Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAART
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN ST. MAARTEN,
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
Feiten en standpunten
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 30 november 2020 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een verblijfsvergunning voor gezinsvorming. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming, specifiek om bij haar dochter te kunnen verblijven. De aanvraag was eerder door de Minister van Justitie van Sint Maarten afgewezen, waarna eiseres bezwaar had aangetekend. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de Minister de aanvraag op 5 augustus 2019 had afgewezen en dat het bezwaar op 20 mei 2020 ongegrond was verklaard.
Tijdens de procedure heeft eiseres aangevoerd dat zij recht heeft op familie leven zoals omschreven in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Gerecht oordeelde echter dat eiseres niet had aangetoond dat haar recht op familie leven niet in Suriname kan worden uitgeoefend. De rechter heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar eenzaamheid en de zorg voor haar zieke dochter, niet voldoende geacht om de afwijzing van de verblijfsvergunning te weerleggen.
Het Gerecht concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de vereisten voor gezinsvorming en dat er geen sprake was van onevenredige hardheid. De uitspraak van het Gerecht was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen.