ECLI:NL:OGEAM:2020:20

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
SXM201900980-LAR00086/2019
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning voor meerderjarige met voogdij verleden

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (v.t.t.v.) door de Minister van Justitie van Sint Maarten. Eiseres, een Guyaanse nationaliteit bezittende vrouw, had een aanvraag ingediend met het doel gezinsvorming met haar voogden. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres op het moment van de beslissing meerderjarig was geworden, waardoor andere vereisten voor de vergunning van toepassing zijn. De rechtbank oordeelde dat de voogdij over eiseres was opgehouden toen zij 18 jaar werd, en dat er geen basis meer was voor de toekenning van de verblijfsvergunning op grond van gezinsvorming met voogden. Eiseres had ook geen klemmende redenen van humanitaire aard aangevoerd die haar toelating zouden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 20 maart 2020
Zaaknummer: SXM201900980-LAR00086/2019
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mevrouw D. Bissesar-Mosai en de heer S. Bissesar,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 4 september 2018, waarbij verweerder het bezwaar dat namens eiseres is ingediend, gericht tegen verweerders beschikking ontvangen op 4 september 2018 inhoudende afwijzing van de aanvraag om een vergunning tot tijdelijk verblijf (v.t.t.v.), ongegrond heeft verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 4 september 2019 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 30 september 2019 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Op 17 februari 2020 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend.
2.4.
Mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op de zittingen van 9 december 2019 en 24 februari 2020. Eiseres is bij diens gemachtigde verschenen. Verweerder is bij diens gemachtigde verschenen.
2.5.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Het Gerecht gaat uit van de navolgende vaststaande feiten.
- Eiseres is geboren op [geboortedatum] te Sint Maarten en bezit de Guyaanse nationaliteit.
- Eiseres heeft op 4 mei 2018 zich tot verweerder gewend met het verzoek haar in aanmerking te laten komen voor een vergunning tot tijdelijk verblijf.
-- Deze aanvraag is bij beschikking van 4 september 2018 afgewezen. Daarbij is onder meer het volgende overwogen:
‘(…) Ingevolge hoofdstuk 8 paragraaf 8.1 van de Richtlijnen van de Minister van Justitie van Sint Maarten van Mei 2012 komen alleen die studenten, die een HBO of universitaire of een daaraan gelijkwaardige opleiding willen volgen in Sint Maarten in aanmerking voor een vergunning tot tijdelijk verblijf als student.
Het instituut waar betrokkene de opleiding wil volgen voldoet niet aan de bovengenoemde vereisten met betrekking tot het niveau van de opleiding.(…)’
- Bij brief van 5 september 2018 heeft de gemachtigde van eiseres bezwaar aangetekend tegen de afwijzende beschikking.
- Op 5 maart 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is opgemaakt.
- Bij beschikking van 20 augustus 2019 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het volgende overwogen:
‘(…) Betrokkene is per heden 18 jaar en is meerderjarig. De voorgenoemde beschikking van het Gerecht is niet meer van toepassing op betrokkene. Betrokkene voldoet niet aan de voorwaarden voor de gevraagde vergunning.(…)’
4.
Het geschil
4.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
4.2.
Eiseres betoogt dat de beslissing van verweerder is genomen in strijd met het vertrouwensbeginsel en motiveringsbeginsel. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij in aanmerking komt voor een vergunning tot tijdelijk verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die tot toelating nopen.
4.3
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.4.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.
5.
De beoordeling
5.1.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: de Ltu) kan de vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf door of namens verweerder worden geweigerd:
a. met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen;
b. indien niet kan worden aangetoond dat degene voor wie toelating wordt verzocht over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.
Volgens het gevoerde beleid, zoals vermeld in paragraaf 4.8 van de Richtlijnen van 2012 van de Minister van Justitie van Sint Maarten inzake de toepassing van de LTU en het Toelatingsbesluit, geldt dat gezinsvorming mogelijk is tussen een minderjarig kind en diens ouders dan wel wettelijk vertegenwoordigers.
5.2.
Niet in geschil is dat het primaire besluit berust op een onjuiste motivering van verweerder. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat het verblijfsdoel studie ten onrechte in het primaire besluit is vermeld. De vergunning is aangevraagd met als verblijfsdoel gezinsvorming met voogden.
5.3.
In de beslissing op bezwaar is het bezwaar ongegrond verklaard omdat het voogdijschap van eiseres is opgehouden toen zij 18 jaar is geworden. Dit betekent dat er vanaf dat moment geen basis zou bestaan voor toekenning van de verblijfsvergunning met als doel gezinsvorming met voogden.
5.4.
Het Gerecht stelt vast dat ten tijde van het primaire besluit eiseres 17 jaar en 10 maanden oud was en dus nog minderjarig. Niet in geschil is dat destijds de grootouders op Sint Maarten met de voogdij belast waren. Inmiddels hebben de grootouders de voogdij over eiseres verloren, nu eiseres sinds 15 november 2018 meerderjarig is. Reeds omdat eiseres ten tijde van de bestreden beschikking meerderjarig was, voldoet ze niet aan de voorwaarde voor verkrijging van de vttv. Voor de toelating van meerderjarige kinderen gelden immers andere vereisten dan voor minderjarige kinderen. Niet in geschil is dat eiseres niet aan de vereisten voor toelating als meerderjarig kind voldoet. Dat eiseres ten tijde van de aanvraag minderjarig was, maakt dat niet anders nu in bezwaar beslist moet worden naar de feiten die zich voordeden en het recht dat gold op het moment dat de beslissing op het bezwaar werd genomen.
5.5.
Volgens paragraaf 4.8 en 4.11 van de Richtlijnen moet in ieder geval sprake zijn van een feitelijke gezinsband tussen een kind en zijn ouder(s) dan wel wettelijke vertegenwoordigers wil het kind voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming bij die vertegenwoordiger in aanmerking komen.
5.6.
Naar het oordeel van het Gerecht kan het beroep van eiseres op haar family life niet baten. Eiseres heeft niet gesteld dat zij meer dan de gebruikelijke banden zou hebben met haar hier te lande verblijvende volwassen familieleden. Overige klemmende redenen van humanitaire aard zijn niet aangevoerd en ook dus niet aan de orde, nu eiseres immers een vergunning heeft gevraagd met als doel gezinsvorming. Bovendien is geen sprake van een zeer uitzonderlijke situatie die tot inwilliging van een vergunningsaanvraag om humanitaire redenen zouden nopen.
5.7.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskosten veroordeling is geen reden.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 20 maart 2020.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.