ECLI:NL:OGEAM:2020:24

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
Lar 69/2019, SXM201900711
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneigenlijke voorwaarden verbonden aan bouwvergunning voldoen niet aan wettelijke eisen en toetsing aan regelgeving

In deze zaak heeft eiser, procederende in persoon, beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Volkswoning, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van Sint Maarten, die het bezwaarschrift van eiser tegen de verleende bouwvergunning voor het Planet Hollywood Beach Resort project ongegrond heeft verklaard. De bouwvergunning is verleend voor de bouw van een hotel met 452 kamers, een casino en een beach club, maar eiser betwist de rechtmatigheid van deze vergunning. De procedure begon met een beroepschrift dat op 17 juli 2019 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de verweerder op 11 oktober 2019 en een schriftuur van de derde belanghebbende op 13 november 2019. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 februari 2020.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de bouwvergunning niet voldoet aan de wettelijke eisen, omdat er oneigenlijke voorwaarden aan de vergunning zijn verbonden en de vergunning niet is getoetst aan de relevante regelgeving. Eiser heeft aangevoerd dat er geen bouwtekeningen beschikbaar zijn, wat in strijd is met de vereisten van de Bouw en Woningverordening. Het Gerecht oordeelt dat de vergunning niet alleen niet voldoet aan de eisen van de wet, maar ook dat de rechtsbescherming van belanghebbenden in het geding is. De uitspraak van het Gerecht is gedaan op 29 april 2020, waarbij het beroep gegrond is verklaard en de bestreden beschikking is vernietigd. Verweerder is veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 29 april 2020
Zaaknummer: SXM201900711-LAR00069/2019
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
procederende in persoon,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING, MILIEU EN INFRASTRUCTUUR VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.A. KRAAIJEVELD,
alsmede:
[B].
als derde belanghebbende,
gemachtigde: mr. C.R. Rutte.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 10 juli 2019, waarbij verweerder het bezwaarschrift van eiser, gericht tegen beschikking van 9 april 2019 inzake de aan [B] verleende bouwvergunning voor de bouw van Planet Hollywood Beach resort project, ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 17 juli 2019 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar).
2.2.
Op 11 oktober 2019 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Op 13 november 2019 heeft de derde belanghebbende een schriftuur derde belanghebbende (met producties) ingediend.
2.4.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 24 februari 2020. Eiser is verschenen. Verweerder en derde belanghebbende zijn verschenen bij gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.5.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Het geschil

3.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, met in achtneming van de door hem aangevoerde beroepsgronden.
3.2.
Verweerder en de derde belanghebbende hebben gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Wettelijk kader
De landsverordening, houdende voorschriften betreffende het bouwen en de volkshuisvesting, nader aangeduid als de Bouw en woningverordening (voor zover van belang):
Artikel 7
Het is verboden een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen:
  • a. zonder inachtneming van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze verordening;
  • b. zonder bouwvergunning, tenzij artikel 10 of §5 van deze verordening van toepassing is;
  • c. in afwijking van het bepaalde in de bouwvergunning, behoudens nadere goedkeuring.
Artikel 16
1.De aanvraag van een bouwvergunning vermeldt de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de aanvrager en gaat vergezeld van een tekening in dubbel, vervaardigd op een schaal 1 : 100, aanwijzende:
o 1°.de constructie van de fundering, bekapping, zolderingen, balklagen, vloeren en trappen;
o 2°.de hoogte en het binnen de muren of wanden gemeten grondoppervlak;
o 3°.het hoogtepeil van de vloer van de benedenverdieping;
o 4°.het aantal en de afmetingen van de vertrekken, trappen en portalen;
o 5°.de dikte en samenstelling van de muren en wanden;
o 6°.de toegangswegen van licht en lucht;
o 7°.het aantal verdiepingen;
o 8°.de plaatsing van het gebouw ten opzichte van de weg en van de belendende percelen.
2.Voor eenvoudige gebouwen zonder verdieping met een grondoppervlak van ten hoogste 100 m² is het overleggen van een tekening niet vereist, indien de gegevens genoemd onder 1° tot en met 8° voldoende duidelijk worden omschreven.
Artikel 19
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden ten aanzien van daarbij te bepalen districten of wegen of gedeelten van districten of van wegen voor alle dan wel voor de daarbij aan te duiden gebouwen nadere voorschriften vastgesteld betreffende:
  • 1°.de minimum hechtheid van fundering, muren, balken, vloeren en bekapping;
  • 2°.de minimum hoogte van gebouwen en de wijze van berekening van de hoogte van gebouwen en vertrekken;
3°.het minimum hoogtepeil van de vloer van de benedenverdieping;
  • 4°.de minimum afmetingen en de vormen van vertrekken en trappen en van toegangswegen van licht en lucht;
  • 5°.de minimum afstand tussen beer- of zinkputten en woningen en waterputten of regenbakken;
  • 6°.de wijze van watervoorziening en verwijdering van water en vuil en fecaliën en de bouw en inrichting van privaten, dit met inachtneming van §14 van deze verordening.
Dit artikel 19 is nader uitgewerkt in het Landsbesluit ter uitvoering van artikel 19 van de Bouw en woningverordening. In dit Landsbesluit Afdeling II zijn nadere (technische) voorschriften uitgewerkt voor gebouwen met een oppervlak groter dan 100 m2 en voor gebouwen met een of meer verdiepingen.
Artikel 22
Een beslissing tot het verlenen van voorwaardelijke bouwvergunning of tot gehele of gedeeltelijke weigering is steeds met redenen omkleed en kan slechts gegrond zijn op een of meer van de volgende omstandigheden:
  • 1°.dat de aanvraag, de tekening, de omschrijving of het gebouw of gebouwsgedeelte niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening gegeven;
  • 2°.dat het gebouw ook in verband met de toegepaste bouwwijze niet zodanige hechtheid kan geacht worden te zullen bezitten, dat het voor het leven van de bewoners of gebruikers of voor de omgeving geen gevaar oplevert;
  • 3°.dat de afmetingen van vertrekken of van trappen, of het aantal of de inrichting van privaten, of het aantal toegangswegen voor licht en lucht onvoldoende te achten zijn;
  • 4°.dat het gebruik van het gebouw of gebouwsgedeelte schadelijk voor de openbare gezondheid of voor de gezondheid van de gebruikers te achten is;
  • 5°.dat het gebouw of gebouwsgedeelte wegens de ligging of wegens de bouwwijze de omgeving ontsieren of hinderlijk dan wel brandgevaarlijk voor de omgeving zijn zal;
  • 6°.dat de weg, waaraan de woning zal komen te liggen, niet voldoet aan de eisen, welke betreffende het tracé, de breedte en de constructie daarvan, rekening houdende met de aard van de woning en de eis van begaanbaarheid van de weg voor de gouvernementsdiensten, gesteld worden;
  • 7°.dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingsvoorschriften van een ontwikkelingsplan, dan wel de voorschriften behorende bij een goedgekeurd verkavelingsplan waarin de bij de aanvraag betrokken grond is begrepen;
  • 8°.dat voor het bouwplan een vergunning ingevolge de Monumentenlandsverordening is vereist en deze niet is verleend.
4.2.
Ontvankelijkheid van eiser.
- Ingevolge artikel 7 van de Lar wordt onder belanghebbende verstaan: degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen.
- Om als belanghebbende in de zin van de Lar te kunnen worden aangemerkt dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar belang bij een besluit te hebben.
- Voor zover verweerder betwist dat eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt overweegt het Gerecht als volgt. Niet in geschil is dat eiser woonachtig is in de onmiddellijke nabijheid van het perceel waarvoor bouwvergunning is verleend. De stelling van eiser dat hij ongeveer 100 meter van het perceel woont en dat hij uitzicht heeft op het perceel heeft verweerder niet weersproken. Voorts is niet bestreden dat eiser directe gevolgen van betekenis kan ondervinden met de bouw van het hotel alleen al gezien de hoogte van het bouwwerk. Gelet hierop wordt eiser geraakt in een belang dat rechtstreeks bij de beschikking tot vergunningverlening is betrokken. Daarbij ziet het Gerecht in aansluiting op de bestendige jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen aanleiding onderscheid te maken tussen eigenaarschap met of zonder bewoning, dan wel bewoning zonder eigenaarschap, van de betreffende woning. Eiser is dan ook belanghebbende en ontvankelijk in zijn beroep.
4.3.
De bouwvergunning
4.3.1.
Verweerder heeft bouwvergunning verleend, onder verwijzing naar artikel 22 van de Bouw en woningverordening, voor de bouw van Planet Hollywood Beach Resort project. Een hotel met 452 kamers, en casino en een beach club met faciliteiten.
4.3.2.
Het Gerecht stelt vast dat de vergunning is verleend, onder vermelding van de locatie, voor een gebouw van ongeveer 8575m2. Voorts vermeldt de vergunning de te gebruiken materialen als volgt: foundation, exterior walls, roof: concrete; floors: reinf. concrete; interior walls: concrete/sheet rock.
4.3.3.
Artikel 16 van de Bouw en woningverordening geeft de vereisten waaraan een aanvraag voor een bouwvergunning dient te voldoen. Ingevolge artikel 22 van de Bouw en woningverordening mag slechts en moet de bouwvergunning worden geweigerd indien de aanvraag niet voldoet aan de in dit artikel limitatief opgesomde weigeringsgronden. Uit deze artikelen volgt dat een aanvraag voor een bouwvergunning volledig moet zijn. De bouwvergunning dient vervolgens blijk te geven dat vooraf volledig getoetst is aan de gestelde eisen van onder andere de Bouw en woningverordening en het Landsbesluit ter uitvoering van artikel 19 van de Bouw en woningverordening .
4.3.4.
Aan de bouwvergunning kunnen ingevolge artikel 22 van de Bouw en woningverordening voorwaarden worden verbonden. Die voorwaarden kunnen onder meer tot doel hebben te voorkomen dat de bouwvergunning moet worden geweigerd. De voorwaarden dienen wel specifiek betrekking te hebben op het bouwplan en er dient dan ook sprake te zijn van maatwerk. Voorwaarden die betrekking hebben op voorschriften die rechtstreeks uit de wet volgen horen niet thuis in de voorwaarden bij een bouwvergunning. Tegen de voorwaarden uit een bouwvergunning staat immers bezwaar en beroep open. Tegen algemene regels die uit wetten volgen kan geen bezwaar worden gemaakt.
4.3.5.
Verweerder heeft in haar verweerschrift aangegeven (onder 35) dat de bestreden vergunning een vergunning onder voorwaarden is. De vergunning is, zo stelt verweerder, op hoofdlijnen verleend met condities, opgenomen onder A,B en C. Verweerder vermeldt voorts dat praktisch gezien deze voorwaardelijke bouwvergunning, zodra er is voldaan aan de voorwaarden, gevolgd zal worden door een apart besluit waarin toestemming wordt gegeven om te beginnen met bouwen. In haar pleitaantekeningen en op zitting heeft verweerder verwezen naar Nederlandse wetgeving: artikel 56a Woningwet (oud) en het huidig artikel 2.5 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (hierna: Wabo).
4.3.6.
Het Gerecht stelt vast dat de aan de verleende bouwvergunning verbonden voorwaarden met name zien op de vereisten voor bouwen zoals opgenomen in de Bouw en woningverordening en het Landsbesluit ter uitvoering van artikel 19 van de Bouw en woningverordening. Het Gerecht is van oordeel dat de bouwvergunning dan ook niet voldoet aan de wettelijke eisen nu er sprake is van oneigenlijke voorwaarden verbonden aan de bouwvergunning.
4.3.7.
Voorts blijkt uit de bestreden bouwvergunning ook niet dat verweerder getoetst heeft aan de (technische) eisen zoals gesteld in de van toepassing zijnde regelgeving. Het Gerecht is van oordeel dat de inhoud van de verleende bouwvergunning de rechtsbescherming van belanghebbenden bij de verlening daarvan, feitelijk illusoir maakt. De beroepsgronden van eiser geven hier ook blijk van.
Zo volgt het Gerecht de beroepsgrond van eiser dat er geen bouwtekeningen beschikbaar zijn. Ingevolge artikel 16 van de Bouw en woningverordening dient de aanvraag voor een bouwvergunning tezamen met bouwtekeningen vervaardigd op een schaal van 1:100 te worden ingediend. Verweerder heeft niet alleen de aanvraag niet in het dossier gevoegd, verweerder heeft ook geen enkele tekening overgelegd. Voorts is het niet gebleken dat bouwtekeningen voorhanden zijn. De stelling van verweerder dat eiser de bouwtekeningen door middel van een zogenaamd Lob-verzoek zou kunnen verkrijgen komt het Gerecht onbegrijpelijk voor.
4.3.8.
Het Gerecht stelt vast dat in de wetgeving hier te lande geen bepaling is opgenomen die net als in artikel 56a Woningwet (oud) en artikel 2.5 Wabo gefaseerde verlening van een bouwvergunning mogelijk maakt.
Ook overigens is het Gerecht van oordeel dat verweerder met de vergunning in geding een beroep op gefaseerde verlening niet kan toekomen. Dat de vergunning een zogenaamde eerste fase bouwvergunning zou zijn blijkt op geen enkele wijze uit de vergunning. In artikel 56a Woningwet (oud) en in artikel 2.5 Wabo is geregeld dat rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld, ook tegen de vergunning tweede fase. Uit de in geding zijnde bouwvergunning blijkt op geen enkele wijze de mogelijkheid om rechtsmiddelen in te stellen tegen de later ingebrachte informatie die op grond van de gestelde voorwaarden nog moet worden overgelegd.
4.3.9.
Het voorgaand leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De overige door eiser aangevoerde beroepsgronden behoeven derhalve geen bespreking.
4.3.10.
Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser voor de behandeling van dit beroep betaalde griffierecht.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1
verklaart het beroep gegrond;
5.2
vernietigt het bestreden besluit;
5.3
gelast verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van NAf 150,- (zegge: honderdvijftig -Antilliaanse guldens) te vergoeden.
Deze uitspraak is op 29 april 2020 gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.