, overweegt het Gerecht het volgende.
4.2.
Het is vaste jurisprudentie van het Gerecht dat maaltijdvergoedingen behoren bij het begrip “loon”. Het Gerecht verwijst hieromtrent naar de overweging in de uitspraak van het Gerecht van 27 mei 2019 (zaaknummer: Lar 134/2018, SXM 201801394), luidend:
“Voor wat betreft de maaltijdvergoedingen, overweegt het Gerecht het volgende. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling dat maaltijdvergoedingen niet mogen worden belast, gewezen op artikel 6 van de Landsverordening op de Loonbelasting. Deze LV is hier echter niet van toepassing. Wel van toepassing zijn de LV ZV en LV OV. Op grond van artikel 1 van de LV’s wordt onder loon verstaan elke uitkering in welke vorm ook die de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet, alsmede ontvangsten van derden, die van invloed zijn op de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst, behalve vergoeding voor het verrichten van overwerk in de zin van de Arbeidsregeling, de toeslag op het loon ingevolge artikel 58 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en artikel 52 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering, de sociale verzekeringspremies die ten laste van de werkgever komen, vergoeding boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de normale arbeid, waartoe hij ingevolge arbeidsovereenkomst met zijn werkgever verplicht is, vergoeding die bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie. Uit deze wettekst volgt dat maaltijdvergoedingen niet van het loon zijn uitgesloten. Verweerder heeft deze dus terecht belast.”
In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet het Gerecht geen aanleiding om thans anders te oordelen.
4.3
Voor wat betreft de periode waarop de aanslag ziet, overweegt het Gerecht het volgende. Ingevolge vaste jurisprudentie van dit Gerecht, hetgeen bevestigd is door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (zie ECLI:NL:OGHACMN:2019:209), is de vermelding op de aanslag niet dusdanig dat er onduidelijkheid bij eiseres kan bestaan over het tijdvak van de naheffing. Zoals het Hof heeft overwogen blijkt uit het looncontrolerapport onbetwistbaar dat de looncontrole ziet op het gehele jaar en dat de in het rapport berekende naheffingsbedragen overeen komen met de in de naheffingsaanslag opgenomen bedragen. Gelet op het looncontrolerapport is het Gerecht van oordeel dat ook in onderhavige zaak het niet aannemelijk is dat bij eiseres onduidelijkheid bestond over het premietijdvak waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet het Gerecht geen aanleiding anders te oordelen. De beroepsgrond faalt.
4.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep van eiseres ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

5.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 2 november 2020.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.