ECLI:NL:OGEAM:2020:75

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
28 september 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
Lar 78/2019, SXM201900903
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen vergunning tot tijdelijk verblijf voor gezinsvorming en verblijf bij echtgenoot en vader

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de afwijzing van aanvragen voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) met als doel gezinsvorming, verblijf bij echtgenoot en verblijf bij vader. De aanvragen zijn afgewezen door de Minister van Justitie van Sint Maarten op basis van de geldende richtlijnen en jurisprudentie. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. B.B. Brooks, hebben bezwaar aangetekend tegen deze afwijzing. De procedure begon met een pro-forma beroepschrift op 20 augustus 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 augustus 2020. De eisers hebben betoogd dat er klemmende redenen van humanitaire aard zijn, maar het Gerecht oordeelt dat een algemene verwijzing naar een negatief reisadvies onvoldoende is voor een dergelijk beroep. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de aanvragen niet binnen de gestelde termijn zijn ingediend en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechter concludeert dat de Minister in redelijkheid de aanvragen heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Ghrib op 28 september 2020.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 28 september 2020
Zaaknummer: SXM201900903-LAR00078/ 2019

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN UITSPRAAK

In het geding van:
I.
(eiser 1), in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van (eiser 2), (eiser 3), (eiser 4), (eiser 5),
II.
(eiseres 6),
III.
(eiser 7),
eisers,
gemachtigde: mr. B.B. BROOKS,
tegen

DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,

gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 8 juli 2019 waarbij verweerder de bezwaarschriften van eisers, gericht tegen verweerder beschikkingen van 3 januari 2018 inhoudende afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv) met als doel 'gezinsvorming, verblijf bij echtgenoot' respectievelijk gezinsvorming, verblijf bij vader', ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 20 augustus 2019 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro-forma beroepschrift (met producties) hebben eisers tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 17 oktober 2019 zijn de gronden van het beroep aangevuld.
2.2.
Op 23 december 2019 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 10 augustus 2020. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. S. Ibrahim, deze occuperende voor gemachtigde voornoemd. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is nader bepaald op heden.
1
3.
Feiten
3.1.
Het Gerecht gaat uit van de navolgende vaststaande feiten:
  • Eiser sub I, namens (eiser 2), (eiser 3), (eiser 4), (eiser 5), eiseres sub 2 en eiser sub 3 hebben zich tot verweerder gewend met de aanvraag om een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming, verblijf bij echtgenoot, respectievelijk gezinsvorming verblijf bij vader.
  • Bij beschikkingen van 7 december 2017 en 18 juni 2018 heeft verweerder afwijzend op de verzoeken beslist. Bij brief van 10 januari 2018 heeft de voormalige gemachtigde namens eisers bezwaar aangetekend tegen de afwijzende beschikkingen. Op 15 maart 2018 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden. Verweerder heeft bij de bestreden beschikkingen van 31 oktober 2018 respectievelijk 13 december 2018 het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
  • Bij uitspraken van het Gerecht in Eerste Aanleg dd. 5 april 2019 zijn de gezamenlijke beschikkingen op bezwaar vernietigd en is verweerder opgedragen om opnieuw op de bezwaarschriften te beslissen.
  • Op 18 april 2019 heeft er een aanvullende hoorzitting plaatsgevonden. Op 7 mei 2019 respectievelijk 23 mei 2019 heeft de gemachtigde van eisers aanvullende informatie aangeleverd.
Verweerder heeft bij de bestreden beschikking van 8 juli 2019 het bezwaar ongegrond verklaard.
3.2
Eisers hebben het Gerecht gemotiveerd verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en een nieuwe beslissing te nemen.
3.3.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4.Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
4.
De beoordeling
4.1.
Ingevolge paragraaf 4.1 van de Richtlijnen dient de vttv aangevraagd te worden binnen een jaar na de huwelijksvoltrekking. Indien de aanvraag na het verstrijken van een jaar wordt ingediend wordt slechts in bijzondere omstandigheden afgeweken van dit beleid.
Het Gerecht acht dit beleid niet onredelijk.
4.2. (
eiseres 6)
(eiseres 6), geboren op (datum), verzorgt sedert 2009 de zoons van de garanststeller. Het Gerecht stelt vast dat op 20 juni 2014 (eiseres 6) een paspoort heeft gekregen en dat de huwelijksvoltrekking op 7 juli 2015 in Haïti heeft plaatsgevonden. De aanvraag voor de vttv is op 12 juli 2017 ingediend, twee jaar na de huwelijksvoltrekking. Op grond van het voorgaande concludeert het Gerecht dat de aanvraag niet binnen het door verweerder gehanteerde jaar is ingediend. Vervolgens is het de vraag of de overschrijding van deze termijn het gevolg is van
2
bijzondere omstandigheden en dat deze omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt. Het Gerecht beantwoordt die vraag ontkennend. Eiseres heeft gesteld dat in afwachting van een paspoort voor het minderjarige kind, de aanvraag niet op tijd is ingediend. Het Gerecht acht dit onvoldoende om van bijzondere omstandigheden te kunnen uitgaan. Een en ander is niet nader onderbouwd en voorts valt niet in te zien dat de aanvraag afhankelijk was van het paspoort van de minderjarige.
Het Gerecht is voorts van oordeel dat verweerder niet ten onrechte twijfel heeft over de legitimiteit van het huwelijk. De garantsteller heeft tijdens de hoorzitting immers verklaard dat de algemene situatie op Haïti aanleiding heeft gevormd om de kinderen naar Sint Maarten over te brengen. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat het huwelijk is aangegaan zonder oogmerk van een duurzaam samenlevingsverband, hetgeen strijdig is met de openbare orde.
4.3. (
eiser 2)
Met betrekking tot (eiser 2), geboren op (datum) en 16 jaar oud ten tijde van indiening van de aanvraag overweegt het Gerecht als volgt. Nu ten tijde van de beschikking op bezwaar (eiser 2) nog minderjarig was client het ouderlijk gezag duidelijk te zijn. De overgelegde notariële akte betreft een eenzijdige verklaring van overdracht van het gezag door de moeder. Het Gerecht is van oordeel dat dit onvoldoende is om van eenhoofdig gezag uit te gaan. Verweerder stelt terecht dat daartoe een rechterlijke uitspraak vereist is. Voor zover wordt betoogd dat op Haïti het geen wettelijk vereiste is dat de rechter een gezag beslissing neemt, kan bij gebrek aan onderbouwing deze stelling niet slagen. Voorts is het Gerecht van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat de leeftijd van (eiser 2) en het feit dat hij de Nederlandse en Engelse taal niet machtig is, aanleiding is om te twijfel aan zijn kans om met succes deel te nemen aan het middelbare onderwijs bier te lande. De overgelegde verklaring van Foundation for Academic and Vocational Education stelt dat hij eerst een toelatingsexamen met goed gevolg dient af te leggen. Nu een positieve uitkomst van dit examen, zoals verweerder niet ten onrechte heeft gesteld, hoogst onwaarschijnlijk is, wordt niet voldaan aan in de Richtlijnen gestelde voorwaarden, namelijk dat (eiser 2) onderwijs moet volgen.
4.4. (
eiser 3)
(eiser 3) is op (datum) geboren en 16 jaar ten tijde van de beschikking op bezwaar. Het Gerecht is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat de leeftijd van (eiser 3) en het feit dat hij de Nederlandse en Engelse taal niet machtig is, aanleiding is om te twijfel aan zijn kans om met succes deel te nemen aan het middelbare onderwijs hier te lande. De overgelegde verklaring van Foundation for Academic and Vocational Education stelt dat hij eerst een toelatingsexamen met goed gevolg client af te leggen. Nu een positieve uitkomst van dit examen, zoals verweerder niet ten onrechte heeft gesteld, hoogst onwaarschijnlijk is, wordt niet voldaan aan in de Richtlijnen gestelde voorwaarden, namelijk dat (eiser 3) onderwijs moet volgen.
De stelling dat (eiser 3) de Nederlandse nationaliteit zou hebben kan niet worden gevolgd omdat er geen stukken zijn overgelegd die dit onderbouwen.
4.5. (
eiser 4)
(eiser 4), is geboren op (datum). (eiser 4) is blijkens de stukken toegelaten voor lager onderwijs bij "grade 3". De moeder van (eiser 4) is in 2009 overleden en eiser sub 1 stelt dat (eiser 4) sindsdien is toevertrouwd aan de zorg van (eiseres 6). Het Gerecht overweegt dat verweerder aldus het belang van (eiser 4) op familie- of gezinsleven met zijn vader af te wegen tegen het algemeen belang. Het Gerecht is van oordeel dat het enkele feit dat eiser sub 1 het
3
gezag uitoefent onvoldoende is om te oordelen dat verweerder een positieve verplichting tot verblijfsaanvaarding heeft. Hierbij acht het Gerecht van belang dat tot op heden niet is gebleken dat eiser sub 1 op een betekenende wijze feitelijke invulling heeft gegeven aan het gezinsleven met (eiser 4). Uit de stukken blijkt dat de hij nooit feitelijk voor (eiser 4) heeft zorggedragen. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld met de weigering van het verblijf van de verzorgster van de minderjarige, (eiseres 6), van belang is bij de beoordeling van het verzoek tot toelating van (eiser 4). Het Gerecht is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte het algemene belang zwaarder heeft laten wegen dan het individuele belang van (eiser 4) bij toelating.
De stelling dat (eiser 4) de Nederlandse nationaliteit zou hebben kan niet worden gevolgd omdat er geen stukken zijn overgelegd die dit onderbouwen.
4.6. (
eiser 5)
(eiser 5), geboren op (datum) en vijf jaar oud ten tijde van indiening van de aanvraag. Omdat hij minderjarig is dient het ouderlijk gezag duidelijk te zijn. De overgelegde notariële akte betreft een eenzijdige verklaring van overdracht van het gezag door de moeder. Het Gerecht is van oordeel dat dit onvoldoende is om van eenhoofdig gezag uit te gaan. Verweerder stelt terecht dat daartoe een rechterlijke uitspraak vereist is. Voor zover wordt betoogd dat op Haïti het geen wettelijk vereiste is dat de rechter een gezag beslissing neemt, kan bij gebrek aan onderbouwing deze stelling niet slagen. Ook de stelling dat (eiser 5) de Nederlandse nationaliteit zou hebben is niet onderbouwd met stukken.
4.7. (
eiser 7)
(eiser 7), geboren op (datum) en 17 jaar ten tijde van indiening van de aanvraag. Met de beschikking op bezwaar dd. 8 juli 2019 is (eiser 7) meerderjarig. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat de leeftijd (20 jaar) en het feit dat hij de Nederlandse en Engelse taal niet machtig is, aanleiding is om te twijfel aan zijn kans om met succes deel te nemen aan het middelbare onderwijs hier te lande. De overgelegde verklaring van Foundation for Academic and Vocational Education stelt dat hij eerst een toelatingsexamen met goed gevolg dient of te leggen. Nu een positieve uitkomst van dit examen, zoals verweerder niet ten onrechte heeft gesteld, hoogst onwaarschijnlijk is wordt niet voldaan aan in de Richtlijnen gestelde voorwaarden, namelijk dat (eiser 7) onderwijs moet volgen.
4.8.
Voor wat betreft het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard heeft verweerder terecht overwogen dat in de bezwaarfase hier pas een beroep op is gedaan. Volgens vaste jurisprudentie past het niet in de systematiek van de Ltu of de Richtlijnen om in de bezwaarfase de grondslag van de aanvraag te wijzigen. Overigens merkt het Gerecht op dat een algemene verwijzing naar negatief reisadvies onvoldoende is voor een beroep op klemmende redenen van humanitaire aard. Voorts is de stelling dat de vijf zoons geen familie in Haïti hebben die hen zou kunnen opvangen op geen enkele wijze nader onderbouwd.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verweerder in redelijkheid de aanvragen heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is.
4
5.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door nix. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 28 september 2020.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dog van kennisgeving van dezeuitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.
5