ECLI:NL:OGEAM:2020:43

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
100.00426/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met geweld met dodelijke afloop op Sint Maarten

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, is de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal met geweld, die resulteerde in de dood van een toerist. De feiten vonden plaats op 5 juni 2019, toen een vader en zijn dochter op het strand bij Maho beach werden benaderd door een overvaller. De vader werd dodelijk verwond toen hij probeerde zijn dochter te beschermen. De verdachte wordt verweten dat hij de overvaller een vuurwapen en een auto heeft verstrekt, wat leidde tot de fatale overval. Tijdens de rechtszittingen op 11 december 2019 en 4 maart 2020 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.D.M. Roseburg. De officier van justitie, mr. Boerlage, eiste een gevangenisstraf van zes jaar, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans heeft aanvaard dat zijn handelingen tot een gewapende overval zouden leiden. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en moest een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij, de dochter van het slachtoffer.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00426/19
Uitspraak: 18 maart 2020
Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] te Sint Maarten,
adres: [adres].

Waar het in deze zaak om gaat

Op woensdagavond 5 juni 2019, lopen een vader en zijn dochter die vakantie vieren op Sint Maarten over het strand bij Maho beach terug naar hun hotel. Plotseling verschijnt een overvaller die zijn vuurwapen op de dochter richt en om geld vraagt. De dochter staat snel haar tas af. Als de vader dat ziet en een schreeuw uitbrengt, wordt hij door de overvaller in zijn hoofd en nek geschoten; hij overlijdt later aan zijn verwondingen.
De verdachte wordt betrokkenheid bij het schietincident verweten omdat hij aan de overvaller het wapen en een auto heeft verschaft.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2019 en op 4 maart 2020. De verdachte is steeds verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.D.M. Roseburg, advocaat te Sint Maarten.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. Boerlage heeft gevorderd dat het Gerecht bewezen zal verklaren dat de verdachte medeplichtigheid is aan diefstal met geweld die de dood ten gevolge heeft en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren. Haar vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

Tenlastelegging

Wat aan de verdachte is tenlastegelegd staat vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Waardering van het bewijs

Bewijsuitsluiting?
De verdachte heeft zich op 7 augustus 2019 op het politiebureau in Philipsburg gemeld. Voordat hij toen en daar als verdachte is gehoord, is hij gewezen op zijn recht om op eigen kosten een advocaat te consulteren. Na afloop van dat verhoor is hij buiten heterdaad aangehouden. Die avond is de verdachte nogmaals verhoord. Voorafgaande aan dat verhoor is hij op zijn rechten gewezen en heeft de verdachte schriftelijk afstand gedaan van zijn recht op rechtskundige bijstand.
Aangevoerd is dat de verdachte bij zijn eerste verhoor recht had op kosteloze rechtsbijstand van een piketadvocaat. Nu dat hem niet is aangeboden, is zijn consultatierecht geschonden. Bij zijn tweede verhoor zou de verdachte afstand hebben gedaan van zijn recht op rechtsgeleerde bijstand omdat hij onterecht meende voor die bijstand te moeten betalen, en daarvoor had hij het geld niet. Aangevoerd is dat de verdachte niet welbewust en vrijwillig afstand deed van zijn consultatierecht. Dit moet worden gecompenseerd door de eerste twee verhoren van de verdachte buiten beschouwing te laten.
Het Gerecht is van oordeel dat er bij de huidige stand van het recht niet kan worden gesproken van geschonden normen. Er bestaat geen recht op kosteloze rechtsbijstand bij het verhoor van een verdachte die niet is aangehouden. Voor zijn tweede verhoor is de verdachte op zijn rechten gewezen en daarna heeft hij schriftelijk ondubbelzinnig, welbewust en vrijwillig afstand gedaan van zijn recht op rechtsgeleerde verhoorbijstand.
De eerste twee verhoren kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Bewijsmiddelen
Op woensdagavond 5 juni 2019 loopt de aangeefster met haar vader over het strand bij Maho beach terug naar hun hotel. Plotseling verschijnt een man die zijn vuurwapen op de aangeefster richt en om geld vraagt. Als de vader dat ziet en een schreeuw uitbrengt, wordt hij door de man in zijn hoofd geschoten; hij overlijdt later aan zijn verwondingen. De aangeefster staat snel haar tas af. In die tas zat onder meer een aantal Amerikaanse dollars.
Op de dag van het schietincident heeft de verdachte zijn vuurwapen en een Hyundai i10 uitgeleend aan [X], die vervolgens samen met [Y] in die Hyundai i10 naar Maho blijken te zijn gereden, waar een van hen die straatroof heeft gepleegd en dat dodelijke schot heeft gelost.
Bewijsoverweging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte niet wist dat [X en Y] met behulp van zijn pistool een straatroof zouden gaan plegen en iemand zouden doden. Zijn opzet was niet gericht op het doden van een toerist of op een gewapende overval, daarom moet de verdachte hiervan worden vrijgesproken.
Het Gerecht komt tot de volgende beoordeling.
De verdachte en medeverdachte [X] zijn vrienden. Tijdens zijn eerste verhoor verklaart de verdachte te weten dat [X] geen werk heeft en een gevangenisstraf heeft uitgezeten voor een gewapende overval aan de Franse kant van Sint Maarten. Op de dag van het schietincident vraagt [X] aan de verdachte een pistool en een auto te leen. De verdachte leent zijn spullen uit zonder precies te weten wat [X] ermee zou gaan doen: ‘[X]
wanted to do something in Marigot.’
Een pistool is een gevaarlijk voorwerp. Iedereen weet dat pistolen vaak worden gebruikt bij roofovervallen en dat het bezit van een pistool zonder vergunning illegaal is en streng wordt bestraft. De verdachte wist dat [X] geen regulier inkomen heeft en eerder een gewapende overval had gepleegd. Door aan die [X] een wapen te verschaffen heeft de verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [X] met behulp van dat wapen een overval zou gaan plegen. Daarmee staat het opzet vast van de verdachte op de overval die later die dag met zijn wapen is gepleegd. Hij heeft die overval bevorderd en mede mogelijk gemaakt door aan [X] een wapen en een auto uit te lenen.
Slachtoffers van gewapende overvallen krijgen de schrik van hun leven en kunnen op verschillende manieren reageren: ze kunnen verstijven van schrik, proberen te vluchten, of terugvechten. De overvaller zal gespannen zijn en stress ervaren als hij zijn slachtoffer confronteert met zijn wapen. Hoe een en ander verloopt valt niet te voorspellen, maar dat een gewapende overval uit de hand kan lopen en dat daarbij doden kunnen vallen als er een vuurwapen in het spel is, ligt voor de hand. De verdachte had het noodlottige gevolg van deze overval dan ook redelijkerwijs kunnen voorzien, ook had zal hij de dood van het slachtoffer niet hebben gewild.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft het Gerecht de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Meest subsidiair
dat [Xen/of Y] op
of omstreeks5 juni 2019 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen, een tas met inhoud, in ieder geval een bedrag van ongeveer 20.00 USD, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [dochter]
en/ of [vader], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/ of zijn mededader(s),
welke diefstal werd
voorafgegaan en/ ofvergezeld en
/ ofgevolgd van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen [dochter] en
/of[vader], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bet bezit van bet gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
• dreigend een vuurwapen richten op [dochter] en
/ of[vader];
• van korte afstand meerdere malen
, althans eenmaalmet een vuurwapen, (gericht) op die [vader] te schieten, ten gevolge van welk bovenomschreven feit [vader] is overleden,
en
/oftot het plegen van welk misdrijf verdachte (tevoren) op of omstreeks 5 juni 2019, in Sint Maarten, opzettelijk behulpzaam is geweest en
/ofopzettelijk
gelegenheid,middelen
en/of inlichtingenheeft verschaft heeft verschaft door een auto en
/ofeen geladen vuurwapen ter beschikking te stellen aan die [X]
en/of die [Y].

Strafbaarheid van de feiten en kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in de artikelen:
1:124, 2:288, 2:289, 2:291 van het Wetboek van Strafrecht
Het bewezenverklaarde feit wordt als volgt gekwalificeerd:
-
Medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijker te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het Gerecht neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Tijdens het incident gold voor de verdachte een avondklok. In het kader van zijn resocialisatieprogramma mocht hij de laatste zes maanden van zijn gevangenisstraf voor een gewapende overval, onder elektronisch toezicht thuis doorbrengen zodat hij overdag kon werken en wennen aan de vrije samenleving. De reclassering rapporteerde positief over hem. Op de terechtzitting echter gaf de verdachte blijk van weinig inzicht in het kwalijke van zijn gedrag: hij vertelde zijn leven te willen beteren, besloot daarom om zijn pistool te verkopen, en daarop vooruitlopend heeft hij zijn wapen aan een kandidaat-koper uitgeleend. Iemand die oprecht zijn leven wil beteren draagt zijn wapen niet over aan iemand uit het milieu, maar levert het in bij de politie. De verdachte heeft een noodlottige straatroof bevorderd door zijn vuurwapen aan de overvaller uit te lenen en hem een auto beschikbaar te stellen. Daarop kan alleen worden gereageerd met een gevangenisstraf van lange duur. Die straf valt lager uit dan door de officier van justitie geëist omdat het Gerecht het fatale gevolg van de overval minder zwaar in de strafmaat laat meewegen.

Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft de dochter van zich in de strafzaak gevoegd met een verzoek om vergoeding van de volgende schadeposten:
Omschrijving kosten Bedrag
Medicatie CAD 270,00
Begrafeniskosten Canada “ 7.891,31
Telefoon “ 1.400,00
Geldbedrag gestolen tas “ 20,00
Inkomstenderving
“ 17.259,84 +
TOTAAL CAD
26.841,15
Het Gerecht stelt vast dat de verdachte met het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiele schade aan de benadeelde partij heeft toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is voldoende onderbouwd, komt het Gerecht niet onredelijk voor, en is door de verdediging niet weersproken. De vordering zal daarom hoofdelijk worden toegewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de eerder genoemde wetsartikelen, alsmede op artikel 1:78 (schadevergoedingsmaatregel) van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meest subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
vier jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
heft op de schorsing van zijn voorlopige hechtenis;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [dochter] geleden schade toe tot een bedrag van
26.841 Canadese dollar en 15 cent, en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [dochter] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [dochter] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
26.841 Canadese dollar en 15 cent, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
1 (een) jaarhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan het Land in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat indien en voor zover (een van) de mededader(s) van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door
mr. L.J.M. Klop (zittingsgriffier), en op 18 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht Sint Maarten.
uitspraakgriffier: