ECLI:NL:OGEAM:2019:67

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
11 februari 2019
Publicatiedatum
26 augustus 2019
Zaaknummer
SXM201801236-Lar 116/2018
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag door de Minister van Justitie

In deze zaak heeft klager, wonende te Sint Maarten, een klaagschrift ingediend tegen de afwijzing van de Minister van Justitie om een verklaring omtrent gedrag (VOG) af te geven. De afwijzing vond plaats op 31 augustus 2018, waarbij de minister stelde dat klager in oktober 2017 een misdrijf had gepleegd onder artikel 2:55 van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten, waarvoor hij een taakstraf van 100 uur had gekregen. Klager betwistte deze bewering en voerde aan dat de minister onjuist had geoordeeld over zijn strafblad. Hij stelde dat de verwijzing naar financiering van terrorisme niet klopte en dat hij enkel was veroordeeld voor rijden onder invloed.

De mondelinge behandeling vond plaats op 7 januari 2019, waarbij klager in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. G. Hatzmann. De minister was niet verschenen, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten oordeelde dat de minister verzuimd had om de strafkaart van klager bij de stukken te voegen, wat essentieel was voor de beoordeling van de aanvraag. Na het alsnog indienen van de strafkaart bleek dat klager was veroordeeld voor poging doodslag, niet voor financiering van terrorisme, zoals de minister had gesteld.

Het Gerecht concludeerde dat de bestreden beschikking op een onjuist feit was gebaseerd en dat de motivering van de minister niet voldeed. Het beroep werd gegrond verklaard, de bestreden beschikking werd vernietigd en de minister werd opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beschikking te geven. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van klager, vastgesteld op NAf 1.400,--. Deze uitspraak werd gedaan door mr. C.W.M. Giesen en uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2019.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 11 februari 2019 Zaaknummer: SXM201801236- Lar 116/2018
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(X)
wonende te Sint Maarten,
klager,
gemachtigde: mr. G. HATZMANN,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
verweerder,
niet verschenen.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 31 augustus 2018 waarbij verweerder afwijzend heeft beslist op het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent gedrag.

2.Het verloop van de procedure

Namens klager is op 10 september 2018 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een klaagschrift (met producties) als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent het gedrag ontvangen.
Mondelinge behandeling van het klaagschrift heeft plaatsgevonden ter zitting van 7 januari 2019. Klager is in persoon verschenen bijgestaan bij zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen (bij dienstbrief van 4 december 2018 alsmede door verspreiding van een zittingsrol) niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.De beoordeling

3.1
Op 29 juli 2018 heeft klager zich tot verweerder gewend met een verzoek tot afgifte van een Verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG). Daarbij heeft klager als doel waarvoor de afgifte van de verklaring wordt gevraagd opgegeven: “Renewal of Airport Pass Princess Juliana International Airport”.
3.2
In de bestreden beschikking heeft verweerder de afgifte van de verzochte VOG afgewezen. Daarbij heeft verweerder het volgende overwogen:
“On October 2017 you committed a crime under article 2:55 of the Penal Code of St. Maarten. You received a sentence of 100 hours of community service which you have completed under the supervision of the Probation Office.”
3.3
In zijn klaagschrift heeft klager het volgende aangevoerd:
“Het door de Hoofdofficier aan het adres van klager gemaakte verwijst is onjuist. Artikel 2:55 Sr stelt de financiering van terrorisme strafbaar en hierop staat een gevangenisstraf van 8 jaar. Het lijk hoogst onwaarschijnlijk dat het OM aan een verdachte van de financiering van terrorisme een transactievoorstel van een taakstraf van 100 uren zou doen.” Klager heeft voorts in zijn klaagschrift verklaard dat hij voor rijden onder invloed een transactievoorstel heeft geaccepteerd en de opgelegde taakstraf voltooid is.
3.4
Het Gerecht overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent het gedrag geeft verweerder een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit onderzoek met betrekking tot het gedrag van betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge het bepaalde in artikel 23 van voornoemde Landsverordening mag verweerder bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op uittreksels uit strafregisters, politieregisters en andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
3.5
het Gerecht stelt in de eerste plaats vast dat verweerder heeft verzuimd om de strafkaart van klager bij de stukken te voegen. Op verzoek van het Gerecht heeft verweerder deze strafkaart alsnog naar het Gerecht gestuurd. Hierin staat vermeld dat klager is veroordeeld terzake poging doodslag tot een taakstraf van 100 uur. De bestreden beschikking is dan ook op een onjuist feit gebaseerd, nu daarin staat dat klager is veroordeeld terzake financiering van terrorisme. De in de bestreden beschikking gegeven motivering is dan ook onjuist. De beschikking moet daarom al worden vernietigd. Ook overigens volstaat de motivering niet, omdat verweerder niet heeft laten zien een afweging te hebben gemaakt tussen het belang van de veiligheid op de luchthaven en de persoonlijke omstandigheden van klager, waaronder het feit dat hij al sinds 2005 op de luchthaven werkt.
3.6
Gelet op bovenstaande is het onderzoek van verweerder naar de relevante feiten onvoldoende zorgvuldig geweest en kan de gegeven motivering de bestreden beschikking niet dragen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de bestreden beschikking zal worden vernietigd. Aan verweerder zal worden opgedragen binnen zes weken opnieuw een beschikking te geven op de aanvraag van klager. Voor het zelf voorzien als verzocht het Gerecht thans in het door klager gestelde nog geen aanleiding.
3.7
Er is aanleiding om verweerder (ten laste van het land Sint Maarten) te veroordelen in de door klager gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,-- zijnde twee punten ad NAf 700,-- (1 punt voor het klaagschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling).

4.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het klaagschrift gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking;
draagt verweerder op om binnen 6 (zes) weken na heden een nieuwe beschikking te geven op de aanvraag van met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen en
bepaalt dat het land Sint Maarten aan klager zal betalen een bedrag ad NAf 1.400-- .
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 11 februari 2019.
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open (artikel 28, lid 3, Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent gedrag)