Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Procesverloop
3.De beoordeling
De beslissing.
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft het Gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten op 17 april 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot een voorlopige voorziening van een ambtenaar, die sinds 15 oktober 1993 werkzaam is als gevangenbewaarder. De ambtenaar heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de stopzetting van zijn salaris, maar er bleek geen schriftelijk besluit te zijn over deze stopzetting. De ambtenaar heeft in zijn verzoek zowel de Minister van Justitie als het openbare rechtspersoon Het Land Sint Maarten als verweerders aangeduid, maar het Gerecht oordeelde dat de Gouverneur het bevoegde gezag is volgens de Landsverordening materieel ambtenarenrecht.
Het Gerecht heeft het verzoek tegen het Land Sint Maarten niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft besloten om de niet-ontvankelijkheid van het verzoek tegen de Minister van Justitie vooralsnog achterwege te laten. Dit was gebaseerd op de onduidelijkheid voor de verzoeker over wie de juiste verweerder was, aangezien er geen schriftelijk besluit was. Desondanks oordeelde het Gerecht dat er geen spoedeisend belang was voor de verzoeker, omdat hij al 15 maanden geen salaris had ontvangen en zijn stelling dat zijn geld op was, onvoldoende was om een spoedeisend belang aan te tonen.
Uiteindelijk heeft het Gerecht het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door rechter C.W.M. Giesen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.