In deze zaak gaat het om een asielverzoek van eiser, die op 28 maart 2015 Sint Maarten is binnengekomen zonder zich bij de autoriteiten te melden. Eiser heeft illegaal in Sint Maarten verbleven en gewerkt. Na een controle op 14 januari 2016 werd hij in vreemdelingenbewaring gesteld. Eiser diende op 5 februari 2016 een asielverzoek in, maar dit werd op 13 september 2016 door de Minister van Justitie afgewezen. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Haïti voor zijn leven vreest vanwege zijn politieke activiteiten voor de partij INITE. De Minister van Justitie betwist echter dat eiser een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Haïti en stelt dat eiser niet tot de prominente personen behoort die daar problemen kunnen ondervinden.
De procedure omvatte een beroepschrift dat op 18 oktober 2016 werd ingediend, een verweerschrift van de Minister op 24 september 2018, en een mondelinge behandeling op 3 december 2018. De rechter oordeelt dat de motivering van de afwijzing van het asielverzoek tekortschiet, omdat niet voldoende is onderbouwd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Haïti in gevaar is. De rechter verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beschikking, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiser wordt in de proceskosten vergoed door de Minister van Justitie.
De uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen op 7 januari 2019, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.