ECLI:NL:OGEAM:2020:16

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
Lar 87/2020, SXM201900985
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering goedkeuring uitgifte erfpacht grond

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur, waarin haar verzoek tot uitgifte van een stuk grond in erfpacht werd afgewezen. De beschikking dateert van 24 juli 2019 en is gebaseerd op de afweging dat de ligging van het perceel en bestaande problemen met afwatering in de weg staan aan de uitgifte in erfpacht. De Lar-rechter is bevoegd om kennis te nemen van het beroep, aangezien de afwijzing publiekrechtelijk van aard is. De procedure begon met een beroepschrift dat op 4 september 2019 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de verweerder op 1 oktober 2019. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 november 2019 en 27 januari 2020, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres een publiekrechtelijke beschikking betreft, waartegen beroep openstaat. De rechter heeft de argumenten van eiseres en verweerder zorgvuldig gewogen. Eiseres stelde dat de afwijzing onterecht was, maar het Gerecht oordeelde dat verweerder voldoende onderbouwd had dat de afwatering en de ligging van het perceel een belemmering vormden voor de uitgifte in erfpacht. De rechter concludeerde dat de beslissing van de verweerder redelijk was en dat er geen sprake was van willekeur. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en de uitspraak werd gedaan op 13 maart 2020 door rechter J.M. Ghrib, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen zes weken na kennisgeving van de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 13 maart 2020
Zaaknummer: SXM201900985-LAR00087/2019
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(x),
eiseres,
gemachtigde: mr. H.S. KOCKX,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING, MILIEU EN INFRASTRUCTUUR,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.A. KRAAIJEVELD,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 24 juli 2019, waarbij het verzoek van eiseres van 6 mei 2015 tot uitgifte van erfpachtrecht is afgewezen.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 4 september 2019 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar).
2.2.
Op 1 oktober 2019 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 november 2019 en 27 januari 2020. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan bij gemachtigde genoemd verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.5.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van de in deze beschikking te geven uitspraak.
3.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna zo nodig nader ingegaan.

4.De bevoegdheid en de ontvankelijkheid

4.1.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Lar wordt onder een beschikking verstaan een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Lar, voor zover thans van belang, kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, aanhef en onder f, van de Lar staat geen beroep open tegen een beschikking ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, met uitzondering van een beschikking houdende weigering van de goedkeuring van een dergelijke beschikking.
4.2.
Zoals door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie is bevestigd, zie onder andere ECLI:NL:OGHNAA:2007:BG3820, is een beslissing over de uitgifte van een stuk grond in erfpacht een beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling.
4.3.
Indien deze beschikking leidt tot uitgifte van een stuk grond in erfpacht staat er ingevolge artikel 7, eerste lid, aanhef en onder f, van de Lar geen beroep open bij de bestuursrechter. Aldus wordt voorkomen dat zowel de bestuursrechter als de civiele rechter over de uitgifte van een stuk grond in erfpacht zouden moeten oordelen: de bestuursrechter over het goedkeuringsbesluit en de civiele rechter over de privaatrechtelijke overeenkomst. De wetgever heeft dit onwenselijk geacht en de bevoegdheid bij de civiele rechter neergelegd door in artikel 7, tweede lid, aanhef en onder f, van de Lar beroep bij de bestuursrechter uit te sluiten. De publiekrechtelijke rechtshandeling lost als het ware op in de privaatrechtelijke overeenkomst zodat alleen de civiele rechter hierover mag oordelen.
4.4.
Dit ligt anders indien het bestuursorgaan een beschikking neemt die het verzoek tot uitgifte van een stuk grond in erfpacht afwijst. Dan komt er immers geen privaatrechtelijke overeenkomst tot stand. Deze afwijzing van het verzoek is publiekrechtelijk van aard en beroep bij de civiele rechter staat niet open. Artikel 7, eerst lid, aanhef en onder f, van de Lar bevat dan ook een uitzondering in die zin dat bij een beschikking tot weigering van de goedkeuring wel beroep bij de bestuursrechter openstaat. In casu is er naar het oordeel van het Gerecht sprake van een beschikking houdende een weigering van de goedkeuring tot uitgifte van een stuk grond in erfpacht waartegen beroep open staat.
4.5.
De stelling van de gemachtigde van verweerder dat bij deze stand van zaken een ieder een willekeurig verzoek kan indienen bij een bestuursorgaan om een privaatrechtelijke overeenkomst aan te gaan waarna beroep bij de bestuursrechter open staat, gaat niet op. Immers, een aanvraag is pas een aanvraag in de zin van de wet indien ingediend krachtens een wettelijk voorschrift. Dit sluit uit dat een bestuursorgaan op ieder willekeurig verzoek een beschikking dient te nemen.
4.6.
Gezien het voorstaande is het Gerecht van oordeel dat zij bevoegd is om van het beroepschrift kennis te nemen.
4.7.
Verweerder heeft nadat zij de uitspraak van dit Gerecht LAR 28/2019 van 24 mei 2019 heeft ontvangen op 24 juli 2019 een beschikking op de aanvraag van eiseres genomen. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen.
Eiseres heeft gesteld dat zij niet eerder dan op 27 augustus 2019 de beschikking van 24 juli 2019 heeft ontvangen. Verweerder heeft dit niet bestreden. Het beroep van eiseres ingediend op 4 september 2019 is dan ook tijdig ingediend en eiseres is ontvankelijk in haar beroep.

5.De beoordeling

5.1.
Artikel 1 van de Landsverordening op de uitgifte in erfpacht van gronden toebehorende aan Sint Maarten luidt: De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur, hierna te noemen: de minister, is bevoegd tot uitgifte van gronden in erfpacht volgens de bepalingen van dit hoofdstuk.
Artikel 4 van deze Landsverordening luidt: Ieder die wenst, dat het Land aan hem grond in erfpacht uitgeven zal, moet daarvan doen blijken bij een op zegel gesteld, aan de minister te richten verzoekschrift.
5.2.
Het Gerecht stelt voorop dat verweerder een ruime beleidsvrijheid en beoordelingsruimte heeft zodat het Gerecht de bestreden beschikking slechts terughoudend zal toetsen.
5.3.
De stelling van eiseres dat het door verweerder overgelegde ontwerp bestemmingsplan/ontwikkelingsplan geen wettelijke weigeringsgrond is en aldus niet kan worden betrokken in de beoordeling, slaagt niet. Bij de uitgifte van erfpacht is gezien het toepasselijke wettelijk kader geen sprake van weigeringsgronden. De beroepsgrond faalt.
5.4.
Eiseres heeft op 6 mei 2015 een verzoek ingediend tot erpachtverlening voor een perceel gelegen aan de Zagersgut Road, Cul de Sac (hierna: het perceel).
5.5.
Verweerder heeft bij brief van 22 november 2015 aan de Stichting Kadaster en Hypotheekwezen (hierna: het kadaster) aangegeven dat het verzoek tot opstellen van een meetbrief voor het perceel als ingetrokken moet worden beschouwd. Verweerder geeft in deze brief aan dat er geen goedkeuring is voor de uitgifte van de erfpacht en dat het verzoek tot opstellen van een meetbrief (kennelijk onbevoegd zo leest het Gerecht) is getekend door meneer (D). Voorts vermeldt verweerder in deze brief dat het perceel vanwege de zeer kwetsbare situatie met betrekking tot afwatering niet in erfpacht zal worden uitgegeven.
5.6.
Uit de brief van eiseres gedateerd 5 november 2018 aan verweerder blijkt dat eiseres nadat zij het kadaster USD 674,20 had betaald voor een meetbrief, door het Kadaster is geïnformeerd dat verweerder het verzoek tot opstellen van de meetbrief had ingetrokken. Zij heeft een kopie van de in overweging 5.4. genoemde brief van 22 november 2015 van het kadaster ontvangen.
5.7.
Het Gerecht is van oordeel dat eiseres nadat zij door het Kadaster was geïnformeerd over de intrekking van het verzoek van verweerder tot opstellen van een meetbrief en zij kennis had van de inhoud van de brief van 22 november 2015, wist of had kunnen weten dat haar aanvraag niet zou worden toegewezen. De stelling van eiseres dat zij nadien ervan uit mocht gaan dat haar aanvraag zou worden toegewezen omdat zij een conceptovereenkomst had ontvangen en een betaling had verricht, kan niet leiden tot een gegrond beroep. Eiseres heeft kennelijk, nadat zij voornoemde brief van het kadaster had ontvangen, langs informele weg, zoals zij in haar brief aan verweerder aangeeft via voornoemde (D), geprobeerd om haar aanvraag alsnog toegewezen te krijgen. Het Gerecht is van oordeel dat dit een keuze is geweest van eiseres die voor haar risico komt en dat zij daaraan niet het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat door verweerder positief op haar aanvraag zou worden beslist. Het beroep op het vertrouwensbeginsel kan niet slagen. De beroepsgrond faalt.
5.8.
Verweerder heeft in de beschikking aangegeven dat het perceel in het ontwerp bestemmingsplan Cul-de-Sac de bestemming “Natuur” heeft en als zodanig niet kan worden uitgegeven in erfpacht. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat per abuis de bestemming natuur in de beschikking is genoemd en dat dit onjuist is. Ook heeft verweerder in de beschikking aangegeven dat het perceel het enige toegangspunt biedt voor de overheid tot de afwateringskanalen.
5.9.
Verweerder heeft voorts ter zitting toegelicht dat zij het ontwerp bestemmingsplan/ontwikkelingsplan heeft overgelegd ter onderbouwen van haar standpunt dat een goede afwatering en waterhuishouding van groot belang is voor het gebied en het perceel. Voorts is het perceel de enige toegang, zo stelt verweerder, tot andere percelen en de afwateringskanalen. In het door verweerder overgelegde memo van de Department Head Infrastructure Management wordt aangegeven dat problemen tijdens hoog water bebouwing in de weg staan en dat bebouwing ten alle tijden zou moeten worden voorkomen. Eiseres heeft gesteld dat er nog een alternatieve toegangsweg zou zijn. Echter ter zitting is gebleken dat deze alternatieve toegangsweg geen doorgang biedt naar het afwateringskanaal.
5.10.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder in redelijkheid, gelet op de daarbij betrokken belangen, afwijzend heeft mogen beslissen op de aanvraag van eiseres. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat de ligging van het perceel en de bestaande problemen met afwatering in de weg staan aan de uitgifte in erfpacht van het perceel.
5.11.
Dat er sprake zou zijn van willekeur, zoals eiseres stelt, kan niet worden gevolgd. Verweerder heeft immers voldoende gemotiveerd waarom het perceel niet in erfpacht aan eiseres kan worden uitgegeven en verweerder heeft ter zitting bevestigd dat het perceel ook anderszins niet in erfpacht zal worden uitgegeven.
5.12.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.

6.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 maart 2020 door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.