Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil
De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde E.I. Maduro, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf door de Minister van Justitie van Sint Maarten. De aanvraag was ingediend na het huwelijk van eiseres op 23 oktober 2015, maar werd afgewezen omdat deze niet binnen de gestelde termijn van één jaar na het sluiten van het huwelijk zou zijn ingediend. Eiseres betwistte deze afwijzing en stelde dat de aanvraag wel degelijk tijdig was ingediend, en dat er geen termijn voor herstel van eventuele verzuimen was geboden door de verweerder. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 december 2019, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten.
Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag onterecht was. Het Gerecht stelde vast dat de aanvraag tot verblijfsvergunning binnen het jaar na het huwelijk was ingediend, ook al was deze onvolledig. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de afwijzingsgrond van openbare orde, die verweerder had aangevoerd, stand kon houden, aangezien eiseres niet meer op Sint Maarten verbleef. Het Gerecht concludeerde dat de verweerder ten onrechte de weigeringsgrond van termijnoverschrijding had gehanteerd en dat de afwijzing van de aanvraag niet gerechtvaardigd was.
De uitspraak, gedaan op 27 januari 2020, leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was. Het Gerecht droeg de verweerder op om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen, en veroordeelde de verweerder tot betaling van de proceskosten aan eiseres, alsook het griffierecht. Deze uitspraak biedt belangrijke inzichten in de toepassing van bestuursrecht en vreemdelingenrecht in Sint Maarten, en benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige behandeling van aanvragen voor verblijfsvergunningen.