ECLI:NL:OGEAM:2019:66

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
11 februari 2019
Publicatiedatum
26 augustus 2019
Zaaknummer
SXM201800921-Lar 79/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 11 februari 2019 uitspraak gedaan in het geding tussen (Y), als wettelijke vertegenwoordigster van (Z), en de Minister van Justitie van Sint Maarten. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) met als doel gezinsvorming bij de moeder, welke aanvraag op 23 mei 2018 door de verweerder was afgewezen. Eiseres betoogde dat het uitlandigheidsvereiste niet van toepassing was, maar het Gerecht oordeelde dat de minderjarige niet langdurig in Sint Maarten had verbleven. Eiseres was in 2003 naar Sint Maarten gekomen met haar kind, maar het kind was drie jaar later teruggekeerd naar Sint Lucia en pas op 15-jarige leeftijd weer naar Sint Maarten gekomen. Het Gerecht concludeerde dat er geen sprake was van een langdurig verblijf en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De uitspraak werd gedaan door mr. C.W.M. Giesen en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 11 februari 2019 Zaaknummer: SXM201800921-Lar 79/18
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(Y), in de hoedanigheid als wettelijke vertegenwoordigster van (Z)
wonende te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. B. B. BROOKS,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
verweerder,
niet verschenen.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 23 mei 2018, waarbij de aanvraag tot het verlenen van een vergunning tot tijdelijk verblijf met als doel gezinsvorming bij moeder, is afgewezen.

2.Het verloop van de procedure

Met een op 16 juli 2018 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro-forma beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 14 september 2018 heeft eiseres de gronden van het beroep aangevuld.
Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 7 januari 2019. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door gemachtigde voornoemd. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen (bij dienstbrief van 4 december 2018 alsmede door verspreiding van een zittingsrol) niet verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.De beoordeling

3.1
De volgende feiten staan vast.
- Eiseres, geboren op (…) te Sint Lucia, heeft de Sintluciaanse nationaliteit en is de moeder en wettelijke vertegenwoordigster van (Z), geboren op (…) te Sint Lucia van Sintluciaanse nationaliteit.
- Eiseres is in 2003 Sint Maarten ingereisd met de minderjarige die op dat moment twee jaar oud was.
- Op 21 februari 2018 heeft eiseres namens minderjarige tot verweerder gewend met het verzoek haar in aanmerking te brengen voor een vergunning tot tijdelijk verblijf (vttv) met als doel verblijf bij moeder.
- De aanvraag om een vttv is bij beschikking van 23 mei 2018 afgewezen, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 9 van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (LTU), kort gezegd vanwege het feit dat een eerste aanvraag betreft en niet aan het uitlandigheidsvereiste is voldaan. Een andere reden die ten grondslag aan dit besluit is weergegeven wordt als volgt gemotiveerd:
‘(…) Er is een inkomensverklaring van de Inspectie Belasting Dienst met het inkomen van de moeder van betrokkene overgelegd. Uit de recente verklaring van de inspectie Belasting Dienst met het inkomen van de moeder van betrokkene blijkt dat zij in 2016 een belastbaar jaarinkomen genoot van Naf 17.866,-. Dit is minder dan het normbedrag van Naf. 24.000,- zoals vastgelegd in paragraaf 3.7.1. van de Richtlijnen van de Minister van Justitie van Sint Maarten d.d. mei 2012. Gelet hierop wordt niet aan het middelenvereiste voldaan, wat een afwijzingsgrond is. (…)’
3.2
In haar beroepschrift voert eiseres - samengevat - aan dat verweerder in strijd handelt met het motivering-, vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel. Eiseres stelt dat het uitlandigheidsvereiste niet te herleiden is tot de bepaling in artikel 9 van de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: LTU). Eiseres verwijst daartoe naar de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van nr. 104/2015 van 16 mei 2016 waarin is geoordeeld dat in het geval van een eerste aanvraag (voor minderjarige), het uitlandigheidsvereiste niet onder alle omstandigheden geldt. Verweerder hield geen rekening met het feit dat de minderjarige het merendeel van haar leven op Sint Maarten gewoond heeft en dat de minderjarige afhankelijk is van haar moeder die een geldige verblijfstitel voor Sint Maarten bezit. De stelling van verweerder dat eiseres niet aan het middelenvereiste voldoet is bovendien volstrekt onjuist, aldus - steeds – eiseres.
3.3
Verweerder stelt in zijn besluit dat het minderjarige illegaal vanaf 2013 hier te lande verblijft. Bovendien heeft betrokkene nooit eerder een aanvraag voor een vttv ingediend, laat staan verkregen, aldus – steeds- verweerder. Verweerder heeft daarom reden gezien het uitlandigheidsvereiste aan eiseres tegen te werpen.
3.4
Het Gerecht overweegt als volgt.
3.4.1
Het uitlandigheidsvereiste vindt zijn grond in artikel 9 van de Ltu. In het eerste lid onder a van dat artikel is bepaald dat de vergunning tot tijdelijk verblijf kan worden geweigerd met het oog op de openbare orde of het algemeen belang. De irreguliere binnenkomst van vreemdelingen en het gevolg daarvan, te weten dat de overheid voor voldongen feiten komt te staan zonder vooraf een afgewogen oordeel te kunnen geven over de toelaatbaarheid van het verblijf van een vreemdeling, is immers in die openbare orde begrepen. Eiseres heeft terecht naar voren gebracht dat het uitlandigheidsvereiste niet zonder meer in alle gevallen kan worden tegengeworpen. Zo heeft het Hof in een uitspraak van 12 mei 2017 (HLAR 80257/16) bepaald dat het rechtmatig verblijf in Sint Maarten van een vreemdeling als toerist, geen grond biedt om een aanvraag om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf op de voet van artikel 9, eerste lid, aanhef, en onder a, van de Ltu, wegens strijd met de openbare orde af te wijzen.
3.4.2
Een geval als dat is echter hier niet aan de orde. De minderjarige verblijft, noch verbleef ooit, als toerist in Sint Maarten. In het geval een vreemdeling langdurig illegaal in Sint Maarten verblijft of heeft verbleven, mag wel degelijk het uitlandigheidsvereiste worden tegengeworpen. In dit geval is komen vast te staan dat eiseres nooit een aanvraag om een vergunning tot verblijf voor haar minderjarige kind heeft ingediend en ook dat het minderjarige kind jarenlang illegaal op Sint Maarten heeft verbleven.
3.4.3
Namens eiseres is naar voren gebracht dat haar minderjarig kind al zeer langdurig in Sint Maarten verblijft en naar school gaat. Het Gerecht begrijpt dat eiseres heeft willen betogen dat verweerder op grond daarvan een uitzondering op het uitlandigheidsvereiste had moeten maken. Ter zitting is duidelijk geworden dat de minderjarige weliswaar op jonge leeftijd naar Sint Maarten is gekomen, maar ook dat zij drie jaar daarna weer naar Sint Lucia is teruggekeerd en zich vervolgens pas op 15-jarige leeftijd weer op Sint Maarten heeft gevestigd. Van een zeer langdurig verblijf van het kind in Sint Maarten, zodanig dat het hier is geworteld en dat verweerder een uitzondering op het uitlandigheidsvereiste had moeten maken, kan dan ook niet worden gesproken.
3.4.4
Het voorgaande betekent dat het besluit kan worden gedragen door de afwijzingsgrond dat niet aan het uitlandigheidsvereiste is voldaan. Een bespreking van de vraag of eiseres voldoende inkomsten heeft, kan dan ook achterwege blijven. Het beroep is ongegrond, voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

4.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 11 februari 2019.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.