ECLI:NL:OGEAM:2019:78

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
25 maart 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
SXM201801021
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen inbewaringstelling van vreemdeling zonder geldige verblijfstitel

In deze bodemprocedure heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 25 maart 2019 uitspraak gedaan in een zaak waarin de eiser, die eerder gedetineerd was in het Politiebureau te Philipsburg, beroep heeft ingesteld tegen de inbewaringstelling door de Minister van Justitie van Sint Maarten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S.R. Bommel, was in vreemdelingenbewaring geplaatst op 20 juni 2018, nadat hij op 17 juni 2018 op de luchthaven van Sint Maarten was aangehouden wegens het voorhanden hebben van valse reisdocumenten. De rechter-commissaris had op 20 juni 2018 de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser bevolen, maar hij werd vervolgens overgedragen aan de immigratiedienst en in vreemdelingenbewaring geplaatst, omdat hij geen geldige verblijfstitel had.

Eiser heeft in zijn beroepschrift gronden aangevoerd tegen de inbewaringstelling, maar niet tegen de verwijdering, de ongewenst verklaring en het terugkeerverbod. Het Gerecht oordeelde dat eiser geen belang meer had bij de procedure, aangezien de vreemdelingenbewaring inmiddels was opgeheven. De uitspraak van het Gerecht op 10 augustus 2018 had de bewaring geschorst en de onmiddellijke invrijheidstelling bevolen, maar de verwijdering en de ongewenst verklaring bleven in stand. Het Gerecht concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was wegens gebrek aan belang, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

De uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de kennisgeving.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 25 maart 2019 Zaaknummer: SXM201801021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(eiser),
voor heen gedetineerd in het Politiebureau te Philipsburg
domicilie kiezende ten kantore van Sulvaran & Peterson advocaten,
eiser,
gemachtigde: mr. S.R. Bommel,
tegen
MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. Muller.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikkingen van verweerder van 20 juni 2018 inhoudende een maatregel van bewaring en een verwijderingsbeschikking, waarbij eiser is aangemerkt als ongewenst vreemdeling en waarin is bevolen dat eiser met ingang van 20 juni 2018 in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst ter fine van verwijdering, en waarbij aan hem gedurende drie jaar de toegang tot Sint Maarten wordt ontzegd.

2.Het verloop van de procedure

Met een op 2 augustus 2018 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een ingediend beroepschrift heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 8 november 2018 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 11 maart 2019. Eiser is bij zijn gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op 15 april 2019.

3.De beoordeling

3.1
De volgende feiten staan vast.
  • Eiser is op 17 juni 2018 op de luchthaven van Sint Maarten, komende vanuit New York, aangehouden wegens de verdenking van het voorhanden hebben van valse reisdocumenten.
  • Op 20 juni 2018 heeft de rechter-commissaris de onmiddellijke (strafrechtelijke) invrijheidstelling van eiser bevolen. De Officier van Justitie heeft eiser vervolgens overgedragen aan de immigratiedienst. Eiser is in vreemdelingenbewaring geplaatst.
  • Eiser heeft geen geldige verblijfstitel op Sint Maarten.
  • Bij uitspraak van 10 augustus 2018 op het door eiser ingediende verzoek om een voorlopige voorziening, heeft het Gerecht de bewaring van eiser geschorst, zijn onmiddellijke invrijheidstelling geboden en verweerder bevolen zich te onthouden van enige maatregel gericht op bewaring tot zes weken nadat op het beroep is beslist. Het Gerecht heeft in deze uitspraak voorts overwogen dat de bewaring tot op het moment van de uitspraak, rechtmatig was.
3.2
Standpunten van partijen
Eiser stelt dat verweerder hem te gemakkelijk in vreemdelingenbewaring heeft gesteld. Het kan immers, zo stelt eiser, niet worden gezegd dat hij een gevaar vormt voor de openbare orde, althans dat heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd. Eiser wijst er voorts op dat eiser niet is uitgezet, maar dat hij zelfstandig is vertrokken.
Verweerder stelt in de eerste plaats dat eiser geen belang meer heeft bij dit beroep, omdat de vreemdelingenbewaring inmiddels is opgeheven. Onder verwijzing naar hetgeen in de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is overwogen, stelt verweerder dat ook de beslissing om eiser uit Sint Maarten te verwijderen, in stand dient te blijven. Verweerder wijst in dat verband nog op een bericht van de Franse vreemdelingenpolitie waar uit blijkt dat eiser werd aangehouden op het vliegveld van Grand Case op het Franse deel van het eiland, toen hij met een vals Grieks paspoort wilde uitreizen.
3.3
Het Gerecht overweegt als volgt.
Eiser heeft in zijn beroepschrift slechts gronden aangevoerd tegen zijn inbewaringstelling en de duur daarvan. Tegen de overige elementen van het bestreden besluit (de verwijdering, de ongewenst verklaring en het terugkeerverbod) heeft eiser geen gronden aangevoerd. Met verweerder oordeelt het Gerecht dat eiser geen belang meer heeft bij een oordeel over de (duur van de) vreemdelingenbewaring nu hij zich niet meer in vreemdelingenbewaring bevindt. Eiser heeft in beroep niet aangevoerd waarom hij desondanks nog belang zou hebben bij een oordeel hierover. De vraag of hij zelfstandig is vertrokken dan wel is uitgezet, is voor een oordeel over de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring niet relevant.
Het voorgaande betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan belang. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen grond.

4.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 25 maart 2019.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.