ECLI:NL:OGEAM:2019:100
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een verzoek om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de Minister van Justitie van Sint Maarten
In deze zaak heeft klager, wonende te Sint Maarten, een verzoek ingediend om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) ten behoeve van het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Dit verzoek werd op 14 juni 2019 door de Minister van Justitie van Sint Maarten afgewezen, omdat klager verdachte was in een lopend strafrechtelijk onderzoek naar een vermeende mishandeling gepleegd op 29 mei 2019. Klager betwist de beschuldigingen en heeft geen strafrechtelijke veroordeling ontvangen. Hij heeft op 28 juni 2019 een klaagschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin hij de afwijzing aanvecht.
De mondelinge behandeling vond plaats op 9 september 2019, waarbij klager werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, de heer E.I. Maduro. De Minister van Justitie verscheen niet ter zitting. Het Gerecht oordeelde dat de Minister niet voldoende had gemotiveerd waarom de zwaarte van de verdenking onverenigbaar zou zijn met het doel van de VOG-aanvraag. Het Gerecht stelde vast dat klager al jarenlang een verblijfsvergunning had en dat de afwijzing van de VOG niet gerechtvaardigd was zonder een duidelijke motivering van de Minister.
Het Gerecht verklaarde de klacht gegrond, vernietigde de bestreden beschikking en droeg de Minister op om binnen drie weken een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag van klager. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van klager, vastgesteld op NAf 1.400,--. Deze uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 30 september 2019. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.