ECLI:NL:OGEAM:2019:100

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
30 september 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
SXM201900656-LAR00068/2019
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een verzoek om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de Minister van Justitie van Sint Maarten

In deze zaak heeft klager, wonende te Sint Maarten, een verzoek ingediend om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) ten behoeve van het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Dit verzoek werd op 14 juni 2019 door de Minister van Justitie van Sint Maarten afgewezen, omdat klager verdachte was in een lopend strafrechtelijk onderzoek naar een vermeende mishandeling gepleegd op 29 mei 2019. Klager betwist de beschuldigingen en heeft geen strafrechtelijke veroordeling ontvangen. Hij heeft op 28 juni 2019 een klaagschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin hij de afwijzing aanvecht.

De mondelinge behandeling vond plaats op 9 september 2019, waarbij klager werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, de heer E.I. Maduro. De Minister van Justitie verscheen niet ter zitting. Het Gerecht oordeelde dat de Minister niet voldoende had gemotiveerd waarom de zwaarte van de verdenking onverenigbaar zou zijn met het doel van de VOG-aanvraag. Het Gerecht stelde vast dat klager al jarenlang een verblijfsvergunning had en dat de afwijzing van de VOG niet gerechtvaardigd was zonder een duidelijke motivering van de Minister.

Het Gerecht verklaarde de klacht gegrond, vernietigde de bestreden beschikking en droeg de Minister op om binnen drie weken een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag van klager. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van klager, vastgesteld op NAf 1.400,--. Deze uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 30 september 2019. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 30 september 2019
Zaaknummer: SXM201900656-LAR00068/2019
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
(klager),
wonende te Sint Maarten,
klager,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 14 juni 2019 waarin verweerder het verzoek van klager van 8 mei 2019 om een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG), heeft afgewezen.

2.Het verloop van de procedure

Klager heeft op 28 juni 2019 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een klaagschrift (met productie) ingediend op grond van artikel 25 van de Landsverordening houdende bepalingen betreffende de justitiële documentatie en de verklaringen omtrent het gedrag.
Verweerder heeft van de mogelijkheid om een verweerschrift in te dienen niet benut.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 9 september 2019. Klager is bij gemachtigde voornoemd verschenen, die de op schrift gestelde pleitaantekeningen (met producties) heeft voorgedragen en overgelegd. Verweerder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

3.Het geschil

Klager heeft op 8 mei 2019 een verzoek ingediend om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), ten behoeve van het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
Bij beschikking van 14 juni 2019 heeft verweerder dit verzoek afgewezen, omdat klager een verdachte is in een lopend strafrechtelijk onderzoek. Klager wordt verdacht van mishandeling gepleegd op 29 mei 2019.
Klager betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het misdrijf. Hij heeft ook geen strafrechtelijke veroordeling gekregen. Op deze gronden had verweerder de gevraagde VOG niet mogen weigeren.

4.De beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent het gedrag geeft verweerder een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit onderzoek met betrekking tot het gedrag van betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge het bepaalde in artikel 23 van voornoemde Landsverordening mag verweerder bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op uittreksels uit strafregisters, politieregisters en andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
4.2
Op de zitting heeft de gemachtigde van klager toegelicht dat het gaat om een verdenking van mishandeling van de echtgenote. Zij heeft nadat zij aangifte heeft gedaan bij de politie aangeven dat zij deze aangifte wil intrekken. Omdat verweerder niet ter zitting is verschenen en aldus geen nadere inlichtingen heeft gegeven over de verdenking, heeft het Gerecht geen aanleiding om aan de informatie van de gemachtigde te twijfelen.
4.3
Voorts is ter zitting gebleken dat klager de VOG nodig heeft voor de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaald verblijf. Het Gerecht stelt aldus vast dat klager voor meerdere jaren, in ieder geval vijf jaren, heeft beschikt over een verblijfsvergunning.
4.4
Het Gerecht overweegt dat verweerder bij de beoordeling van een aanvraag voor een VOG een afweging moet maken van de gerezen bezwaren in het licht van het doel waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Verweerder heeft niet kenbaar gemotiveerd hoe zij het doel, een verblijfstitel voor onbepaalde tijd, en de zwaarte van de verdenking heeft meegewogen in haar beslissing en dat de verlening van de VOG onverenigbaar zou zijn met het doel waarvoor deze is gevraagd. De bestreden beschikking kan dan ook niet in stand blijven wegens een motiveringsgebrek. De klacht is gegrond en de bestreden beschikking zal worden vernietigd. Aan verweerder zal worden opgedragen binnen drie weken opnieuw een beslissing te nemen op de aanvraag van klager.
4.5
Er is aanleiding om verweerder (ten laste van het land Sint Maarten) te veroordelen in de door klager gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,-- zijnde twee punten ad NAf 700,-- (1 punt voor het klaagschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling).

5.De beslissing

Het Gerecht:
- verklaart de klacht gegrond en vernietigt de bestreden beschikking;
- bepaalt dat verweerder binnen drie weken een nieuwe beslissing neemt op de aanvraag en
- bepaalt dat het land Sint Maarten aan klager zal betalen een bedrag ad NAf. 1.400,--
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 30 september 2019.
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open (artikel 28, lid 3, Landsverordening op de justitiële documentatie en op de verklaring omtrent gedrag)