ECLI:NL:OGEAM:2019:19

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
SXM201800357
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overname van aandelen en toezeggingen met betrekking tot werknemers van een televisiebedrijf

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten werd behandeld, heeft de vereniging Sint Maarten Communication Union (SMCU) een rechtszaak aangespannen tegen verschillende vennootschappen, waaronder Sint Maarten Telecommunication Holding Company N.V. en Caribbean Teleview Services N.V. De zaak draait om de overname van aandelen in een televisiebedrijf en de toezeggingen die gedaan zijn met betrekking tot de werknemers van dit bedrijf. SMCU stelt dat er onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan door de gedaagden om de werknemers van Caribbean Teleview Services (CTS) over te nemen en in dienst te nemen bij Sint Maarten Telecommunication Operating Company N.V. De gedaagden hebben echter betwist dat er dergelijke toezeggingen zijn gedaan en hebben verweer gevoerd tegen de vorderingen van SMCU.

Het procesverloop omvat verschillende stukken, waaronder verzoekschriften, conclusies van antwoord en repliek, en akten van uitlating. De feiten van de zaak zijn complex en omvatten onder andere de verwerving van aandelen in CTS door Telem, de cao's die van toepassing zijn op de werknemers, en de communicatie tussen SMCU en de bestuurders van de betrokken vennootschappen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werknemers van CTS niet automatisch in dienst zijn gekomen bij Telem na de aandelenoverdracht en dat de contractsvrijheid van de gedaagden hen vrijstaat om arbeidsovereenkomsten al dan niet aan te gaan.

Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat de primaire vordering van SMCU niet toewijsbaar is, omdat de gedaagden niet onterecht hebben gehandeld door geen werknemers van CTS over te nemen. De subsidiaire vorderingen, die betrekking hebben op kennelijk onredelijk ontslag, zijn eveneens afgewezen. SMCU is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. Dit vonnis is uitgesproken door rechter Th. Veling op 2 april 2019.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

VONNIS
in de zaak van:
de vereniging
SINT MAARTEN COMMUNICATION UNION (S.M.C.U.),
gevestigd te Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigden: mr. M.M. Hofman-Ruigrok en mr. P.H. Bruns,
tegen
de naamloze vennootschappen
SINT MAARTEN TELECOMMUNICATION HOLDING COMPANY N.V.,
CARIBEAN TELEVIEW SERVICES N.V., h.o.d.n. St. Maarten Cable TV,
SINT MAARTEN TELECOMMUNICATION OPERATING COMPANY N.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
verweerders,
gemachtigden: mr. K. de l’Isle en mr. J. Deelstra.
Partijen worden ook aangeduid als SMCU, Holding, CTS en Operating.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 3 april 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de akte eiswijziging en conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte uitlating producties, met producties;
- de akte uitlating producties.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
SMCU is een vakbond.
2.2.
Holding is de aandeelhouder van Operating. Operating houdt de aandelen in een aantal werkmaatschappijen, te weten Sint Maarten Telephone Company N.V. (hierna: Telem), TelCell N.V. en Smitcoms N.V. Deze vennootschappen opereren extern onder de naam Telem Groep.
2.3.
De medewerkers bij de diverse werkmaatschappijen zijn in dienst van Operating. Op hun arbeidsovereenkomst is een cao van toepassing.
2.4.
Op 3 januari 2017 heeft Telem de aandelen verworven in CTS.
2.5.
Bij CTS zijn (althans: waren) werknemers in dienst. Op hun arbeidsovereenkomst is ook een cao van toepassing, een andere dan die geldt in de verhouding tussen Operating en de medewerkers van de Telem Groep.
2.6.
Bij mail van 2 maart 2017 heeft een vertegenwoordiger van SMCU aan de bestuurder van Holding, K. [bestuurder], bericht dat
the employees of [CTS] have to be incorporated into [Operating], as all employees with exception of [CTS]’s are placed in [Operating].
This is a very important matter that needs to be addressed with urgency.
2.7.
Op deze mail heeft [bestuurder] op 3 maart 2017 als volgt gereageerd:
The organization is fully aware of the responsibility of incorporating the employees of [CTS] into the current organization. However, we are currently discussing the most efficient way to perform this operation as it has significant financial impact if not done correctly. Once a method and time line is decided upon, the employees of [CTS] will be duly informed.
2.8.
Op 21 april 2017 heeft een “Cable Integration-Meeting” plaatsgevonden, waarbij management van CTS met SMCU heeft overlegd “regarding the Integration Process of [CTS] into Telem.” De “recap” van die meeting vermeldt onder andere dat
Telem would like to proceed with the integration process of [CTS]. Telem is anticipating that this process will be finalized by the end of the 2017.
2.9.
Op 20 juni 2017 heeft opnieuw een meeting plaatsgevonden. De notulen van die meeting vermelden onder andere de opmerking van de vertegenwoordiger van SMCU dat
up to this date no decision has been made with regards to the personnel of [CTS] […] and the personnel would like an update on the status of integration of personnel.
Verder vermelden de notulen, voor zover van belang, het volgende:
Mr. [bestuurder] revealed that the process of integration is an extensive process taken into consideration the technical considerations that need to be adequately assessed. Mr. [bestuurder] confirmed that as of now the plan is to have the integration completed by the end of November 2017.
Mr. [bestuurder] agreed to the following:
  • By Tuesday, June 27, 2017, a company will be selected to assist with the manpower planning of [CTS] […];
  • A discussion with the CFO will take place to ascertain from a financial point of view the parameters for pensionable employees and employees who will not be integrated into the organization;
  • The option for persons to offer services as a Contractor is possible and will be offered for persons who will not be integrated into Telem;
2.10.
Bij brief van 8 november 2017 aan de medewerkers van Operating heeft [bestuurder] onder andere gemeld dat het management “is presently in the process of integrating all the services of [CTS].”
2.11.
Op 14 november 2017 heeft het bestuur van CTS besloten de activiteiten van CTS te staken en de assets te verkopen. Ter uitvoering daarvan is op 22 december 2017 een koopovereenkomst tot stand gekomen tussen CTS als verkoper en Telem als koper ter zake de assets van CTS.
2.12.
Op 16 november 2017 heeft CTS aan haar werknemers een afvloeiingsplan voorgelegd. Het plan bevat maatregelen ten behoeve van werknemers die bereid waren vrijwillig te vertrekken.
2.13.
Op 6 december 2017 heeft CTS bij de Dienst Arbeidszaken ontslagvergunningen aangevraagd voor alle werknemers.
2.14.
Op vordering van SMCU heeft het gerecht in kort geding bij vonnis van 28 december 2017 onder andere het volgende overwogen en beslist:
4.12.
Het Gerecht oordeelt dat het besluit om de werknemers van Cable allen te ontslaan in strijd is met de toezeggingen van gedaagden dat een aantal van deze werknemers zou worden overgenomen, een ander aantal mogelijk naar pensioen zouden kunnen worden begeleid en weer een aantal anderen mogelijk als zelfstandig consultant voor TelEm aan de slag zouden kunnen gaan, zulks te beoordelen op grond van de manpower assessment. Van gedaagden had mogen worden verwacht dat zij zouden uitleggen waarom zij deze met de vakbond gemaakte afspraken niet meer gestand zouden kunnen doen. Dat legt zij echter niet dan wel onvoldoende uit. Dit betekent dat het Gerecht oordeelt dat gedaagden aan de gedane toezegging kunnen worden gehouden door de vakbond.
[…]

5.De beslissing

Het Gerecht in Eerste Aanleg:
[…]
veroordeelt gedaagden om uiterlijk 20 januari 2018 de manpower assessment betreffende de Cable werknemers af te ronden, met gebruikmaking van een door hen te bekostigen externe consultant, uitgaande van continue exploitatie van het product van Cable, te weten kabeltelevisie via abonnementen op Sint Maarten,
veroordeelt gedaagden om uiterlijk 10 februari 2018 de overgang naar TelEm, respectievelijk naar pensioen en naar zelfstandig consultant, zoals die volgt uit de manpower assessment, toe te passen,
2.15.
Gedaagden zijn van dit vonnis in hoger beroep gegaan. Op de incidentele vordering tot schorsing van het vonnis heeft het Hof op 2 februari 2018 onder andere het volgende beslist:
schorst de veroordeling om “de overgang, zoals die volgt uit de manpower assesment toe te passen”, voor de duur van de procedure in hoger beroep, doch slechts voorwaardelijk, namelijk onder de voorwaarde dat de houdstermaatschappij c.s. er zorg voor dragen dat de werknemers van Cable TV niet worden ontslagen en dat hun loon en verdere emolumenten worden doorbetaald, behalve voor zover de Dienst Arbeidszaken toestemming geeft voor de voorgenomen ontslagen en voor zover er sprake is van pensionering van werknemers overeenkomstig de arbeidsrechtelijke rechtspositie van de betrokken werknemer;
Op het hoger beroep is nog niet beslist.
2.16.
De in de uitspraken genoemde manpower assessment is uitgevoerd door KPMG.
2.17.
Op 1 maart 2018 zijn de aanvragen voor ontslagvergunningen afgewezen.
2.18.
Bij beschikkingen van 29 juni 2018 heeft het gerecht op verzoek van CTS de arbeidsovereenkomsten met (de op dat moment nog resterende) zeventien werknemers ontbonden met ingang van 15 juli 2018 onder toekenning van een vergoeding. Zestien van hen zijn in hoger beroep gegaan. Bij beschikking van 16 november 2018 heeft het Hof dit hoger beroep verworpen.

3.Het geschil

3.1.
Na wijziging van eis luidt de vordering als volgt, letterlijk weergegeven:
WESHALVE HET UEA. MOGE BEHAGEN, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoer bij voorraad:
Primair
1. Voor recht te verklaren dat gedaagden de Cable TV werknemers, behalve voor zover deze met wettelijk pensioen gaan of de betrokken werknemer vrijwillig als contractant zal worden ingehuurd, over dienen te gaan en zullen integreren in de Sint Maarten Telecommunication Operating Company N.V.;
2. Gedaagden te gebieden om binnen om het hiervoor onder 1. vermelde binnen een (1) maand na het in deze te wijzen vonnis uit te voeren door de werknemers van Cable TV (leden van SMCU) in de Sint Maarten Telecommunication Operating Company N.V. binnen deze termijn van een maand afgerond te hebben, op straffe van een dwangsom van US$ 10,000.- per dag of gedeelte van een dag dat gedaagden in gebreke blijven aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
3. Gedaagden te gebieden om in ieder geval totdat in hoogste instantie zal zijn beslist terzake deze bodemprocedure ervoor zorg te dragen dat de werknemers van Cable TV niet worden ontslagen en dat hun loon en verdere emolumenten worden doorbetaald, bij gebreke waarvan de wettelijke rente en de loonvertragingsrente verschuldigd zullen zijn, behalve voor zover er sprake is van pensionering van werknemers overeenkomstig de arbeidsrechtelijke rechtspositie van de betrokken werknemer, op straffe van een dwangsom van US$ 10,000,-- per dag of gedeelte van een dag dat gedaagden in gebreke blijven aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
4. Althans een zodanige voorziening te treffen met betrekking tot het voorgaande als U.E.A. in goede justitie zal vermenen te behoren.
Subsidiair
5. Voor recht te verklaren voor zover het dat het ontslag, ontbinding dan wel beëindiging van het dienstverband van de Cable TV werknemers als rechtens vaststaand kan worden beschouwd, zulk een ontslag kennelijk onredelijk is in de zin van art. 7A:1615o BW Sint Maarten en dat gedaagden mitsdien schadeplichtig zijn jegens de Cable TV werknemers;
6. Gedaagden te veroordelen om binnen 14 dagen na het vonnis aan de Cable TV werknemers een arbeidsovereenkomst aan te bieden met de arbeidsrechtelijke voorwaarden die uitgaan dat hun arbeidsovereenkomsten nimmer tot een einde zijn gekomen met ingang van 15 juli 2018 onder verbeurte van een dwangsom van US$ 10,000.- per dag dat gedaagden in gebreke blijven aan het vonnis te voldoen;
7. Te bepalen dat totdat de arbeidsovereenkomst zal zijn hersteld ten behoeve van de Cable TV werknemers en ten laste van gedaagden een voorziening wordt getroffen die bestaat uit een vergoeding waarvan de hoogte bestaat uit het maandelijkse verschil aan inkomsten tussen enerzijds het salaris dat de individuele werknemers bij voortzetting van het dienstverband na 15 juli 2018 zou hebben genoten en anderzijds hun huidige inkomen, dan wel enige andere voorziening te treffen, een en ander zoals door Uw Gerecht in goede justitie te bepalen;
Primair en subsidiair:
8. Kosten rechtens.
3.2.
Gedaagden voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met proceskostenveroordeling van SMCU, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling

4.1.
Het gerecht zal recht doen op de gewijzigde eis, nu niet is gebleken dat de eiswijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
4.2.
De primaire vordering is in al haar onderdelen gebaseerd op het standpunt van SMCU dat van de zijde van gedaagden onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan om de werknemers van CTS over te nemen en in dienst van Operating te nemen. SMCU verwijst daarvoor naar de uitlatingen die gedaagden in de loop van 2017 hebben gedaan en waarvan de relevante passages zijn weergegeven onder de feiten. SMCU betoogt dat gedaagden handelen in strijd met de eisen van goed werkgeverschap door de toezeggingen niet na te komen. Gedaagden hebben dit betoog bestreden. Het gerecht oordeelt als volgt.
4.3.
Voorop gesteld moet worden dat de koopovereenkomst van 3 januari 2017 (zie 2.4), waarbij de aandelen in CTS in handen zijn gekomen van Telem, niets heeft veranderd aan de rechtspositie van de werknemers van CTS. Zij waren en bleven in dienst van CTS. De enkele aandelenoverdracht maakte niet dat zij in juridisch opzicht iets van doen hadden met de Telem Groep. Ook de per einde 2017 gerealiseerde overdracht van de assets van CTS aan Telem (zie 2.11) heeft als zodanig niets aan de rechtspositie van de werknemers veranderd, zelfs niet als het gevolg van die overdracht zou zijn dat de gehele onderneming van CTS geacht moet worden naar Telem te zijn overgegaan. Het is in Sint Maarten immers geen geldend recht dat de arbeidsovereenkomst in geval van overgang van onderneming behouden blijft.
4.4.
Verder moet worden voorop gesteld dat Operating vrij is in het al dan niet aangaan van arbeidsovereenkomsten. Het beginsel van contractsvrijheid brengt dat met zich mee. In het geval overleg plaatsvindt over het al dan niet aangaan van een overeenkomst, geldt voorts als uitgangspunt dat een partij vrij is dat overleg te staken, tenzij dit op grond van gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Dit is een strenge en tot terughoudendheid nopende toets.
4.5.
In het licht van dit beoordelingskader geldt het volgende. Uit de onder de feiten weergegeven uitlatingen van de zijde van gedaagden kan op zichzelf worden afgeleid dat de Telem Groep het overnemen van een deel van de werknemers van CTS als mogelijke uitkomst van de integratie zag, of zelfs dat de Telem Groep van een dergelijke overname uitging. Uit die uitlatingen wordt echter ook duidelijk dat een en ander nog volop voorwerp van onderzoek was en dat definitieve uitspraken daarom nog niet aan de orde waren. Steeds werden slagen om de arm gehouden: benadrukt werd dat het proces nog volop gaande is, dat nog geen beslissingen zijn genomen en dat nog onderzoeken moeten plaatsvinden om te bepalen welke werknemers kunnen overgaan. In redelijkheid kan van deze uitlatingen niet gezegd worden dat zij zodanig concreet of stellig waren dat SMCU daaraan het gerechtvaardigde vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat arbeidsovereenkomsten tot stand zouden komen of dat het anderszins onaanvaardbaar zou zijn dat de Telem Groep (toch) geen werknemers zou overnemen. Al helemaal kan uit die uitlatingen niet worden afgeleid dat, behoudens pensionering,
allewerknemers van CTS zouden overgaan naar Operating, terwijl dat wel de strekking is van de primaire vordering. Van andere relevante gedragingen van de zijde van de Telem Groep is niet gebleken.
4.6.
Voor zover door de Telem Groep (harde) toezeggingen zijn gedaan, zagen die op het proces van de integratie van CTS in de groep. Zo is er de concrete afspraak van inschakeling van een externe consultant om een ‘manpower assesment’ uit te voeren. Mogelijk is de Telem Groep in de nakoming van die afspraken tekort geschoten of is SMCU gedurende dit proces onzorgvuldig bejegend, maar dat leidt niet tot een ander oordeel omtrent de toewijsbaarheid van de primaire vordering. Dergelijk handelen van de kant van de Telem Groep maakt immers niet dat de werknemers van CTS alsnog aanspraak hebben op indiensttreding bij Operating.
4.7.
Het voorgaande betekent dat de primaire vordering niet toewijsbaar is.
4.8.
De subsidiaire vorderingen zijn gebaseerd op het standpunt van SMCU dat het ontslag van de werknemers van CTS kennelijk onredelijk is als bedoeld in artikel 7A:1615o BW. Kennelijk heeft SMCU hier het oog op de werknemers wier arbeidsovereenkomst door het gerecht is ontbonden (zie 2.18). Volgens SMCU heeft het gerecht in die ontbindingsprocedure geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de desbetreffende werknemers. Ook is volgens SMCU geen sprake van daadwerkelijke beëindiging van het bedrijf van CTS.
4.9.
De vorderingen zijn niet toewijsbaar. Een vordering op grond van kennelijk onredelijk ontslag veronderstelt dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd. Dat is hier niet aan de orde. De arbeidsovereenkomsten zijn immers ontbonden door de rechter. Aan een vordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag wordt dan niet toegekomen. Overigens geldt dat het resultaat van de rechterlijke toetsing aan de eisen van redelijkheid en billijkheid of goed werkgeverschap in beginsel ten volle tot uitdrukking behoort te komen in de hoogte van de ontbindingsvergoeding, zodat geen plaats is om na de ontbindingsprocedure op grond van dezelfde feiten en omstandigheden een aanvullende vergoeding te vorderen. Dit is alleen anders indien de ontbindingsrechter uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven een bepaalde aanspraak bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding buiten beschouwing te hebben gelaten. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Ook hierop stuiten de vorderingen af. Dat geen vergoeding maar herstel van het dienstverband wordt gevorderd, doet hier niet aan af. In het midden kan blijven of SMCU als bond een vordering uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag kan instellen.
4.10.
Bij akte uitlating producties heeft SMCU verzocht gedaagden te gelasten de “financials” van de Telem Groep over de jaren 2016 tot en met 2018 over te leggen en een deskundige te benoemen om deze cijfers te beoordelen. Het gerecht zal dit verzoek niet honoreren, reeds omdat een beoordeling van de cijfers van de Telem Groep niet kan leiden tot toewijzing van enig deel van de vordering.
4.11.
SMCU zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.

5.De beslissing

5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt SMCU in de proceskosten van gedaagden, begroot op NAf 2.500;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 april 2019.