Uitspraak
,
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten en standpunten
De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.M. Marica, beroep ingesteld tegen de afwijzing van de aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning (twv) voor een vreemdeling, die sinds 2012 in Sint Maarten verblijft. De aanvraag voor de twv werd afgewezen door de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller, op basis van het feit dat de vreemdeling geen verzoek tot verlenging van zijn vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) had ingediend, en dat zijn vttv op 1 juni 2019 was verlopen. Eiseres had op 4 oktober 2019 een aanvraag voor de twv ingediend, meer dan drie maanden na het verstrijken van de vttv, wat in strijd is met de Landsverordening arbeid vreemdelingen.
De procedure begon met een pro forma beroepschrift dat op 5 juni 2020 werd ingediend. De gronden van het beroep werden op 3 augustus 2020 ingediend, en op 2 september 2020 diende de verweerder een verweerschrift in. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 november 2020, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren. De uitspraak werd gedaan op 30 november 2020.
Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelde dat de aanvraag voor de twv terecht was afgewezen, omdat de vreemdeling geen legale verblijfstatus had op het moment van de aanvraag. De rechter concludeerde dat de imperatieve weigeringsgrond van artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Landsverordening arbeid vreemdelingen van toepassing was, en dat er geen plaats was voor een belangenafweging. Het beroep werd ongegrond verklaard.