In deze bodemprocedure heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 25 maart 2019 uitspraak gedaan in een zaak waarin de eiser, die eerder gedetineerd was in het Politiebureau te Philipsburg, beroep heeft ingesteld tegen de inbewaringstelling door de Minister van Justitie van Sint Maarten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S.R. Bommel, was in vreemdelingenbewaring geplaatst op 20 juni 2018, nadat hij op 17 juni 2018 op de luchthaven van Sint Maarten was aangehouden wegens het voorhanden hebben van valse reisdocumenten. De rechter-commissaris had op 20 juni 2018 de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser bevolen, maar hij werd vervolgens overgedragen aan de immigratiedienst en in vreemdelingenbewaring geplaatst, omdat hij geen geldige verblijfstitel had.
Eiser heeft in zijn beroepschrift gronden aangevoerd tegen de inbewaringstelling, maar niet tegen de verwijdering, de ongewenst verklaring en het terugkeerverbod. Het Gerecht oordeelde dat eiser geen belang meer had bij de procedure, aangezien de vreemdelingenbewaring inmiddels was opgeheven. De uitspraak van het Gerecht op 10 augustus 2018 had de bewaring geschorst en de onmiddellijke invrijheidstelling bevolen, maar de verwijdering en de ongewenst verklaring bleven in stand. Het Gerecht concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was wegens gebrek aan belang, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.
De uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de kennisgeving.