ECLI:NL:OGEAM:2019:69

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
25 februari 2019
Publicatiedatum
27 augustus 2019
Zaaknummer
SXM201801247
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de Minister van Justitie van Sint Maarten

In deze zaak heeft klager, wonende te Sint Maarten, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de Minister van Justitie van Sint Maarten. Klager was van mening dat hij strafrechtelijk was vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten, maar de minister had in zijn beschikking van 5 september 2018 gesteld dat klager was veroordeeld voor bedreiging en vuurwapenbezit. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 25 februari 2019 uitspraak gedaan in deze bodemzaak.

Tijdens de procedure is gebleken dat klager op 5 februari 2014 was vrijgesproken van poging doodslag en bedreiging, terwijl de minister ten onrechte had verwezen naar een veroordeling van 7 februari 2014. Het Gerecht oordeelde dat de beschikking van de minister op onjuistheden was gebaseerd en dat er onvoldoende afweging was gemaakt tussen de veiligheid op de luchthaven en de persoonlijke omstandigheden van klager. Het Gerecht heeft de bestreden beschikking vernietigd en de minister opgedragen binnen zes weken een nieuwe beschikking te geven op de aanvraag van klager.

Daarnaast heeft het Gerecht de minister veroordeeld in de proceskosten van klager, vastgesteld op NAf 1.400,--. De uitspraak is gedaan door rechter C.W.M. Giesen en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open, conform artikel 28, lid 3, van de Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent gedrag.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 25 februari 2019 Zaaknummer: SXM201801247-Lar 117/2018
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(X),
wonende te Sint Maarten,
klager,
gemachtigde: mr. N.C. DE LA ROSA,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
verweerder,
niet verschenen.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 5 september 2018 waarin verweerder het verzoek van klager van 30 juli 2018 om een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG), heeft afgewezen.

2.Het verloop van de procedure

Met een op 21 september 2018 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft klager tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Verweerder is door de griffier tot en met 25 oktober 2018 in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen. Die mogelijkheid is niet benut.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 11 februari 2019. Klager is in persoon verschenen, bijgestaan bij zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen ( bij dienstbrief van 21 december 2018 alsmede door verspreiding van een zittingsrol) niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.De beoordeling

3.1
De volgende feiten staan vast.
  • Klager is werkzaam bij WINAIR als ‘Ground Crew’ sinds 25 augustus 2018.
  • Klager is is bij vonnis van 5 februari 2014 (parketnummer 100.00364/13) vrijgesproken ter zake poging doodslag en bedreiging.
  • Op 30 juli 2018 heeft klager zich tot verweerder gewend met een verzoek tot afgifte van een Verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG). Daarbij heeft klager als doel waarvoor de afgifte van de verklaring wordt gevraagd opgegeven: “Private sector employment”.
  • In de bestreden beschikking heeft verweerder de afgifte van de verzochte VOG afgewezen. Daarbij heeft verweerder het volgende overwogen:
“On 7th February 2014 you were convicted of threatening and firearm possession. You received a sentence of 30 months imprisonment. “
3.1.1
In zijn klaagschrift heeft klager het volgende aangevoerd:
“ Klager is niet veroordeeld op 7 februari 2014 voor enig strafbaar feit. Klager is in feite op 5 februari 2014 vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten. Het is overduidelijk dat Minister van Justitie is uitgegaan van onjuiste feiten.”
3.2
Klager betwist dat hij veroordeeld is zoals verweerder heeft overwogen. Klager legt het vonnis over v an 5 februari 2014, waarin hij is vrijgesproken. Ook overigens had verweerder de gevraagde VOG niet mogen weigeren.
3.3
Verweerder stelt, blijkens de bestreden beschikking, dat een VOG niet kan worden afgegeven, omdat klager bij vonnis van 7 februari 2014 is veroordeeld ter zake bedreiging en bezit van een vuurwapen, tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Deze veroordeling is onverenigbaar met het doel waarvoor klager de VOG heeft gevraagd.
3.4
Het Gerecht overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent het gedrag geeft verweerder een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit onderzoek met betrekking tot het gedrag van betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge het bepaalde in artikel 23 van voornoemde Landsverordening mag verweerder bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op uittreksels uit strafregisters, politieregisters en andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
3.5
Het Gerecht stelt in de eerste plaats vast dat verweerder heeft verzuimd om de strafkaart van klager bij de stukken te voegen. Op verzoek van het Gerecht heeft verweerder deze strafkaart alsnog naar het Gerecht gestuurd. Hierin staat vermeld dat klager is veroordeeld terzake bedreiging en vuurwapenbezit tot 30 maanden gevangenisstraf die tevens bij hofvonnis (nummer H-55/2014) op 17 juli 2014 onherroepelijk is geworden. In de door klager overgelegde strafvonnis van 5 februari 2014 met parketnummer 100.00364/13 staat dat klager is vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten. Naar het oordeel van het Gerecht is de bestreden beschikking dan ook op onjuistheden gebaseerd, nu daarin staat dat klager is veroordeeld terzake bedreiging en vuurwapenbezit. Verweerder heeft dus ten onrechte een Hofvonnis meegenomen alsmede foute informatie gegeven. De beschikking moet daarom al worden vernietigd. Ook overigens volstaat de motivering niet, omdat verweerder niet heeft laten zien een afweging te hebben gemaakt tussen het belang van de veiligheid op de luchthaven en de persoonlijke omstandigheden van klager.
3.6
Gelet op bovenstaande is het onderzoek van verweerder naar de relevante feiten onvoldoende zorgvuldig geweest en kan de gegeven motivering de bestreden beschikking niet dragen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de bestreden beschikking zal worden vernietigd. Aan verweerder zal worden opgedragen binnen zes weken opnieuw een beschikking te geven op de aanvraag van klager. Voor het zelf voorzien als verzocht het Gerecht thans in het door klager gestelde nog geen aanleiding.
3.7
Er is aanleiding om verweerder (ten laste van het land Sint Maarten) te veroordelen in de door klager gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,-- zijnde twee punten ad NAf 700,-- (1 punt voor het klaagschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling).

4.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het klaagschrift gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking;
draagt verweerder op om binnen 6 (zes) weken na heden een nieuwe beschikking te geven op de aanvraag van met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen en
bepaalt dat het land Sint Maarten aan klager zal betalen een bedrag ad NAf 1.400-- .
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 25 februari 2019.
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open (artikel 28, lid 3, Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent gedrag)