ECLI:NL:OGEAM:2019:1

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
16 januari 2019
Zaaknummer
SXM201800391
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de belastingrechter bij uitspraak door de Directeur der Belastingen

Op 9 januari 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, X, in beroep ging tegen de uitspraak van de Directeur der Belastingen. De Directeur had op 22 februari 2018 het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, waarna belanghebbende op 27 maart 2018 beroep instelde. De zitting vond plaats op 4 december 2018, waarbij belanghebbende werd bijgestaan door advocaat mr. A en accountant B, terwijl de Directeur werd vertegenwoordigd door mr. C en belastinginspecteur mr. D. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de uitspraak op bezwaar niet door de Inspecteur was gedaan, maar door de Directeur. Hierdoor verklaarde de belastingrechter zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen, aangezien er geen beroep openstond bij de belastingrechter tegen de beslissing van de Directeur. Het Gerecht overwoog dat de Directeur op grond van de Algemene landsverordening landsbelastingen (ALL) verplicht was om processen-verbaal aan de Officier van Justitie toe te sturen, en dat de beslissing over vervolging aan de Officier van Justitie was. De uitspraak eindigde met de mededeling dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van proceskosten en dat partijen binnen twee maanden hoger beroep konden instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 9 januari 2019
BBZ nr. SXM201800391
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken 1940 van:
X, wonende te Sint Maarten,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE DIRECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend te Sint Maarten,
de Directeur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
De Directeur der Belastingen (hierna: de Directeur) heeft op grond van artikel 55, lid 2, Algemene landsverordening landsbelastingen (ALL) bij brief van 6 december 2017 processen-verbaal met betrekking tot belanghebbende doen toekomen aan de Officier van Justitie.
1.2
Belanghebbende heeft op 9 februari 2018 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Directeur heeft bij uitspraak van 22 februari 2018 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft op 27 maart 2018 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
1.5
De Directeur heeft op 26 oktober 2018 een verweerschrift ingediend.
1.6
Belanghebbende heeft op 22 november 2018 een nader stuk ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2018 te Philipsburg. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door advocaat mr. A en accountant B. De Directeur is verschenen in de persoon van mr. C, bijgestaan door belastinginspecteur mr. D. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 31 van de Algemene landsverordening landsbelastingen (ALL) kan beroep worden ingesteld tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak op bezwaar.
2.2
Onderhavige uitspraak op bezwaar is niet gedaan door de Inspecteur, maar door de Directeur. Daartegen staat geen beroep open bij de belastingrechter, zodat de belastingrechter zich onbevoegd verklaard van dit geschil kennis te nemen.
2.3
Gelet op het vorenstaande overweegt het Gerecht het volgende nog ten overvloede. Niet kan worden gezegd, anders dan belanghebbende kennelijk meent, dat de Directeur door het toesturen van de processen-verbaal zelfstandig heeft beslist om tot vervolging over te gaan. Nu in dit geval – zoals de Directeur ter zitting onweersproken heeft gesteld – bijzondere dwangmiddelen zijn toegepast, was de Directeur op grond van artikel 55, lid 2, ALL verplicht de processen-verbaal direct aan de Officier van Justitie toe te sturen. Vervolgens beslist de Officier van Justitie over de opportuniteit van een strafrechtelijke vervolging. Acht de Officier van Justitie vervolging niet wenselijk, dan kan hij op grond van artikel 55, lid 3, ALL de processen-verbaal weer terugsturen aan de Directeur.

3.PROCESKOSTENVERGOEDING

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten.

4.DE BESLISSING

De belastingrechter:
- verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken op 9 januari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Frontstreet 58 (The Courthouse)
Philipsburg
Sint Maarten
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van NAf 300 verschuldigd. In het beroepschrift kan aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.