ECLI:NL:OGEAM:2020:63

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
Lar 70/2019, SXM201900786
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van ouderdomspensioen en de gevolgen van verhuizing naar Nederland

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een beschikking van het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekering, waarin een herziening van de korting op het toegekende maximale ouderdomspensioen van eiser is vastgesteld. Eiser, die oorspronkelijk van Curaçao komt en sinds 2014 in Nederland woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 20 juni 2019, waarin zijn ouderdomspensioen met 22% werd verlaagd. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelt dat de herziening van het pensioen een inmenging vormt in het recht van eiser op ongestoord genot van zijn eigendom, zoals beschermd door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Het Gerecht stelt vast dat er geen wettelijke basis is voor de stelling van verweerder dat de verhuizing van eiser naar Nederland het recht op toepassing van het overgangsrecht doet vervallen. De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 24 juli 2020, waarbij het beroep van eiser gegrond werd verklaard en de bestreden beschikking werd vernietigd. Verweerder werd opgedragen om binnen vier weken een nieuwe beschikking te geven, en werd veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 24 juli 2020
Zaaknummer: SXM201900786 - LAR00070/2019
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
(eiser)
eiser,
gemachtigde: mr. G. HATZMANN,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTENVERZEKERING,
verweerder,
gemachtigde: mr. D.C. DAAL,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 20 juni 2019, betreffende bezwaar tegen de beschikking van verweerder van 2 januari 2019 inhoudende een herziene korting van 22% op het aan eiser toegekende maximale ouderdomspensioen met ingang van 1 februari 201.

2.Procesverloop

2.1.
Namens eiser is op 2 augustus 2019 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een pro forma beroepschrift ingesteld ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak. Op 11 oktober 2019 zijn de gronden van het beroep aangevuld.
2.2.
Op 18 november 2019 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
2.3.
Vanwege het opschorten voor onbepaalde tijd van zittingen ten gevolge van de Covid-19 crisis hebben partijen middels emailbericht van 11 mei 2020 toestemming gegeven tot schriftelijke afdoening. Een mondelinge behandeling is derhalve achterwege gebleven.
2.4.
Bij email van 12 mei 2020 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om pleitnotities in te dienen. Bij email bericht van 25 mei 2020 heeft gemachtigde van eiser medegedeeld in de zaak te persisteren en geen behoefte te hebben aan pleidooi. Op 26 mei 2020 heeft verweerder een pleitnota ingediend.
2.5.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

3.1
Het Gerecht gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
  • Eiser is op (…) geboren te Curaçao en heeft daar tot 1964 gewoond. In 1964 is eiser naar Nederland verhuisd, alwaar hij tot en met 1970 heeft gewoond. Vanaf 1970 is eiser op Sint Maarten woonachtig geweest. Op (…) heeft eiser de leeftijd van 60 jaar bereikt. Sinds 1 januari 2014 woont eiser in Nederland.
  • Bij brief van 25 mei 2001 is aan eiser een ouderdomspensioen toegekend van 88%.
  • Bij brief van 2 januari 2018 is het ouderdomspensioen van eiser met ingang van 1 februari 2014 herzien en vastgesteld op 78%. De reden voor herziening is dat eiser sinds 1 januari 2014 woonachtig is in Nederland. Eiser heeft op 11 februari 2019 bezwaar ingesteld. Op 10 mei 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden waarvan een verslag is opgemaakt.
  • Op 20 juni 2019 is het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat eiser niet meer woonachtig is op Sint Maarten met als gevolg dat de vier extra verzekeringsjaren van 1956 tot 1960 niet meer mee mogen tellen voor de berekening van ouderdomspensioen.
3.2
Eiser verzoekt gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de beschikking en zelf in de zaak te voorzien, dan wel verweerder te bevelen tot het opnieuw beschikken op het bezwaar onder verbeurte van dwangsommen in geval van niet nakomen en veroordeling van de proceskosten.
3.3
Verweerder voert gemotiveerd verweer en heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4
Op de standpunten van partijen wordt hierna voor zover van belang in gegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Op grond van artikel 5, eerste lid van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (hierna: Lvo AOV) is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening degene, die de leeftijd van 15 jaar, doch niet die van 60 jaar heeft bereikt, indien hij ingezetene is, geen ingezetene is, doch in de inkomstenbelasting wordt aangeslagen als in Sint Maarten wonende belastingplichtige, geen ingezetene is en evenmin geacht kan worden blijvend buiten Sint Maarten te wonen, doch ter zake van buiten Sint Maarten verrichte arbeid wedde of loon geniet ten laste van Sint Maarten, mits hij Nederlander is.
Bij de artikelen 40 tot en met 43, die gerubriceerd staan onder het kopje Overgangsbepalingen, worden de zogenoemde fictieve verzekerde jaren geregeld.
Op grond van artikel 40, eerste lid van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering van de Nederlandse Antillen (hierna: Lvo Oud) wordt degene, die voor het in werking treden van artikel 5 de leeftijd van 15, doch nog niet die van 65 jaar heeft bereikt, en die – al dan niet onafgebroken – gedurende zes jaren na de voleindiging van zijn 54ste levensjaar in de Nederlandse Antillen, Nederland, Suriname of Nederlands Nieuw-Guinea heeft gewoond, voor wat betreft het tijdvak gelegen binnen het bereiken van de leeftijd van 15 jaar en het tijdstip van inwerking treden van deze landsverordening voor de toepassing van het bepaalde in artikel 8, eerste lid, en tweede lid, onder 1°, sub a en b, onder 2°, sub a en b geacht verzekerd te zijn geweest.
Op grond van artikel 41, eerste lid heeft degene, die voor of op de dag van het in werking treden van artikel 6 de leeftijd van 65 heeft bereikt en die – al dan niet onafgebroken – gedurende zes jaren na de voleindiging van zijn 54ste levensjaar in de Nederlandse Antillen, Nederland, Suriname of Nederlands Nieuw-Guinea gewoond, heeft recht op ouderdomspensioen.
Op grond van artikel 42 komen de voordelen, voortvloeiende uit de artikelen 40 en 41 uitsluitend toe aan degene, die Nederlander is, en in de Nederlandse Antillen woont.
Op grond van artikel 43 kan bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, onder daarbij te stellen voorwaarden worden bepaald, dat (a) voor de toepassing van artikel 42 niet-Nederlanders met Nederlanders worden gelijkgesteld (b) voor de toepassing van de artikelen 40, 41 en 42 het wonen buiten de Nederlandse Antillen wordt gelijkgesteld met het wonen in de Nederlandse Antillen.
4.2
Het Gerecht stelt vast dat met de beschikking gegeven op 25 mei 2001 de hoogte van eisers ouderdomspensioen is vastgesteld. Eiser heeft tegen deze beschikking geen rechtsmiddelen aangewend. Dat besluit staat aldus in rechte vast en de in onderhavige procedure door eiser aangevoerde gronden tegen de inhoud van dit besluit behoeven dan ook geen verdere bespreking.
4.3
In het beroep resteert de vraag of de verhuizing van eiser in 2014 naar Nederland van invloed is op de hoogte van zijn toegekende ouderdomspensioen.
4.4
Ingevolge artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM heeft iedere natuurlijke of rechtspersoon recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.
4.5
Zoals de Centrale Raad van Beroep heeft overwogen in onder andere de uitspraak van 18 juli 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:2502), zijn tijdvakken van verzekering vervuld krachtens een opbouwverzekering eigendom in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Het Gerecht sluit zich hierbij aan. De opgebouwde verzekerde tijdvakken zijn opeisbare rechten die als vermogensrechten kunnen worden beschouwd, behorende tot een eigendomsrecht als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
4.6
Het Gerecht is van oordeel dat met de vaststelling van de hoogte van het ouderdomspensioen in 2001 de hoogte van het eigendomsrecht is vastgesteld. Inmenging op dit recht dient ingevolge het bepaalde in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM te geschieden in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in algemene beginselen van internationaal recht.
4.7
Het Gerecht overweegt dat de herziening van de hoogte van het toegekende bedrag naar aanleiding van de verhuizing van eiser naar Nederland een inmenging is in het recht van eiser op een ongestoord genot van zijn eigendom als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
4.8
Ingevolge artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM dient een dergelijke inmenging te zijn voorzien bij wet. Het Gerecht is van oordeel dat hetgeen is bepaald in artikel 42 van LvOud onvoldoende wettelijke basis biedt voor deze inmenging. Het Gerecht acht hierbij van belang dat artikel 42 slechts de voorwaarden bepaalt aan wie de overgangsregeling toekomt. Het bepaalde in artikel 42 biedt geen aanknopingspunten voor de stelling van verweerder dat na vaststelling van het recht de toepassing van het overgangsrecht komt te vervallen na verhuizing buiten de Nederlandse Antillen. Ook overigens is niet gebleken van een wettelijke basis waaruit onmiskenbaar blijkt dat verhuizing het recht op toepassing van het overgangsrecht doet vervallen.
4.9
Op grond van het vorenstaande zal het Gerecht het beroep gegrond verklaren en de bestreden beschikking vernietigen. Voorts zal het Gerecht aan verweerder opdragen om binnen vier weken na heden een beslissing op het verzoek van eiser te geven met inachtneming van wat in deze uitspraak is bepaald.
4.1
Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 700,--, zijnde 1 punt voor het beroepschrift. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiser NAf 50,--dient te betalen als vergoeding van het door hem gestorte griffierecht.

5.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking;
draagt verweerder op om binnen vier weken na heden alsnog een beschikking op het verzoek van eiser te geven;
bepaalt dat verweerder aan eiser zal betalen een bedrag ad NAf 700,-- en een bedrag van NAf 50,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 24 juli 2020.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.