ECLI:NL:OGEAM:2019:81
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vreemdelingenbewaring en uitzetting
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 26 april 2019 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Stomp, en de Minister van Justitie van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. A.O. Muller. Eiser had beroep ingesteld tegen de beschikkingen van de Minister van 25 november 2018, die een bevel tot bewaring en een bevel tot verwijdering van eiser uit Sint Maarten inhielden. Eiser, die al lange tijd in Sint Maarten woonde en deel uitmaakte van het gezin van zijn moeder, stelde dat zijn verwijdering in strijd was met het recht op gezinsleven zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM. Hij voerde aan dat hij geen veilige verblijfplaats had in Jamaica en dat hij volledig geïntegreerd was in de samenleving van Sint Maarten.
De Minister verweerde zich door te stellen dat eiser inmiddels uit Sint Maarten was verwijderd en dat hij geen belang meer had bij de beroepsprocedure. De Minister betoogde dat de bestreden beschikkingen op goede gronden waren genomen, aangezien eiser geen verblijfstitel meer had en een gevaar vormde voor de openbare orde vanwege zijn strafrechtelijke veroordeling. Eiser noch zijn gemachtigde waren ter zitting verschenen, wat leidde tot de conclusie dat er geen belang meer was bij de procedure.
Het Gerecht oordeelde dat eiser geen belang meer had bij het beroep, aangezien hij al was verwijderd uit Sint Maarten. Het beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. De rechter gaf aan dat het betoog van eiser over het verkrijgen van verblijf in Sint Maarten niet relevant was voor deze procedure, die zich richtte op de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring en de uitzetting.