ECLI:NL:OGEAM:2019:74

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
SXM201801509- Lar 151/2018
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de Nederlandse nationaliteit in het kader van de Lar-procedure

In deze zaak verzoekt de eiser het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten om zijn Nederlandse nationaliteit vast te stellen via de Lar-procedure. De eiser, die in persoon procedeert, heeft een Nederlands paspoort gehad dat geldig was tot 22 januari 2018. Na een aanvraag voor een nieuw paspoort op 16 april 2018, heeft de Gouverneur van Sint Maarten op 14 mei 2018 de aanvraag niet in behandeling genomen, met de motivering dat de eiser niet de Nederlandse nationaliteit zou bezitten. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 23 oktober 2018 ongegrond verklaard. De eiser stelt dat hij op Sint Maarten is geboren en dat hij altijd de achternaam van zijn vader heeft gevoerd, die van Nederlandse nationaliteit is. De verweerder, de Gouverneur, stelt echter dat de erkenning van de eiser door zijn vader nietig is, omdat de vader ten tijde van de erkenning gehuwd was met een andere vrouw. Dit zou betekenen dat de eiser nooit de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2019 heeft de eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij zijn geboorteakte en andere documenten heeft overgelegd. Het Gerecht overweegt dat het Nederlanderschap niet kan worden verkregen of verloren door beslissingen omtrent paspoortaanvragen, maar alleen volgens de bepalingen van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het Gerecht concludeert dat de eiser geen belang heeft bij de procedure, omdat hij niet kan bereiken wat hij wil, namelijk de vaststelling van zijn Nederlandse nationaliteit. Uiteindelijk verklaart het Gerecht het beroep van de eiser niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen en is openbaar uitgesproken op 15 april 2019.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 15 april 2019 Zaaknummer: SXM201801509- Lar 151/2018
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(eiser),
wonende te Sint Maarten,
eiser,
procederende in persoon,
tegen
DE GOUVERNEUR VAN SINT MAARTEN,
Gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigden: mrs. B. van den Bosch en R.R. Ismail,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van de Gouverneur van 23 oktober 2018, waarbij het bezwaarschrift van eiser, gericht tegen verweerders beschikking van 14 mei 2018 betreffende de weigering om de paspoortaanvraag van eiser in behandeling te nemen, ongegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

Met een op 30 november 2018 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 20 december 2018 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 25 maart 2019. Eiser is verschenen. Ook was zijn moeder, mevrouw (X), ter zitting aanwezig. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde voornoemd die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd. Aan de zijde van verweerder is ook verschenen mevrouw D. Williams-Warner, Sectiehoofd Backoffice Burgerzaken van de bevolkingsadministratie.
Uitspraak is bepaald op 15 april 2019.

3.De beoordeling

3.1
De volgende feiten staan vast.
  • Eiser was in het bezit van een Nederlands paspoort met een geldigheid tot 22 januari 2018. Op 16 april 2018 heeft eiser een nieuw paspoort aangevraagd.
  • Bij beschikking van 14 mei 2018 heeft verweerder de paspoortaanvraag niet in behandeling genomen met de motivering dat eiser niet de Nederlandse nationaliteit heeft.
  • Op 22 juni 2018 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op 18 juli 2018 heeft naar aanleiding van dit bezwaar een hoorzitting plaatsgevonden. Bij beschikking van 23 oktober 2018 heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
  • Verweerder heeft op 14 mei 2018 het voornemen kenbaar gemaakt aan eiser dat de Nederlandse nationaliteit op de persoonslijst onjuist zal worden verklaard en dat als zijn nationaliteit zal worden opgenomen die van de Dominicaanse Republiek. Eiser heeft tegen dit voornemen bezwaar gemaakt, waarna op 15 juni 2018 de beschikking van verweerder is gevolgd dat de Nederlandse nationaliteit voor onjuist zal worden verklaard.
3.2
Standpunten van partijen
Verweerder wijst er op dat de gronden van het beroep van eiser geheel zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat eiser het Nederlanderschap heeft verloren door de beslissing van verweerder om de paspoortaanvrage niet in behandeling te nemen. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat dit uitgangspunt van eiser niet juist is omdat aan het bestreden besluit niet het rechtsgevolg is verbonden van verlies van het Nederlanderschap. Subsidiair stelt verweerder dat eiser nooit de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen omdat ten tijde van de erkenning door de vader (de heer (B), van Nederlandse nationaliteit), de vader gehuwd was met een andere vrouw dan de moeder van eiser. De erkenning is daarom nietig op grond van het destijds geldende erkenningsverbod van artikel 330, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen. Verweerder heeft met recht overwogen dat er onvoldoende zekerheid is over het gestelde Nederlanderschap van eiser, gelet op het genoemde huwelijk van de vader van eiser. Dit huwelijk is geregistreerd, één week na het overlijden van de vader van eiser in 1997.
Eiser stelt dat hij op Sint Maarten is geboren en getogen. Eiser is geboren op 23 september 1992 en is op 26 januari 1993, toen hij bijna vier maanden oud was dus, erkend door zijn vader, (Z) . Eiser heeft altijd de achternaam (B) gevoerd. Eiser is bezig te onderzoeken of de stelling van verweerder dat zijn vader op 12 september 1991 was gehuwd in de Dominicaanse Republiek met een andere vrouw dan eisers moeder, juist is. Hij heeft daarover nog geen uitsluitsel. Over zijn Nederlandse nationaliteit bestaat geen onzekerheid, zodat verweerder niet heeft mogen beslissen de paspoortaanvraag niet in behandeling te nemen op grond van de Paspoortuitvoeringsregeling Caribisch Nederland (PUCar). Artikel 9 van de PUCar schrijft voor dat voor verkrijging van zekerheid over het Nederlanderschap, gebruik wordt gemaakt van het reisdocument dat de aanvrager overlegt en van gegevens van de aanvrager in de basisadministratie. Eiser heeft zijn reisdocument overgelegd en de gegevens uit de basisadministratie overgelegd, te weten zijn geboorteakte. In dat verband heeft eiser ook nog gewezen op artikel 1:209 van het Burgerlijk Wetboek van Sint Maarten, waarin is bepaald dat iemands afstamming volgens zijn geboorteakte niet door een ander kan worden betwist indien hij een staat overeenkomstig die akte heeft. Verweerder had daarom de aanvraag in behandeling moeten nemen.
3.3
Het Gerecht overweegt als volgt.
3.3.1
Toepasselijke regelgeving
Artikel 28 van de Paspoortwet luidt als volgt:
1. De in artikel 26 bedoelde autoriteit verschaft zich de nodige zekerheid over de identiteit en de nationaliteit van de aanvrager, en indien deze geen Nederlander is, tevens met betrekking tot diens verblijfstitel.
2. De aanvrager kan worden verzocht in verband met het in het eerste lid bedoelde onderzoek de nodige bewijsstukken over te leggen.
3. De aanvrager dient persoonlijk voor de bovenbedoelde autoriteit te verschijnen, tenzij zulks om zwaarwegende redenen niet van hem kan worden gevergd en de betreffende autoriteit van oordeel is dat op andere wijze voldoende zekerheid kan worden verkregen over de identiteit, de nationaliteit en de verblijfstitel van de aanvrager.
In artikel 50 van de Paspoortuitvoeringsregeling Caribische landen is het volgende bepaald met betrekking tot de beslissing op de aanvraag en vastlegging van de gegevens in het reisdocumentenstation:
1. Een aanvraag waarbij niet is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 9 tot en met 49 wordt niet in behandeling genomen. (…)
Artikel 9 van de Paspoortuitvoeringsregeling Caribische landen bepaalt, voor zover hier van belang, over de vaststelling van het Nederlanderschap:
1. Voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over het Nederlanderschap van de aanvrager wordt gebruik gemaakt van het door de aanvrager overgelegde Nederlandse reisdocument, alsmede van de gegevens die:
a. over de aanvrager in de basisadministratie zijn opgenomen, indien de aanvraag wordt gedaan bij een aangewezen autoriteit als bedoeld in artikel 7;
b. door de aanvrager bij de aanvraag zijn verstrekt.
2. (…)
3. (…)
4. Indien onzekerheid blijft bestaan over het Nederlanderschap van de aanvrager wordt daarnaar een gericht onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvat zoveel mogelijk verificatie van de nationaliteit met behulp van door de aanvrager over te leggen documenten die zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit, waaronder zijn geboorteakte, en eventuele andere bewijsstukken.
3.3.2
Uit lid 4 van het hierboven weergegeven artikel 9 van de PUCar, volgt dat er, ondanks het overleggen van een Nederlands reisdocument en gegevens uit de basisadministratie onzekerheid kan blijven bestaan over het Nederlanderschap. De stelling van eiser dat verweerder zijn paspoortaanvraag in behandeling heeft moeten nemen reeds omdat hij zowel zijn reisdocument (lees: zijn verlopen paspoort) als zijn geboorteakte heeft overgelegd, is dan ook onjuist.
3.3.3
Voorts overweegt het Gerecht het volgende. Het beroep is geheel gebaseerd op het uitgangspunt dat eiser het Nederlanderschap verliest door het bestreden besluit. Dit uitgangspunt is echter rechtens niet juist. Het Nederlanderschap wordt niet verkregen en raakt men ook niet kwijt door beslissingen op de aanvraag van een paspoort. Het Nederlanderschap kan alleen maar worden verkregen op de in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) bepaalde wijzen. Eiser kan daarom met de onderhavige procedure niet bereiken wat hij er mee wil bereiken, te weten dat het Gerecht vaststelt dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Eiser heeft daarom bij dit beroep geen belang.
3.3.4
Ter informatie wijst het Gerecht er op dat in de RWN is voorzien in een procedure ter vaststelling van het Nederlanderschap, de zogeheten “artikel 17-procedure”. Verweerder heeft op deze procedure al in het primaire besluit van 14 mei 2018 gewezen.
3.4.5
Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

4.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 15 april 2019.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.