ECLI:NL:OGEAM:2020:8

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
SXM201900421-LAR00037/2019
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag tot verlenen van vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde E.I. Maduro, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf door de Minister van Justitie van Sint Maarten. De aanvraag was ingediend na het huwelijk van eiseres op 23 oktober 2015, maar werd afgewezen omdat deze niet binnen de gestelde termijn van één jaar na het sluiten van het huwelijk zou zijn ingediend. Eiseres betwistte deze afwijzing en stelde dat de aanvraag wel degelijk tijdig was ingediend, en dat er geen termijn voor herstel van eventuele verzuimen was geboden door de verweerder. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 december 2019, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten.

Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag onterecht was. Het Gerecht stelde vast dat de aanvraag tot verblijfsvergunning binnen het jaar na het huwelijk was ingediend, ook al was deze onvolledig. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de afwijzingsgrond van openbare orde, die verweerder had aangevoerd, stand kon houden, aangezien eiseres niet meer op Sint Maarten verbleef. Het Gerecht concludeerde dat de verweerder ten onrechte de weigeringsgrond van termijnoverschrijding had gehanteerd en dat de afwijzing van de aanvraag niet gerechtvaardigd was.

De uitspraak, gedaan op 27 januari 2020, leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was. Het Gerecht droeg de verweerder op om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen, en veroordeelde de verweerder tot betaling van de proceskosten aan eiseres, alsook het griffierecht. Deze uitspraak biedt belangrijke inzichten in de toepassing van bestuursrecht en vreemdelingenrecht in Sint Maarten, en benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige behandeling van aanvragen voor verblijfsvergunningen.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 27 januari 2020
Zaaknummer: SXM201900421-LAR00037/2019
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(x),
eiseres,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 26 maart 2019, waarbij verweerder het bezwaarschrift van eiseres, gericht tegen verweerders beschikking van 9 februari 2018 inhoudende afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een vergunning tot tijdelijk verblijf (v.t.t.v.), ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 2 mei 2019 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 3 juni 2019 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 9 december 2019. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiseres is met (J) op 23 oktober 2015 gehuwd in het Consulaat van de Dominicaanse Republiek op Sint Maarten. Dit huwelijk is geregistreerd in de registers van de Dominicaanse Republiek op 25 november 2015.
3.2.
Op de beschikking in primo ter afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van de v.t.t.v. met als doel gezinsvorming staat vermeld dat de aanvraag op 19 oktober 2017 is ingediend.
3.3.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de aanvraag niet binnen de daartoe gestelde termijn van één jaar na sluiten van het huwelijk is ingediend.
3.4.
In bezwaar heeft verweerder als weigeringsgrond toegevoegd dat er tegen eiseres ernstige bezwaren bestaan in de sfeer van de openbare orde omdat eiseres gedurende circa 19 jaren illegaal op Sint Maarten heeft gewoond en gewerkt.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.3
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Eiseres heeft gesteld dat het verzoek tot inschrijving van haar huwelijk in zowel de registers van de Burgerlijke stand als basispersoonsgegevens van Sint Maarten in maart 2016 is ingediend. Het Gerecht overweegt dat deze stelling van eiseres steun vindt in het dossier. Uit de beslissing van het Ministerie van Algemene Zaken van 30 mei 2017 tot registratie van het huwelijk blijkt immers dat op 8 augustus 2016 met een ambtenaar van de burgerlijke stand en op 6 september 2016 met de immigratie autoriteiten gesprekken plaats hebben gevonden “in verband met uw verzoek om registratie van uw huwelijk met (x) en de aanvraag om een verblijfsvergunning voor (x)”. Verweerder heeft ter zitting dit niet weersproken.
5.2.
Het Gerecht is van oordeel dat uit het voorgaande genoegzaam blijkt dat de aanvraag tot een verblijfsvergunning binnen één jaar na sluiting aan verweerder kenbaar is gemaakt door eiseres. Dat deze aanvraag niet volledig was, kennelijk omdat het huwelijk nog niet op Sint Maarten was geregistreerd doet hier niet aan af. Immers, ook een onvolledige aanvraag dient als aanvraag te worden aangemerkt. Niet gebleken is dat verweerder eiseres een termijn herstel verzuim heeft geboden of anderszins aan eiseres heeft laten weten dat haar aanvraag diende te worden aangevuld binnen een daartoe door verweerder gestelde termijn, bijvoorbeeld van één jaar na sluiting huwelijk. Het is het Gerecht ook onduidelijk hoe verweerder de op de beschikking in primo gestelde datum van indiening, 19 oktober 2017 heeft bepaald.
Het Gerecht is dan ook van oordeel dat verweerder ten onrechte de weigeringsgrond van de termijnoverschrijding van indiening aanvraag aan haar afwijzing te grondslag heeft gelegd.
Voorts is het Gerecht van oordeel dat de afwijzingsgrond openbare orde geen stand kan houden. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd, nu niet in geschil is dat eiseres niet meer op Sint Maarten verblijft, dat deze grond nog kan worden tegengeworpen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat verweerder bij vrijwillig vertrek na illegaal verblijf in analogie bij uitzetting, een termijn van drie jaar hanteert waarbinnen het openbare orde criterium wordt tegengeworpen indien een verblijfsaanvraag wordt ingediend. Het Gerecht is van oordeel dat bij gebrek aan wettelijke grondslag deze weigeringsgrond niet kan worden tegengeworpen.
5.3.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is. Verweerder dient een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Het Gerecht zal verweerder hier een termijn van 6 weken voor geven.
5.4.
Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling waarbij de zaak inhoudelijk is besproken. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiseres NAf 150,--dient te betalen als vergoeding van het door haar gestorte griffierecht.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beschikking;
draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
bepaalt dat verweerder aan eiseres zal betalen een bedrag ad NAf 1.400,-- en een bedrag van NAf 150,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 27 januari 2020.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.