ECLI:NL:OGEAM:2019:83

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
27 mei 2019
Publicatiedatum
30 augustus 2019
Zaaknummer
Lar 134/2018, SXM 201801394, Lar 135/2018, SXM 201801395 , Lar 136/2018, SXM 201801396 en Lar 137/2018, SXM 201801397
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over naheffingsaanslagen Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een geschil tussen Resort of the World N.V. en het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekering. De eiseres, Resort of the World N.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen die zijn opgelegd voor de jaren 2011 tot en met 2014, gebaseerd op een looncontrole uitgevoerd door verweerder. De eiseres betwist de grondslag van de naheffingsaanslagen, stellende dat het boekenonderzoek niet voldoende was en dat bepaalde vergoedingen, zoals maaltijdvergoedingen en fooien, niet als loon moeten worden aangemerkt. De verweerder, het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekering, heeft de bezwaren van eiseres afgewezen en stelt dat de aanslagen terecht zijn opgelegd. Tijdens de zitting is de mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door gemachtigden. Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de beroepen van eiseres ongegrond zijn. De uitspraak is gedaan op 27 mei 2019, waarbij het Gerecht oordeelt dat de naheffingsaanslagen op een juiste wijze zijn opgelegd en dat de bezwaren van eiseres niet slagen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 27 mei 2019
Zaaknummers:
Lar 134/2018, SXM 201801394
Lar 135/2018, SXM 201801395
Lar 136/2018, SXM 201801396
Lar 137/2018, SXM 201801397
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In de gedingen van:
Resort of the World N.V.
gevestigd te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.J. Bergman
en:
het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekering
verweerder,
gemachtigde: mr. D.C. Daal.

1.Aanduiding bestreden beschikkingen

De beschikkingen van verweerder van 24 september 2018, waarbij de bezwaarschriften van eiseres van 19 augustus 2016, gericht tegen verweerders beschikkingen van 30 juni 2016, aan eiseres bekend gemaakt op 29 juli 2016, inhoudende de oplegging van naheffingsaanslagen Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering, ongegrond zijn verklaard.

2.Procesverloop

Namens eiseres zijn op 2 november 2018 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier beroepschrift, met bijlagen, ingediend ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 8 januari 2019 heeft verweerder verweerschriften ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 13 mei 2019. Eiseres is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde voornoemd. Ook is voor verweerder verschenen de heer R. Richardson.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

3.1
Het Gerecht gaat uit van de volgende feiten:
  • Verweerder heeft over het jaar 2010 tot en met juli 2015 een looncontrole gedaan bij eiseres voor de loonsommen voor de ziekteverzekering en de ongevallenverzekering. Hiervan is een rapport opgemaakt, gedateerd 6 juni 2016 (hierna: het rapport).
  • Op basis van het rapport heeft verweerder aan eiseres naheffingsaanslagen voor de jaren 2011, 2012, 2013 en 2014 opgelegd.
3.2
Eiseres heeft de navolgende gronden van haar beroep naar voren gebracht.
  • Het boekenonderzoek kan niet gelden als de grondslag voor de naheffingsaanslagen, omdat het onderzoek daartoe onvoldoende is geweest. Ter toelichting wijst eiseres op het volgende.
  • Verweerder heeft ten onrechte premie geheven over bepaalde vergoedingen, omdat die niet behoren tot het begrip ‘loon’. Eiseres wijst in dat verband op het begrip loon, in artikel 1 van de Landsverordening regelende het recht van de werknemer op tegemoetkoming bij ziekte (hierna: de LV ZV) en de Landsverordening regelende het recht van de arbeider en diens nagelaten betrekkingen op tegemoetkoming ter zake van een ongeval, de arbeider in zijn dienstbetrekking overkomen (hierna: de LV OV).
De vergoedingen waar eiseres op doelt zijn:
- Maaltijdvergoedingen, die volgens eiseres van loon zijn uitgezonderd in artikel 1 van de LV ZV en LV OV. De maaltijdvergoedingen behoren tot de rubriek “hetgeen ingevolge artikel 6, derde lid, onderdelen d tot en met h, van de Landsverordening op de Loonbelasting niet tot het loon wordt gerekend.”
- Attendance premium
- Fooien: deze component is in artikel 1 van de LV ZV uitgezonderd van het loon. Het behoort tot de rubriek: de vergoeding die bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie.”
- Christmas Bonus : deze component is in artikel 1 van de LV ZV uitgezonderd van het loon. Het behoort tot de rubriek: de vergoeding die bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie.”
  • Voor wat betreft oproepkrachten, stelt eiseres dat het betrekken van hun loon in de naheffingen onjuist is. Eiseres stelt: “Er vallen onder ROTW arbeidende personen die geen werknemer zijn omdat ze niet in een gezagsverhouding staan”. Zij verrichten evenmin arbeid in aanneming van werk, aldus eiseres.
  • De aanslagen van 30 juni 2016 melden als periode van de naheffing 2011/12, respectievelijk 2012/12, 2013/12 en 2014/12 en zien dus alleen op de maand december in die jaren. De naheffingen moet daarom met 11/12e worden verminderd.
3.3.1
Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat de bezwaarschriften van eiseres van 19 augustus 2016 niet ontvankelijk zijn, omdat deze geen gronden bevatten en geen verzoeken om een beslissing te nemen. De door eiseres aangekondigde motivering van de bezwaarschriften is er nooit gekomen. Het bezwaar had daarom niet ontvankelijk moeten worden verklaard en daarom moet nu het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Verweerder meent voorts dat het bezwaar ook niet ontvankelijk had moeten worden verklaard omdat de aanslag niet een beschikking is, omdat er immers geen rechtsgevolg aan is verbonden. Voor zover eiseres in het bezwaarschrift heeft gevraagd om informatie, is daaraan volledig voldaan, zodat er thans geen belang meer is bij het beroep. Ook dat moet tot niet ontvankelijk verklaring van het beroep leiden.
Verweerder stelt dat de nieuwe gronden die eiseres in beroep aanvoert, niet in bezwaar zijn aangevoerd. Op deze manier komt eiseres in wezen in dit beroep op tegen het besluit in primo. Volgens verweerder is dat niet mogelijk, waarbij verweerder wijst op de toelichting op artikel 55 van de Landsverordening administratieve rechtspraak.
3.3.2
Voor zover het Gerecht eiseres toch ontvankelijk acht in haar beroep, brengt verweerder het volgende naar voren.
  • Anders dan eiseres stelt, is niet slechts van gegevens van het grootboek gebruik gemaakt, maar van een scala aan gegevens uit verschillende bronnen.
  • In de procedure die tot een nadere aanslag leidt, of kan leiden, heeft de werkgever mogelijkheden te over om vragen te stellen en opmerkingen te maken. Eiseres heeft daar geen gebruik van gemaakt.
  • Het begrip “loon” is een op zichzelf stand begrip in de sociale verzekeringen. Het moet niet worden vergeleken, zoals eiseres doet, met het arbeidsrechtelijk loonbegrip.
  • Voor wat betreft de maaltijdvergoedingen, stelt verweerder dat deze wel degelijk tot het loon behoren. Verweerder wijst op artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de Landsverordening op de Loonbelasting (hierna: LV loonbelasting) in samenhang met artikel 9c, eerste lid, van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting (hierna: LV Inkomstenbelasting). Hieruit blijkt dat maaltijdvergoedingen of maaltijdverstrekkingen, tot het loon behoren.
  • De enkele stelling van eiseres dat de “attendance premium” onder overwerk dan wel onder “vergoedingen voor het tijdelijk verrichten van werkzaamheden die niet tot het normale werk behoren”, is niet voldoende om dit niet als loon te beschouwen. Eiseres had dit nader moeten toelichten, maar heeft dat niet gedaan.
  • Het is verweerder een raadsel waarom eiseres stelt dat fooien niet onder het loon vallen. Fooien zijn in elk geval niet “vergoedingen die bij uitzondering worden gegeven”. Bovendien blijkt niet waaruit de “boven het normale liggende arbeidsprestatie” zou bestaan.
  • Voor wat de oproepkrachten betreft, daar is wel degelijk sprake van een arbeidsovereenkomst. Een oproepovereenkomst is eenvoudig een van de vormen van een arbeidsovereenkomst. Indien eiseres daar anders over denkt had zij daarover nadere informatie kunnen en moeten aanleveren, hetgeen zij niet heeft gedaan.
  • De vermelding op de aanslag “2014/12” is een duidelijk kenbare verschrijving. Dat blijkt ook uit het feit dat eiseres zelf er in het bewaar ook van uit is gegaan dat de aanslag het hele jaar 2012 betreft.

4.Beoordeling

4.1
Het betoog van verweerder dat eiseres geen beroep kan instellen tegen de opgelegde aanslagen is onjuist. Het Gerecht volstaat met een verwijzing naar artikel 10 van de LV OV en de LV ZV.
4.2
Anders dan verweerder kennelijk veronderstelt, verzet noch de ex tunc toetsing in beroep, noch enige rechtsregel zich er tegen dat er, binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden, bij de beoordeling van het beroep gronden worden betrokken die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in bezwaar naar voren zijn gebracht. Dit betekent dat de gronden die eiseres in haar beroepschrift naar voren heeft gebracht, in de beoordeling zullen worden betrokken.
4.3
Het betoog van verweerder dat het bezwaar bij gebrek aan gronden, niet ontvankelijk had moeten worden verklaard, slaagt niet. Met verweerder stelt het Gerecht vast dat het bezwaarschrift weinig motivering bevat. Indien deze motivering volgens verweerder niet voldoende was, had zij aan eiseres een termijn kunnen stellen om dat bezwaarschrift aan te vullen. Verweerder heeft dat niet gedaan. Naar het oordeel van het Gerecht is het bezwaarschrift niet geheel van gronden ontbloot, zodat ook daarin geen reden ligt voor het Gerecht om het beroep gegrond te verklaren en, zelf voorziend, het bezwaar alsnog niet ontvankelijk te verklaren.
4.4
Het Gerecht stelt voorop dat, op zichzelf, een boekenonderzoek samen met een looncontrolerapport, wel degelijk als grondslag voor naheffingsaanslagen kan gelden. Voor zover eiseres heeft willen betogen dat het onderzoek niet volledig of zorgvuldig is geweest, verwijst het Gerecht naar de hierna volgende overwegingen.
4.5
Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond dat “attendance premium” ten onrechte is belast laten vallen. Voor wat betreft de vraag of de overige door eiseres genoemde componenten te weten maaltijdvergoedingen, fooien en Christmas Bonus, behoren tot het loon waarover premie is verschuldigd, overweegt het Gerecht het volgende.
4.6
Met verweerder oordeelt het Gerecht dat de component “Christmas Bonus” is, wat het zegt dat het is: een bonus die wordt gegeven rond de kersttijd. Met de stelling van eiseres dat deze bonus slechts wordt gegeven aan de werknemers die boven normaal hebben gepresteerd, geeft zij een andere dan de vanzelfsprekende betekenis aan deze term. In dat geval is het aan eiseres om dat te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan.
4.7
Voor wat betreft het al dan niet belasten van fooien, overweegt het Gerecht het volgende.
Voor zover hier van belang, wordt blijkens artikel 1 van de Landsverordening ZV en artikel 1 van de Landsverordening OV onder loon verstaan: elke uitkering in welke vorm ook die de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet (…) behalve:
- vergoeding voor het verrichten van overwerk in de zin van de Arbeidsregeling; (…)
- vergoeding boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de normale arbeid, waartoe hij ingevolge arbeidsovereenkomst met zijn werkgever verplicht is;
- vergoeding die bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie;
Anders dan eiseres stelt, vallen fooien niet onder deze laatst genoemde uitzondering. Een fooi is immers niet een beloning die slechts bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie. Dat ook de LV’s ZV en OV er van uitgaan dan fooien niet hieronder vallen, wordt bevestigd in artikel 2 van deze LV’s, welk artikel gaat over het vaststellen van het dagloon. In het tweede lid van dit artikel staat, voor zover hier van belang, dat indien het loon geheel of gedeeltelijk bestaat uit geldelijke uitkeringen waarvan de grootte niet bij voorbaat vaststaat zoals fooien, werkgever en werknemer ter vaststelling van het dagloon de gemiddelde geldswaarde daarvan bepalen.
4.8
Voor wat betreft de maaltijdvergoedingen, overweegt het Gerecht het volgende.
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling dat maaltijdvergoedingen niet mogen worden belast, gewezen op artikel 6 van de Landsverordening op de Loonbelasting. Deze LV is hier echter niet van toepassing.
Wel van toepassing zijn de LV’s ZV en LV OV. Op grond van artikel 1 van de LV’s wordt onder loon verstaan elke uitkering in welke vorm ook die de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet, alsmede ontvangsten van derden, die van invloed zijn op de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst, behalve:
- vergoeding voor het verrichten van overwerk in de zin van de Arbeidsregeling;
- de toeslag op het loon ingevolge artikel 58 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en artikel 52 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en Wezenverzekering;
- de sociale verzekeringspremies die ten laste van de werkgever komen;
- vergoeding boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de normale arbeid, waartoe hij ingevolge arbeidsovereenkomst met zijn werkgever verplicht is;
- vergoeding die bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie;
Uit deze wettekst volgt dat maaltijdvergoedingen niet van het loon zijn uitgesloten. Verweerder heeft deze dus terecht belast.
4.9
Voor wat de oproepkrachten betreft, verwijst het Gerecht naar de overweging in de uitspraak van het Gerecht van 16 april 2018 (zaaknummer: Lar 36/2017), luidend:
“Voor wat de oproepkrachten betreft, overweegt het gerecht het volgende. Op grond van artikel 1 van de LV Ziekteverzekering en artikel 1 van de LV Ongevallenverzekering wordt (voor zover hier relevant) verstaan onder werknemer: een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht, behalve onder meer “losse werknemers”. Losse werknemers zijn werknemers die als regel geen 12 achtereenvolgende dagen, niet meegerekend zondagen en feestdagen als bedoeld in de Arbeidsregeling, in dienst van de werkgever zijn. Naar het oordeel van het gerecht vallen oproepkrachten onder deze definitie. Anders dan eiseres heeft gesteld kan van een overeenkomst van opdracht bij oproepkrachten niet worden gesproken; een overeenkomst van opdracht is immers gericht op het overeengekomen resultaat. “
Het Gerecht ziet geen reden daar thans anders over te oordelen.
4.1
Voor wat betreft de periode waarop de aanslag ziet, overweegt het Gerecht het volgende. Verweerder heeft in het verweerschrift gesteld dat het een verschrijving is. Ter zitting is echter gebleken dat verweerder de aanduiding “2012/12” et cetera, standaard gebruikt. Wat daar ook van zij, waar het om gaat is of het voor eiseres duidelijk was waar de aanslagen op betrekking hebben. Naar het oordeel van het Gerecht kan uit het dossier niet anders worden afgeleid dan dat er voor eiseres redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was, dat de betreffende aanslagen betrekking hadden op de gehele jaren en niet slechts op de maand december van de betreffende jaren waar de aanslagen op zien. Daarbij is niet alleen het loonrapport van belang, maar ook de door verweerder in de pleitnota geschetste wijze van totstandkoming van de aanslagen. Dit betoog van eiseres slaagt daarom niet.
4.11
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beroepen van eiseres ongegrond zijn. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

5.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 27 mei 2019.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.