ECLI:NL:OGEAM:2019:105

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
4 september 2019
Publicatiedatum
8 oktober 2019
Zaaknummer
100.00051/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in functie door bankmedewerker met werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 4 september 2019 uitspraak gedaan tegen een verdachte die als teller/kassier bij een bank werkzaam was. De verdachte, geboren op [datum] te [plaats], werd beschuldigd van verduistering in dienstbetrekking. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 14 en 19 augustus 2019, waarbij de verdachte steeds aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel. De officier van justitie, mr. M. Boerlage, eiste een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, omdat volgens hen het feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De tenlastelegging betrof het opzettelijk zich wederrechtelijk toe-eigenen van geldbedragen, in totaal ANG 87.000, die toebehoorden aan de bank, gedurende de periode van 13 maart 2018 tot en met 7 augustus 2018. Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het horen van de bewijsvoering, waaronder verklaringen van de verdachte en processen-verbaal van de politie, kwam het Gerecht tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was.

Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking, en legde een werkstraf op van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door zittingsgriffier mr. M.C. Bruins, en vond plaats in het openbaar.

Uitspraak

Parketnummer: 100.00051/19

Uitspraak: 4 september 2019
Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] te [plaats],
adres: [adres] te Sint Maarten.

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2019 en 19 augustus 2019.
Verdachte is steeds verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.R. Bommel, advocaat te Sint Maarten.
De officier van justitie mr. M. Boerlage, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, subsidiair 100 (honderd) dagen vervangende hechtenis, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken nu het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 13 maart 2018 tot en met 7 augustus 2018 te Sint Maarten (telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen (in totaal ANG 87.000) die toebehoren aan de [naam] bank N.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte, en welke geldbedragen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking bij de [naam] bank N.V., althans anders dan uit misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewezenverklaring

Het gerecht acht – op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en verklaart bewezen dat:
hij in de periode van 13 maart 2018 tot en met 7 augustus 2018 te Sint Maarten telkens opzettelijk geldbedragen, in totaal ANG 87.000, die toebehoren aan de [naam] bank N.V., en welke geldbedragen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking bij de [naam] bank N.V. onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen op Sint Maarten.
1. de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 augustus 2019, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik per 1 oktober 2015 tot september 2018 werkzaam was bij de bank als teller. Ook klopt het dat ik een ID-nummer had, namelijk 2002, en dat ik de enige ben die boekingen kan doen met behulp van dit ID-nummer.
2) proces-verbaal van verhoor verdachte (…), als bijlage 12 gevoegd bij het hiervoor vermelde proces-verbaal, onder andere inhoudende:
In the year 2015 I was hired as teller. A year after the bank gave me the position as head teller. During this period I was the only teller that was working for the bank.
I use my user name that I got from the bank. This is 2002. I use the user name to log in the system of the bank to do they daily withdraws. (…) When I need some money from the vault, I use a different user code. This is 2000. The password of these two accounts is my personal password. I’m the only one that knows the password.
3) proces-verbaal van relaas en bevindingen, p.1 van het hiervoor vermelde proces-verbaal, onder andere inhoudende:
4) proces-verbaal van aangifte [aangever] namens [naam]-bank, als bijlage 1 gevoegd bij het hiervoor vermelde proces-verbaal, onder andere inhoudende:
De aangifte is gericht tegen een voormalig medewerker van de bank, genaamd: [verdachte], geboren op [datum] te St Martin, wonend op het adres [adres].
Genoemde medewerker was in dienst van de bank vanaf 1 oktober 2015. Zijn functie was teller/kassier. Dit betekent dat hij aan de balie van de bank geldzaken deed voor de klanten van de bank die aan de balie kwamen. (…)
Gedurende de periode van zijn dienstbetrekking is door de bank voor [verdachte] een account afgegeven om zijn werkzaamheden te kunnen verrichten. Dat account bestaat uit een ID nummer gekoppeld aan zijn naam en een wachtwoord. Hiermee kon hij inloggen op de geautomatiseerde systemen van de bank. [Verdachte] was het ID nummer 2002 afgegeven. Het wachtwoord waarmee ingelogd moet worden wordt door de gebruiker zelf bepaald. Dit wordt ook niet door de bank in de systemen opgeslagen. (…)
De werkzaamheden van [verdachte] betroffen voornamelijk het uitbetalen en het innemen van contant geld en cheques van de rekeninghouders en het administratief verwerken van deze handelingen binnen de geautomatiseerde systemen van de bank. Eenmaal ingelogd met het accountnummer 2002 in het systeem, was het voor [verdachte] mogelijk om alle bij de bank aangehouden rekeningen in te zien. Dat gold zowel voor de rekeningen gehouden door de klanten van de bank en voor de rekeningen die intern door de bank als tussenrekening werden gebruikt. [Verdachte] kon ook de stortingen en opnamen op alle rekeningen uitvoeren en registreren in het systeem. (…)
De interne rekeningen (…) zijn rekeningen die de [naam] bank gebruikt voor interne administratie. Deze rekeningen worden als tussenrekeningen voor verschillende doeleinden gebruikt. De controle van die rekeningen wordt uitgevoerd door het bankkantoor in Curaçao. (…)
Door het afgeven van het interne account voor de systemen en de daaraan voor [verdachte] gekoppelde autorisaties, had hij de beschikking over de tegoeden op zowel de rekeningen van de klanten en op de interne rekeningen van de bank. Tevens kon hij, uit hoofde van zijn functie beschikken over contant geld dat aan de bank of de klanten van de bank toebehoorde. (…)
Bij de jaarlijkse controle van een aantal tussenrekeningen werd ook de rekening met nummer #270800000010 gecontroleerd. (…) Deze rekening werd daarom door ons verder op pauze gezet en na 2015 niet meer gebruikt. Bij de jaarlijkse controle van 2016 en 2017 werden geen betalingen meer geregistreerd op die rekeningen. (…)
In december 2018 werd ik gebeld door de afdeling controle op Curaçao en werd gevraagd met welk doel een aantal betalingen was gedaan op de rekening #270800000010. Ik kon die vraag niet beantwoorden. De bank heeft vervolgens intern uitgezocht wat er op die rekeningen was gebeurd in 2018. Uit dit onderzoek bleek dat er vanaf 13 maart 2018 18 keer geld contant was opgenomen van die rekening. De laatste opname werd gedaan op 7 augustus 2018. In totaal werd er van de rekening ANG 87.000,-- contant opgenomen. Uit dit interne onderzoek bleek dat de 18 geldopnames en uitbetalingen in de geautomatiseerde systemen van de bank steeds werden ingevoerd door de gebruiker van het interne bankaccount met nummer 2002, afgegeven aan [verdachte]. Voor deze geldopnamen werden geen onderliggende bescheiden aangetroffen die deze betalingen kunnen verantwoorden. Er werden geen betaalslips aangetroffen die naar de betaling verwezen of aantekenen of opmerkingen op die betalingen te verantwoorden.
Naast deze geautomatiseerde verwerking moet een medewerker ook handmatig een Excel spreadsheet met de naam ‘ Kasopname’ invullen. Hiermee wordt gecontroleerd of de balans op de rekeningen en de uitbetalingen aan het einde van de dag klopt. Op de data dat de geldopnames van rekening #270800000010 werden opgenomen, was terug te vinden op de spreadsheets dat daarop ook die opgenomen bedragen waren ingevuld en aangepast door de medewerker met ID nummer 2002, gekoppeld aan [verdachte].
Vanaf medio september 2017 werd [verdachte] de enige teller/kassier bij de bank. (…)
Uit het verdere onderzoek dat de bank deed, bleek tevens dat de geldopnamen vanaf rekening #270800000010 werden gedaan geregistreerd in de systemen vanaf de computer of terminal die staat op de werkplek waarvan [verdachte] gebruikt maakte tijdens zijn werkzaamheden voor de bank. De bank heeft ook vastgesteld dat [verdachte] op het moment van de geldopnamen van die rekening ook aan het werk was en geen verlof had of afwezig was.
5) Proces-verbaal aanvullend verhoor aangever (…), als bijlage 2 gevoegd bij het hiervoor vermelde proces-verbaal, onder andere inhoudende:
Ik heb verder onderzoek gedaan en denk dat ik weet hoe [verdachte] voorkwam dat ontdekt werd dat hij geld van de bank had weg genomen. De bank heeft een aantal procedures met betrekking tot het uitbetalen en ontvangen van contant geld aan de balie. Een van de procedures is dat bij de betaling en ontvangst tussen de bank en de klant een transactieslip wordt opgemaakt. Daarbij tekenen zowel de klant als de kassier bij opnamen of stortingen. Tevens worden daar de hoeveelheid en valuta van de bankbiljetten op genoteerd. Elke avond na sluiting van de bank, wordt de kas aan de balie geteld. Daarbij worden ook de bankbiljetten geteld. Die telling gebeurt met mij en de teller/kassier. Voor deze telling tekenen de kassier en ik op een schermprint waar de aantallen bankbiljetten op staan vermeld. Tussentijds kan de kas aan de balie aangevuld worden met geld uit de kluis of er kan geld uit de kas worden opgenomen om in de kluis te leggen. Hiervan wordt ook een formulier opgemaakt dat aanzuivering kas heet. Dit formulier wordt ook ondertekend door mij en de kassier. Ik heb van de 18 data dat de tussenrekening werd gecrediteerd door [verdachte] de aantallen bankbiljetten van ANG 100 en ANG 50 op de transactieslips handmatig geteld en die telling vergeleken met de aantallen bankbiljetten die op de schermprints staan. Op die 18 data kwam ik aanzienlijke verschillen tegen die overeen komen met de crediteringen op de tussenrekening van die dagen.
Als voorbeeld noem ik 5 mei 2018. Op de schermprint van vrijdag 4 mei 2018 is te lezen dat bij afsluiting op die dag 42 biljetten van ANG 100 aanwezig zijn. Op de transactieslips van 5 mei 2018 heb ik geteld dat er 228 biljetten werden ontvangen van klanten en dat er 245 biljetten werden uitgegeven aan klanten. Tussentijds werden met een kasaanzuivering formulier 200 bankbiljetten van ANG 100 in de kas gebracht. Bij de telling van maandag 7 mei 2018 zouden dan 225 biljetten van ANG 100 aanwezig moeten zijn (42+228-245+200). Op de schermprint van 7 mei 2018 is te lezen dat er die dag na sluiting 175 werden geteld. Dit is een verschil van 50, totaal ANG 5.000,--. (…) van de mutaties die werden gedaan met behulp van ID 2002, het nummer van [verdachte] (…) is op 7 mei 2018 te lezen dat de tussenrekening wordt gecrediteerd met ANG 5.000,--.
Op alle 18 data waarop de tussenrekening werd gecrediteerd is te zien dat het aantal daadwerkelijk aanwezige biljetten van ANG 100 of ANG 50 niet kloppen met de telling die ik deed vanaf de transactieslips voor de klanten. (…)
Naast de tellingen heb ik ook onderzocht hoe het handmatig in te vullen Excel bestand is gemanipuleerd. In het Excel formulier moeten bedragen handmatig worden ingevuld bij de cel ‘totaalbedrag spaarrekening’. Steeds als een klant geld van een spaar rekening opneemt, moet op de zogenoemde formulebalk boven in de Exel lijst, aangeduid met fx:… het opgenomen bedrag worden genoteerd. Die formulebalk ziet er dan bijvoorbeeld als volgt uit: fx = 100+200+300+100. Door het uit de baliekassa weggenomen geldbedrag in deze regel erbij te zetten, wordt het weggenomen bedrag in de totaaltelling opgenomen en blijft op die manier onzichtbaar dat er een greep uit de kassa is gedaan. op de dagen dat het geld uit de kassa werd weggenomen is te zien dat het Excel bestand als laatste werd gewijzigd door de persoon met ID account 2002, wat was afgegeven voor [verdachte].

Overweging ten aanzien van het bewijs

Op basis van de aangifte van [aangever], het politieonderzoek en de verklaring van verdachte stelt het Gerecht vast dat verdachte in de periode zoals die in de tenlastelegging is opgenomen de enige teller/kassier bij de bank was en dat er in de ten laste gelegde periode heimelijk een bedrag van ANG 87.000 aan het vermogen van de bank is onttrokken. Verdachte was op alle dagen waarop de bedoelde transacties zijn verricht, daadwerkelijk aan het werk. Voor het verrichten van de betreffende transacties is steeds het persoonlijke ID-nummer (2002) van verdachte gebruikt, het nummer waarover verdachte heeft verklaard dat niemand anders met dat nummer transacties kan verrichten en waarvan niemand anders dan verdachte het persoonlijke wachtwoord kent. In de aangifte is bovendien vermeld dat de accounts persoonlijk zijn en dat gewerkt wordt met een wachtwoord dat niet wordt opgeslagen en waarvan de bank zelf geen kennis heeft.
Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor deze transacties die allemaal op zijn account zijn uitgevoerd, behalve dat door hem is verklaard dat ‘voor zover hij weet IT van Curaçao ook toegang tot zijn computer heeft’. Behalve deze enkele stelling heeft verdachte voor de feiten zoals die door de bank zijn gepresenteerd in de aangifte geen uitleg gegeven en deze evenmin betwist.
Door de verdediging is uitgebreid stilgestaan bij de gelden die op de rekeningen van verdachte zijn aangetroffen. Aangevoerd is dat deze gelden kort gezegd afkomstig zijn van de handel in auto’s en de verhuur van auto’s. Daarnaast had verdachte tweemaal een lening afgesloten bij de bank en ontving hij geld van een familielid voor het verzorgen van een condo. Ter onderbouwing van deze stelling heeft de verdediging een aantal stukken overgelegd aan het Gerecht. De verdediging heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de gelden op de rekeningen van verdachte verklaarbaar zijn door bovengenoemde inkomsten en dat deze niet, zoals betoogd door de officier van justitie, de resultaten van verduistering zijn.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze gelden wel afkomstig zijn van het door verdachte verduisterde geld en dat de inkomsten zoals die door de verdediging naar voren zijn gebracht, de gelden op de rekeningen van verdachte niet kunnen verklaren.
Het Gerecht is van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde verduistering, de herkomst van de gelden op zijn rekeningen slechts in beperkte mate relevant is. De kern van het bewijs tegen de verdachte wordt gevormd door de aangifte en bevindingen van onderzoek naar door de bank verstrekte documenten. Dat bewijs is niet betwist en op zichzelf redengevend voor een bewezenverklaring van hetgeen verdachte wordt verweten. De verdediging heeft zich uitsluitend ingespannen om de legale herkomst van de stortingen op de bankrekeningen van verdachte aan te tonen, maar de in dat verband geschetste scenario’s weerleggen niet dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering.
Alles afwegende acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die met het hem persoonlijk toegekende ID-nummer transacties heeft verricht en waarmee hij een totaalbedrag van ANG 87.000 heeft verduisterd. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde verduistering.

Strafbaarheid van de feiten en kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:299 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaarde feiten worden als volgt gekwalificeerd:

verduistering in dienstbetrekking

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Oplegging van straf

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het Gerecht neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking door steeds tijdens zijn werk bedragen weg te sluizen voor een totaalbedrag van ANG 87.000. Verdachte heeft hiermee niet alleen zijn integriteit teniet gedaan, ook heeft hij het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had gesteld, ernstig beschaamd én heeft hij zijn werkgever grote financiële schade berokkend. Dit rekent het Gerecht verdachte aan.
Het Gerecht heeft ook gekeken naar de strafkaart van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegende acht het Gerecht een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal deze dan ook opleggen aan verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 120, 1:21, 1:45 en 1:46 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Beslissing

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagenhechtenis;
veroordeelt verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de
3 (drie) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. J. Snitker, bijgestaan door mr. M.C. Bruins (zittingsgriffier), en op 4 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht Sint Maarten.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten Justitiële Divisie / Algemene Divisie Team Fraudebestrijding d.d. 29 april 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 331/JD/18.