ECLI:NL:OGEAM:2020:62

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
5 augustus 2020
Zaaknummer
Lar 98/2019, SXM201901159
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen oplegging van een administratieve boete wegens niet-naleving van informatieplicht in het kader van sociale verzekeringen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de oplegging van een administratieve boete door het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Brandon, had bezwaar aangetekend tegen de beschikking van verweerder, waarin een boete van NAf 2000,- was opgelegd wegens het niet voldoen aan de informatieplicht. Eiseres stelde dat zij niet in staat was om de gevraagde informatie tijdig te verstrekken, maar het Gerecht oordeelde dat zij meerdere keren de gelegenheid had gekregen om de benodigde documenten aan te leveren, maar dit niet had gedaan. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. D.C. Daal, had op zijn beurt een boekenonderzoek uitgevoerd en had aanvullende informatie opgevraagd die noodzakelijk was voor de controle van de afdracht van premies. Het Gerecht concludeerde dat eiseres niet volledig aan haar informatieplicht had voldaan en dat de opgelegde boete terecht was. De beroepsgrond van eiseres dat zij te weinig tijd had gekregen om de informatie te verstrekken, werd verworpen, aangezien het Gerecht vaststelde dat eiseres herhaaldelijk in de gelegenheid was gesteld om de informatie te verstrekken. De uitspraak bevestigde de beslissing van de verweerder en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 24 juli 2020
Zaaknummer: SXM201901159 - LAR00098/2019
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
(eiseres),
eiseres,
gemachtigde: mr. P.A.M. BRANDON,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN,
verweerder,
gemachtigde: mr. D.C. DAAL,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 12 september 2019, waarin is aangegeven dat het bezwaarschrift van eiseres, gericht tegen de beschikking van verweerder van 17 januari 2019, inhoudende oplegging van een boete van NAf 2000,-, ongegrond is verklaard.

2.Procesverloop

2.1
Namens eiseres is op 18 oktober 2019 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift ingesteld ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2
Op 3 januari 2020 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
2.3
Vanwege het opschorten voor onbepaalde tijd van zittingen ten gevolge van de Covid-19 crisis hebben partijen middels emailbericht van 4 mei en 6 mei 2020 toestemming gegeven tot schriftelijke afdoening. Een mondelinge behandeling is derhalve achterwege gebleven.
2.4
Bij email van 11 mei 2020 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om pleitnotities in te dienen. Op 25 mei 2020 hebben partijen pleitnotities ingediend. Bij email van 27 mei 2020 zijn partijen in de gelegenheid gesteld in een tweede schriftelijke ronde van conclusie van repliek c.q. dupliek een laatste reactie in te dienen. Op 2 juni 2020 heeft gemachtigde van eiseres meegedeeld geen behoefte te hebben aan een tweede ronde. Verweerder heeft op 3 juni een ‘reactie op pleitnota’ ingediend.
2.5
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Het Gerecht gaat uit van de volgende feiten.
3.2
Verweerder heeft op 16 november 2018 een boekencontrole uitgevoerd bij eiseres.
3.3
Bij email bericht van 19 november 2018 heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld om informatie te fourneren met betrekking tot haar administratie.
3.4
Bij email bericht van 19 november 2018 heeft eiseres aangegeven dat de termijn om de documenten aan te leveren te kort is.
3.5
Op 20 november 2018 is door verweerder een e-mail verstuurd met een nadere uitleg over de benodigde documenten omtrent de lijst.
3.6
Bij brief van 30 november 2018 heeft verweerder een schriftelijke waarschuwing aan eiseres gegeven.
3.7
Op 30 november 2018 heeft een werknemer van eiseres een e-mail bericht gestuurd met twee bijlagen.
3.8
Bij e-mailbericht van 3 december 2018 wordt eiseres wederom in de gelegenheid gesteld om de resterende documenten in te dienen. Gemachtigde van eiseres heeft hierop gereageerd en medegedeeld dat deze voor het eind van de week zullen worden verstuurd.
3.9
Op 6 december 2018 deelt verweerder mede dat eiseres wederom een kans is gegeven om de verzochte documenten te verstrekken.
3.1
Op 7 december 2018 zijn de documenten door verweerder opgehaald.
3.11
Op 11 december 2018 is een tweede waarschuwingsbrief aan eiseres medegedeeld met een nieuwe fatale termijn. Eiseres verstuurd op 17 december 2018 een reactie. Op 24 december 2018 stuurt verweerder een kennisgeving van overtreding. Eiseres reageert op 14 januari 2019 en verstrekt een mutatieformulier.
3.12
Op basis van het mutatieformulier heeft verweerder op 17 januari 2019 een boete opgelegd. Op 14 februari 2019 heeft eiseres bezwaar aangetekend. Op 30 augustus 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is opgemaakt.
3.13
Bij de thans bestreden beschikking heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat de boete terecht is opgelegd.
3.14
In haar beroepschrift heeft eiseres in onderhavig beroep het Gerecht verzocht de bestreden beschikking te vernietigen wegens strijdigheid met de beginselen van behoorlijk bestuur. Verweerder is ten onrechte overgegaan tot het opleggen van een administratieve boete, nu eiseres aan verweerder alle volgens de wet nodige informatie tijdig heeft verschaft. Zij stelt voorts dat verweerder ten onrechte om informatie verzoekt, aangezien de verzochte informatie slechts is bedoeld voor de Belastingdienst. Daarnaast is het niet mogelijk om een kopie van de loonstroken af te geven. Deze kopieën wordt niet als hardcopy in de administratie opgeslagen gelet op hun vertrouwelijke aard en bestemming.
3.15
Verweerder stelt dat het bezwaar van eiseres terecht ongegrond is verklaard aangezien er geen sprake is van strijdigheid met de beginselen van behoorlijk bestuur. De bestreden beschikking is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en is daarbij voldoende gemotiveerd. De boete is dan terecht opgelegd, aangezien eiseres niet heeft voldaan aan haar wettelijke informatieplicht.

4.Beoordeling

4.1
Het Gerecht overweegt als volgt.
Artikel 8f van de Landsverordening Ziektekostenverzekering (hierna: LvZv) luidt:
1.De werkgever is gehouden een loonadministratie te voeren, waaruit duidelijk blijkt aan de hand waarvan en de wijze waarop de premie is berekend en ingehouden.
2.De werkgever is gehouden na afloop van het kalenderjaar aan de werknemer, die bij het einde van het kalenderjaar in zijn dienst is of persoonlijk in aangenomen werk arbeid voor hem verricht, een verklaring af te geven betreffende het in dat kalenderjaar verkregen loon en de ingehouden premie. Bij beëindiging van het dienstverband of de werkzaamheden in de loop van het kalenderjaar is de werkgever gehouden aan de werknemer eenzelfde verklaring af te geven over de tijd, waarin hij bij hem in dat kalenderjaar in dienstverband werkzaam was onderscheidenlijk voor hem werkzaamheden verrichtte. De verklaring wordt binnen tien dagen na het verzoek van de werknemer afgegeven.
3.De loonadministratie moet gedurende vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, worden bewaard.
Artikel 12 van de LvZv en de Landsverordening Ongevallenverzekering (hierna: LvOv) bepaalt:
1.De Bank is belast met de uitvoering van deze landsverordening.
2.Een ieder is verplicht ten behoeve van de uitvoering op verzoek aan de Bank inlichtingen te verstrekken, desverlangd schriftelijk. De door de Bank verlangde inlichtingen moeten binnen een door de Bank te stellen termijn worden verstrekt. De verzekerde is verplicht uit eigen beweging aan de Bank inlichtingen te verstrekken waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat deze aanleiding kunnen geven tot verlies of beëindiging van het recht op tegemoetkoming krachtens artikel 3, eerste lid. Ook is een ieder verplicht de door de Bank gegeven aanwijzingen ten behoeve van de uitvoering van deze landsverordening op te volgen.
3.Bij niet naleving van de in tweede lid opgelegde verplichtingen door de verzekerde is de Bank bevoegd de te verstrekken tegemoetkomingen en vergoedingen op te schorten.
Ingevolge artikel 12a van de LvZv/LvOv is verweerder bevoegd om verdere informatie te verzoeken die nodig zijn om de controles uit te voeren op de wijze en juistheid van de inhouding en afdracht van premies per werknemer.
Ingevolge het zesde lid is een ieder verplicht alle medewerking te verlenen die in het kader van de toezicht uitoefening op grond van artikel 12aLvZv/LvOv tweede lid wordt gevorderd.
Ingevolgde artikel 14a LvZv/LvOv leidt overtreding van voormelde verplichting tot de mogelijke oplegging van een boete van maximaal NAf 5000,--.
4.2
Verweerder heeft een boekenonderzoek uitgevoerd en naar aanleiding daarvan nadere informatie verzocht. Het Gerecht is van oordeel dat de aanvullende informatie die verweerder aan eiseres heeft verzocht nodig is om de controles uit te voeren op de wijze en juistheid van de inhouding en afdracht van premies. Ingevolge artikel 12a van de LvZv/LvOv is eiseres dan ook gehouden deze informatie te verstrekken. Voorts is het Gerecht van oordeel dat uit het dossier blijkt dat eiseres de gevraagde informatie niet (volledig) heeft verstrekt aan verweerder. De redenen die eiseres heeft aangevoerd ter onderbouwing dat zij de informatie niet kan verstrekken, zoals dat de salarisslippen niet worden opgeslagen aangezien deze vertrouwelijke leningen vermelden, kunnen niet leiden tot verschoonbaarheid. Eiseres is immers ingevolge de wettelijke bepalingen gehouden een administratie te voeren die het voor verweerder mogelijk maakt om te controleren of de premies juist zijn afgedragen. Het Gerecht stelt vast dat eiseres aldus niet (volledig) aan haar informatieplicht heeft voldaan. Verweerder legt vervolgens ingevolge artikel 14a van de LvZv/LvOv eiseres een boete op.
4.3
Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat zij te weinig tijd heeft gekregen om de benodigde informatie te verstrekken, kan zij niet worden gevolgd. Het Gerecht acht hierbij van belang dat eiseres verschillende keren in de gelegenheid is gesteld om de aanvullende informatie te verstrekken en voorts dat is gebleken dat tot op heden de gevraagde informatie niet aan verweerder is verstrekt. De beroepsgrond faalt.
4.4
Gelet op het voorgaande is de boete terecht opgelegd. Het beroep is ongegrond, voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

5.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 24 juli 2020.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.