ECLI:NL:OGEAM:2019:101

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
16 september 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
SXM201900626- LAR00063/2019
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verklaring omtrent gedrag na strafrechtelijke veroordeling

In deze zaak heeft klager, die strafrechtelijk is veroordeeld, verzocht om afgifte van een verklaring omtrent gedrag (VOG). De Minister van Justitie van Sint Maarten heeft dit verzoek afgewezen op basis van de ernst van het delict waarvoor klager is veroordeeld. Klager is veroordeeld tot een taakstraf en een aanzienlijke geldboete wegens overtreding van de Algemeen Landsverordening Landsbelasting. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, stellende dat de beslissing in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en dat er geen rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.

De procedure begon met een klaagschrift dat klager op 21 juni 2019 indiende. De Minister heeft geen verweerschrift ingediend, maar klager heeft aanvullende stukken overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 augustus 2019 was klager aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de Minister vertegenwoordigd was door een advocaat van het Openbaar Ministerie.

Het Gerecht heeft de argumenten van klager beoordeeld en geconcludeerd dat de Minister terecht de VOG heeft geweigerd. De weigering is gebaseerd op het feit dat klager een strafblad heeft en dat het verstrekken van een VOG in strijd zou zijn met de zorgvuldigheidseisen die gelden voor internationale samenwerking. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de VOG niet noodzakelijk was voor klager's toekomstige werkgever, maar voor de immigratieautoriteiten van Curaçao, waar klager naar wil emigreren. De ernst van het delict en de gevolgen daarvan voor de afgifte van de VOG zijn doorslaggevend geweest in de beslissing.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de klacht van klager ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de Minister is bevestigd. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 16 september 2019 Zaaknummer: SXM201900626- LAR00063/2019
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(klager),
wonende te Sint Maarten,
klager,
gemachtigde: mr. J.J. ROGERS,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN ST. MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder 5 juni 2019 waarbij verweerder afwijzend heeft beslist op het verzoek van klager van 28 april 2019 om afgifte van een verklaring omtrent gedrag.

2.Het verloop van de procedure

Klager heeft op 21 juni 2019 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een klaagschrift (met producties) ingediend op grond van artikel 25 van de Landsverordening houdende bepalingen betreffende de justitiële documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag (hierna de Landsverordening).
Verweerder heeft van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen niet benut.
Op 20 augustus 2019 heeft klager aanvullende stukken in het geding gebracht.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 augustus 2019. Klager is in persoon verschenen bijgestaan door gemachtigde voornoemd. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. M. Mol van het Openbaar Ministerie.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Beoordeling

3.1
Blijkens de bestreden beschikking heeft verweerder geweigerd de verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) af te geven op de grond dat klager is veroordeeld wegens overtreding van de Algemeen Landsverordening Landsbelasting tot een taakstraf van 100 uren/vervangende hechtenis van 50 dagen en een geldboete van US$ 80.550,-- /vervangende hechtenis van 365 dagen (hierna: de veroordeling). Deze veroordeling staat vermeld op de overgelegde strafkaart ten name van klager. Uit de strafkaart blijkt dat het ingestelde hoger beroep tegen de veroordeling is ingetrokken en dat de opgelegde geldboete is betaald.
3.2
Verweerder stelt dat de VOG terecht is geweigerd gelet op het doel waarvoor deze is aangevraagd. Verweerder wijst erop dat Curaçao, waarnaar klager wil emigreren, voorwaarden kan verbinden aan het inreizen en verblijven aldaar, zoals de voorwaarde dat de betrokkene niet in aanraking is geweest met politie of justitie. Verlening van een VOG aan klager zou betekenen dat Sint Maarten jegens Curaçao handelt in strijd met de in het internationale verkeer vereiste zorgvuldigheid, aldus verweerder.
3.3
Klager acht het weigeren van de VOG in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. Klager meent dat verweerder zich ten onrechte heeft beperkt tot een verwijzing naar de veroordeling, zonder overwegingen over het specifieke geval van klager. Klager heeft verklaringen overgelegd van Island Gems Charity Foundation, Rotary Club of Sint Maarten, Head Coach Player Development, Art Saves Lives Foundation, K1 Britannia, Benefit foor falling police officer en voormalige Minister van Justitie waarin zijn goed gedrag wordt aangetoond.
3.4
Ingevolge artikel 15, derde lid, van de Landsverordening, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de minister uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
3.5
Het Gerecht stelt vast dat klager om toegang tot Curaçao te verkrijgen, een VOG over de laatste vijf jaar nodig heeft. De VOG is dus niet nodig voor de toekomstige werkgever, maar voor de immigratieautoriteiten van Curaçao. Het betoog van klager dat zijn veroordeling en de weigering de VOG af te geven een mogelijke baan als Executive Chef bij (werkgever) in de weg staat, weegt dan ook niet mee in de beoordeling van de bestreden beschikking. Het beoordelingskader heeft verweerder terecht beperkt tot het doel van de aanvraag, namelijk het verkrijgen van rechtswege toegang tot Curaçao. Het Gerecht is van oordeel dat indien verweerder zou overgaan tot het verstrekken van een VOG, ondanks de veroordeling van klager, de autoriteiten van Curaçao de beslissing om aan klager een ‘verklaring van rechtswege’ te verstrekken op onjuiste of onvolledige gronden zou baseren. Een dergelijk handelen kan van verweerder echter niet worden verwacht gezien het uitgangspunt dat landen onderling moeten kunnen vertrouwen op de afgegeven VOG. Het Gerecht is met verweerder van oordeel dat de aard van de betreffende delict ernstig is, namelijk benadeling en ondermijning van het fiscale systeem van het Land Sint Maarten. Gelet op het doel waarvoor afgifte van de VOG is verzocht, heeft verweerder zich dan ook op goede gronden op het standpunt gesteld dat gebleken is van bezwaren tegen de afgifte van de VOG. Dat klager, zoals hij heeft gesteld, uiteindelijk een lagere boete heeft betaald, doet niet af aan de veroordeling en verweerder mocht dan ook afgaan op de veroordeling zoals in het strafvonnis is vastgelegd. Het betoog van klager faalt reeds om deze reden. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.
3.6
Gelet op het voren overwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

4.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 16 september 2019.
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open (artikel 28, lid 3, Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent gedrag)