In deze zaak heeft klager, wonende te Sint Maarten, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de Minister van Justitie van Sint Maarten. Klager was van mening dat hij strafrechtelijk was vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten, maar de minister had in zijn beschikking van 5 september 2018 gesteld dat klager was veroordeeld voor bedreiging en vuurwapenbezit. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 25 februari 2019 uitspraak gedaan in deze bodemzaak.
Tijdens de procedure is gebleken dat klager op 5 februari 2014 was vrijgesproken van poging doodslag en bedreiging, terwijl de minister ten onrechte had verwezen naar een veroordeling van 7 februari 2014. Het Gerecht oordeelde dat de beschikking van de minister op onjuistheden was gebaseerd en dat er onvoldoende afweging was gemaakt tussen de veiligheid op de luchthaven en de persoonlijke omstandigheden van klager. Het Gerecht heeft de bestreden beschikking vernietigd en de minister opgedragen binnen zes weken een nieuwe beschikking te geven op de aanvraag van klager.
Daarnaast heeft het Gerecht de minister veroordeeld in de proceskosten van klager, vastgesteld op NAf 1.400,--. De uitspraak is gedaan door rechter C.W.M. Giesen en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open, conform artikel 28, lid 3, van de Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent gedrag.