ECLI:NL:OGEAM:2020:46

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
100.00665/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne en de strafmaat in Sint Maarten

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 12 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de opzettelijke invoer van cocaïne. De verdachte, geboren in Brazilië en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd op 18 december 2019 aangehouden na aankomst op Sint Maarten vanuit Panama, waar bij een douanecontrole ongeveer 9500 gram cocaïne in haar bagage werd aangetroffen. Tijdens de zitting verklaarde de verdachte dat zij haar koffer niet zelf had ingepakt en deze kort voor vertrek van een onbekende persoon had ontvangen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet opzettelijk cocaïne had ingevoerd.

Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechter concludeerde dat de verdachte, door de koffer in te checken zonder de inhoud te controleren, bewust de mogelijkheid had aanvaard dat er cocaïne in de koffer zat. Dit werd gekwalificeerd als opzet in de lichtste vorm. De rechter oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten, die in strijd waren met de Opiumlandsverordening. De ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel en de schadelijkheid van cocaïne voor de volksgezondheid werden meegewogen in de strafmaat.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met de bepaling dat de tijd die in voorlopige hechtenis was doorgebracht, in mindering zou worden gebracht. Tevens werd de in beslag genomen cocaïne verbeurd verklaard en werd gelast dat andere in beslag genomen goederen aan de verdachte zouden worden teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt de strikte handhaving van de wetgeving rondom drugshandel in Sint Maarten.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00665/19
Uitspraak: 12 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] te Brazilië,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans alhier gedetineerd.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. Ibrahim, advocaat te Sint Maarten.
De verdenking in het kort
In de reisbagage van de verdachte is bij een douanecontrole ruim 9 kilogram van een verdachte stof aangetroffen. De verdachte wordt beschuldigd van de invoer van cocaïne.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de opzettelijke invoer van cocaïne bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, en voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen drugs en de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen telefoon.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte niet het opzet had op de invoer van cocaïne.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Waardering van het bewijs

De verdachte is op 18 december 2019 vanuit Panama op Sint Maarten aangekomen. In haar bagage bleek ongeveer 9500 gram cocaïne aanwezig. Op de terechtzitting heeft zij verklaard dat zij haar koffer niet zelf heeft ingepakt. Zij heeft de koffer kort voor haar vertrek van een manspersoon in ontvangst genomen en heeft niet de moeite genomen om de inhoud van de koffer te controleren. Het bruto gewicht van de koffer bedroeg 32 kilogram.
Opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de invoer van cocaïne, bestaat in verschillende gradaties. De lichtste vorm van opzet is aanwezig indien de verdachte bewust de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De verdachte zegt haar eigen koffer niet te hebben ingepakt en alvorens haar koffer in te checken de inhoud daarvan niet te hebben gecontroleerd. Het is algemeen bekend dat er in Zuid Amerika cocaïne wordt geproduceerd die vervolgens wordt gesmokkeld, vaak in de bagage van reizigers, naar andere delen van de wereld. Door een zware koffer die haar kort voor vertrek door een onbekende was aangeboden in te checken op een luchthaven in Zuid Amerika, niet wetende wat de inhoud van de koffer is, heeft de verdachte bewust de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid aanvaard dat er cocaïne in die koffer zat. De verdachte heeft opzet gehad, zij het in de lichtste vorm, op de invoer van cocaïne in Sint Maarten.
In bijlage II heeft het Gerecht de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op
of omstreeks18 december 2019 te Sint Maarten
, al dan nietopzettelijk
, heeftingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960
en/of vervoerd, in elk geval in haar bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend,ongeveer 9500 gram
cocaïne, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne
, althans enige bereiding van cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960
en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);

Strafbaarheid van de feiten en kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in de artikelen 3 en 11 van de Opiumlandsverordening.
De bewezenverklaarde feiten worden als volgt gekwalificeerd:
- Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumlandsverordening gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het Gerecht neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Cocaïne is bij gebruik schadelijk voor de volksgezondheid. De handel in cocaïne gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit waaronder corruptie en geweldsdelicten, en de criminele winsten die met deze handel worden gemaakt corrumperen de samenleving. De verdachte heeft aan de handel in en het gebruik van cocaïne een bijdrage geleverd door zich te lenen voor een drugstransport. Daarop staan hoge vrijheidsstraffen, die zonder uitzondering steeds daadwerkelijk worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:67 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
twintig maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven cocaïne;
gelast de teruggave van de overige onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door mr. L.A. Patrick-Gibbs (zittingsgriffier), en op 12 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht Sint Maarten.
uitspraakgriffier:
Bijlage I
Verdachte wordt ten laste gelegd:
zij op of omstreeks 18 december 2019 te Sint Maarten, al dan niet opzettelijk, heeft ingevoerd in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960 en/of vervoerd, in elk geval in haar bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend, ongeveer 9500 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans enige bereiding van cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);
(artikel 3 jo 11-1 Opiumlandsverordening)