ECLI:NL:OGEAM:2019:65

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 januari 2019
Publicatiedatum
23 augustus 2019
Zaaknummer
SXM201800577- Lar 45/2018
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bevel tot inbewaringstelling en ongewenstverklaring van een vreemdeling

In deze zaak gaat het om een beroep van een eiser zonder vaste woon- of verblijfplaats tegen de beschikkingen van de Minister van Justitie van Sint Maarten. De beschikkingen, gedateerd op 3 mei 2018, bevatten een bevel tot verwijdering van de eiser uit Sint Maarten, een bevel tot inbewaringstelling ter fine van zijn verwijdering, en een ongewenstverklaring. De eiser heeft op 2 mei 2018 een beroepschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De Minister van Justitie heeft op 3 december 2018 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 december 2018 heeft de gemachtigde van de eiser verzocht om de zaak af te doen op de stukken, wat betekent dat hij niet ter zitting zou verschijnen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat er ook een verzoek om een voorlopige voorziening was ingediend, waarvan de uitspraak op 9 mei 2018 was gedaan, waarin het verzoek werd afgewezen. Het beroep van de eiser is gericht tegen de eerder genoemde beschikkingen en niet tegen het besluit tot afwijzing van de aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om humanitaire redenen. De gronden die de eiser aanvoert in zijn beroepschrift zijn grotendeels gelijk aan die in het verzoekschrift om een voorlopige voorziening, welke gronden eerder zijn afgewezen. Het Gerecht heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en heeft dat oordeel overgenomen.

Wat betreft het verzoek om schadevergoeding wegens de ondergane bewaring, heeft het Gerecht geconcludeerd dat de bewaring rechtmatig was, waardoor er geen reden is voor toekenning van schadevergoeding. Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter C.W.M. Giesen en is openbaar uitgesproken op 7 januari 2019. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 7 januari 2019 Zaaknummer :SXM201800577- Lar 45/2018
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(eiser),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
eiser,
gemachtigde: mr. R.M. STOMP,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. MULLER,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikkingen van verweerder van 3 mei 2018 inhoudende een bevel tot verwijdering van eiser uit Sint Maarten en een bevel tot inbewaringstelling van eiser ter fine van zijn verwijdering, alsmede zijn ongewenstverklaring.

2.Procesverloop

Namens eiser is op 2 mei 2018 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift ingesteld ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 3 december 2018 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn uitgenodigd voor de mondelinge behandeling ter zitting van 3 december 2018. De gemachtigde van eiser heeft verzocht de zaak af te doen op de stukken, hetgeen het Gerecht opvat als een mededeling dat hij niet ter zitting zal verschijnen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Beoordeling

In deze zaak is ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Uitspraak op dat verzoek is gedaan op 9 mei 2018. In deze uitspraak is het verzoek afgewezen.
Het Gerecht stelt vast dat het beroep is gericht tegen de in de aanhef genoemde beschikkingen. Het beroep is dus niet gericht tegen het nadien genomen besluit tot afwijzing van de aanvraag van eiser tot verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om humanitaire redenen.
De gronden die eiser in zijn beroepschrift aanvoert tegen de beschikkingen, zijn, op het verzoek om schadevergoeding na, gelijk aan wat hij in het verzoekschrift om een voorlopige voorziening heeft aangevoerd. Deze gronden zijn uitgebreid gemotiveerd afgewezen in de genoemde uitspraak op het verzoek. Na die uitspraak heeft eiser zijn gronden niet aangevuld. Evenmin heeft hij anderszins betoogd dat hij zich niet kan vinden in de in die uitspraak gegeven overwegingen. Het Gerecht ziet geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak op het verzoek, die bij partijen bekend is, is gedaan. Het Gerecht neemt dat oordeel over en beschouwt het als hier ingelast.
Voor wat betreft het verzoek om schadevergoeding wegens de ondergane bewaring overweegt het Gerecht dat uit de overwegingen in de op het verzoek gegeven uitspraak volgt dat de bewaring rechtmatig was. Er is daarom geen reden voor toekenning van schadevergoeding.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.

4.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M Giesen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 7 januari 2019.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.